Rechtbank Amsterdam, 07-05-2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:2700, 10576908 \ CV EXPL 23-9206
Rechtbank Amsterdam, 07-05-2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:2700, 10576908 \ CV EXPL 23-9206
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 7 mei 2024
- Datum publicatie
- 20 augustus 2024
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2024:2700
- Zaaknummer
- 10576908 \ CV EXPL 23-9206
Inhoudsindicatie
Huurrecht. Erfgenamen verantwoordelijk voor oplevering woning bij einde huurovereenkomst en aansprakelijk voor de vergoeding ex artikel 7:225 BW bij het niet voldoen aan de opleveringsplicht. Verhuurder heeft echter niet voldaan aan de schadebeperkingsplicht ex artikel 6:101 BW. De vergoeding ex artikel 7:225 BW wordt daarom beperkt tot een bedrag gelijk aan de huur over een periode van zes maanden.
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10576908 \ CV EXPL 23-9206
Vonnis van 7 mei 2024
in de zaak van
de stichting Stichting Ymere,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.G. Matti,
tegen
1 [gedaagde 1] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. L. Hellinga,
2. [gedaagde 2] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna Ymere, de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden genoemd. De [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen hierna samen gedaagden worden genoemd.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 20 juni 2023, met producties;
de incidentele conclusie van 29 augustus 2023 tot oproeping in vrijwaring, tevens de conclusie van antwoord van de [gedaagde 1] , met producties;
de conclusie van Ymere van 27 september 2023 in het incident tot oproeping in vrijwaring;
het tussenvonnis van 7 november 2023;
het tussenvonnis van 9 januari 2024;
de akte instellen vordering ex artikel 223 Rv van Ymere van 18 januari 2024;
het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 3 april 2024 in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv.
Er is geen vrijwaringzaak aanhangig gemaakt. De mondelinge behandeling in de hoofdzaak en het incident heeft plaatsgevonden op 3 april 2024. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De kantonrechter heeft in het incident mondeling uitspraak gedaan en in de hoofdzaak vonnis bepaald.
2 De feiten
De vader van gedaagden, [naam] , huurde de woning aan de [adres] (hierna: de woning) van Ymere.
Op [overlijdensdatum] 2021 is de vader van gedaagden overleden. Op dat moment bedroeg de huur € 649,49 en woonden gedaagden met hun vader in de woning.
De vader van gedaagden had drie erfgenamen, te weten: gedaagden en hun zus. De zus van gedaagden heeft de nalatenschap verworpen.
Op 18 augustus 2021 is namens de [gedaagde 1] een brief gestuurd aan Ymere waarin onder andere staat dat de vader van gedaagden op [overlijdensdatum] 2021 is overleden en dat de [gedaagde 1] van rechtswege de huurovereenkomst ex artikel 7:268 lid 2 BW tot zes maanden na het overlijden van de vader voortzet en binnen die termijn bij de kantonrechter voortzetting van de huur zal vorderen.
In een brief van de bewindvoerder van de vader van gedaagden aan Ymere van 27 augustus 2021 staat onder andere dat de vader van gedaagden is overleden, dat een kopie van de overlijdensakte wordt bijgevoegd, dat de bewindvoerder heeft begrepen dat Ymere contact heeft gehad met de advocaat van de [gedaagde 1] over de voortzetting van de huurovereenkomst en dat de [gedaagde 1] de huurbetalingen over zal nemen.
De [gedaagde 1] huurt vanaf 25 oktober 2021 een woning in [woonplaats 1] .
Vanaf februari 2022 hebben gedaagden niet meer betaald voor de woning.
Op 17 augustus 2022 zijn namens Ymere brieven met gelijke inhoud aan gedaagden gestuurd. In de brieven staat onder andere: “In bovengenoemd dossier is cliënte, Ymere, geconfronteerd met het overlijden van haar huurder, de heer [naam] . (…)
De huurovereenkomst is van rechtswege geëindigd op 31 oktober 2021. Cliënte heeft moeten constateren dat u de woning tot op heden niet leeg aan cliënte heeft opgeleverd. (…) Verder bestaat er een huurachterstand van € 4927.97, waar u als erfgenamen voor aansprakelijk bent.”
Op de dag van de mondelinge behandeling was de woning nog niet ontruimd.