Home

Rechtbank Arnhem, 03-04-2007, BA2341, 05/090379-04 en 05/520601-06

Rechtbank Arnhem, 03-04-2007, BA2341, 05/090379-04 en 05/520601-06

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
3 april 2007
Datum publicatie
5 april 2007
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2007:BA2341
Zaaknummer
05/090379-04 en 05/520601-06

Inhoudsindicatie

In- en uitvoer van softdrugs; voorbereidingshandelingen tot opzetten van een cocaïnelijn van Zuid-Amerika naar Nederland; criminele organisatie; verboden wapenbezit; exploitatie weedhokken.

Uitspraak

Vonnis

RECHTBANK ARNHEM

Sector strafrecht

Meervoudige kamer (Promis II)

Parketnummer : 05/090379-04, 05/520601-06

Datum zitting : 13 juni 2006, 29 augustus 2006, 10 oktober 2006, 12 december 2006 en 20 maart 2007.

Datum uitspraak : 3 april 2007

Tegenspraak

In de zaak van

de officier van justitie in het arrondissement Arnhem

tegen:

naam : [verdachte],

geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],

adres : [adres],

plaats : [woonplaats].

thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Wilhelminastraat 16 Arnhem.

Raadsman : mr. Th.U. Hiddema, advocaat te Maastricht.

1. De inhoud van de tenlastelegging

Ten aanzien van parketnummer 05/090379-04

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, tenlastegelegd dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2005 tot en met 9 juli 2005 te Arnhem, Elst, gemeente Overbetuwe, Barneveld en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, (ongeveer) 320 kilogram, in elk geval een grote hoeveelheid, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, en/of van een materiaal bevattende hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep, (een) middelen) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers [chauffeur] heeft die hasjiesj en/of hennep in een vrachtauto (truck met oplegger) vanuit Nederland (Arnhem) naar het buitenland (Finland) gebracht/vervoerd, en welk medeplegen van verdachte en/of verdachtes mededader(s)-onder meer- hierin heeft bestaan dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) het transport van die hasjiesj en/of hennep hebben/heeft geregeld (-onder meer- het benaderen/regelen van een vrachtwagenchauffeur ([chauffeur]) en/of het huren/aanschaffen van een truck en/of een oplegger en/of het verzorgen van een -legale- deklading) en/of die hasjiesj en/of hennep hebben/heeft opgeslagen en/of in die vrachtauto hebben/heeft geladen/verborgen en/of die hasjiesj en/of hennep met bestemming naar Finland, althans naar het buitenland, hebben/heeft vervoerd en/of ten vervoer hebben/heeft aangenomen en/of ten vervoer hebben/heeft aangeboden; (zakendossier 49)

2.

hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 maart 2006 te Arnhem en/of in de gemeente Montferland (grensovergang Bergh autoweg A12) en/of te Utrecht en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, (ongeveer) 86 kilogram, in elk geval een grote hoeveelheid, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, en/of van een materiaal bevattende hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep, (een) middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, -onder meer- hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) contact hebben/heeft gelegd en/of onderhouden met (de) leverancier(s) van die hasjiesj en/of hennep en/of het transport van die hasjiesj en/of hennep hebben/heeft geregeld (het benaderen/regelen van een chauffeur ([chauffeur 2]) en/of het huren/aanschaffen van een auto en/of een bestelbus) en/of in bezit zijn/is gekomen van die hasjiesj en/of hennep en/of die hasjiesj en/of hennep vanuit Zwitserland, Frankrijk en/of Duitsland, althans vanuit het buitenland, in een auto (Toyota) naar Nederland hebben/heeft vervoerd en/of (daarbij) -steeds- hebben/heeft gecontroleerd/gekeken of de route die moest worden afgelegd (met name bij het passeren van een grensovergang) veilig was, en/of (vervolgens in Nederland) die hasjiesj en/of hennep uit die auto hebben/heeft geladen en/of hebben/heeft opgeslagen in een pand (woonwagen aan de [adres]) en/of (vervolgens) die hasjiesj en/of hennep (weer) hebben/heeft ingeladen in een bestelbus (Mercedes) en/of die hasjiesj

en/of hennep verder hebben/heeft vervoerd in de richting van Amsterdam en/of naar een plaats elders in Nederland;

(zakendossier 68)

althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:

hij op of omstreeks 01 maart 2006 te Arnhem en/of Utrecht en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer) 86 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, en/of van een materiaal bevattende hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep, (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.

hij in of omstreeks de periode van de maand augustus 2005 tot en met 1 maart 2006 te Arnhem, Apeldoorn, Haarlemmermeer (Schiphol) en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, in ieder geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende enig middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen

en/of zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die/dat feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die/dat feit(en),

-onder meer- hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) een of meerdere malen een reis hebben/heeft geboekt naar Panama en/of Brazilië en/of in verband daarmee (een) vliegticket(s) hebben/heeft besteld en/of betaald en/of naar Schiphol zijn/is gereden en/of naar Panama en/of Brazilië zijn/is gereisd en/of (vervolgens) Panama en Brazilië hebben/heeft bezocht en/of (aldaar) contact hebben/heeft gelegd en/of onderhouden met een of meer personen die betrokken waren bij de handel in verdovende middelen en/of (aldaar) een of meerdere personen hebben/heeft benaderd om verdachte en/of verdachtes mededader(s) in contact te brengen met een of meer personen die betrokken waren bij de handel in verdovende middelen en/of in verband daarmee instructies en/of aanwijzingen hebben/heeft gegeven en/of (via Western Union) geld naar rekeningen in -onder meer- Panama en/of Brazilië hebben/heeft gestort en/of aldaar geld hebben/heeft ontvangen;

(zakendossier 58)

4.

hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2005 te Heelsum en/of Arnhem en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (-onder meer- in een pand aan de [adres] te Heelsum en/of in een pand aan de [adres] te Arnhem en/of in (een) pand(en) aan de [adres] en/of [adres] te Arnhem) een -grote- hoeveelheid hennep en/of een -grote- hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde (telkens) hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;

(zakendossiers 7, 9 en/of 12)

5.

hij op of omstreeks 01 maart 2006 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III en/of munitie van categorie III voorhanden heeft gehad, te weten:

* een revolver (merk Arminius, type HW38, kaliber .38 special),

* een pistool (merk Tanfoglio, type GT28, kaliber 6.35mm),

* een pistool (merk onbekend, type onbekend, kaliber 6.35mm),

* een geweer (enkelloops kogelgeweer, merk Lee Enfield, type 4, kaliber .303),

* een (patroon-)houder (merkloos, type 9X19mm),

* -scherpe- patronen (30 stuks, kaliber . 38 special),

* -scherpe- patronen (6 stuks volmantelpatronen, kaliber 6.35mm),

* -scherpe- patronen (15 stuks volmantelpatronen, kaliber 9X19mm),

* -scherpe- patronen (301 stuks volmantelpatronen, kaliber 7,65mm) en/of

* -scherpe- patronen (6 stuks, kaliber .22LR);

(zakendossier 70)

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

6.

hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 maart 2006 te Arnhem, Apeldoorn, Elst, gemeente Overbetuwe, Barneveld en/of (elders) in Nederland, opzettelijk heeft deelgenomen aan een of meer organisaties, te

weten:

A) een organisatie die (in/omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2005) werd gevormd door (onder meer) verdachte, [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6] en/of andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende II (telen van en/of handel in hennep en/of hennepplanten en/of delen daarvan), althans het plegen van misdrijven, van welke organisatie verdachte (feitelijk) (mede-) leider was,

en/of

B) een organisatie die (in/omstreeks de periode van de maand mei 2005 tot en met 31 juli 2005) werd gevormd door (onder meer) verdachte, [betrokkene 7], [betrokkene 12], [betrokkene 11], [betrokkene 6], [betrokkene 5], [chauffeur], [betrokkene 8] en/of andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II (handel in en/of in-/uitvoer van

hasjiesj/hennep/softdrugs), althans het plegen van misdrijven, van welke organisatie verdachte (feitelijk) (mede-) leider was,

en/of

C) een organisatie die (in/omstreeks de periode van 1 augustus 2005 tot en met 1 maart 2006) werd gevormd door (onder meer) verdachte, [betrokkene 9], [betrokkene 6], [chauffeur 2] en/of andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of II, en/of het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet (handel in en/of in-/uitvoer van hasjiesj/hennep/cocaïne/harddrugs/softdrugs), althans het plegen van misdrijven, van welke organisatie verdachte (feitelijk) (mede-) leider was;

(zakendossiers 75, 2, 7, 9, 12, 22, 27, 42, 49, 68, 58 en/of 70)

Ten aanzien van parketnummer 05/520601-06

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

1.

hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 17 tot en met 20 februari 2006 te Overpelt, althans in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een vrachtauto (Iveco met kenteken [nummer]) en/of een container met aluminium afval en/of een container met aluminium profielen, in ieder geval een of twee containers met inhoud, en/of een hoeveelheid afval koperdraad, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan APK INFRA & BOUW NV en/of Profelco NV en/of Werrens Ijzerhandel BVBA en/of Mentens BV BVBA, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);

(zakendossier 76)

2. Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 20 maart 2007 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. Th.U. Hiddema, advocaat te Maastricht.

Ter terechtzitting van 10 oktober 2006 zijn de zaken van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, gevoegd.

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake het parketnummer 05/090379-04 onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 en 6 en het ter zake parketnummer 05/520601-06 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Voorts tot een geldboete ten bedrage van

€ 6.436,-, bij niet betaling te vervangen door 62 dagen hechtenis.

Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3. De beslissing inzake het bewijs

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in het ten aanzien van parketnummers 05/090379-04 en 05/520601-06 in de wettelijke vorm door de verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, divisie Justitiële Zaken, Unit Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, BPS nummer 06-031857, gesloten op 13 september 2006 met bijlagen.

Ten aanzien van parketnummer 05/090379-04:

Ten aanzien van feit 1

Op 9 juli 2005 is een transport van ongeveer 320 kilo hash in Helsinki onderschept. De hash was verborgen aan de voorzijde in de oplegger.

Dat verdachte samen met anderen bij de uitvoer van dit transport van Nederland naar Finland was betrokken leidt de rechtbank af uit:

- de verklaring van de chauffeur [chauffeur], inhoudende dat er op 5 juli 2005 door een "vulploeg" op een industrieterrein in Arnhem hash is geladen in de trailer van de combinatie waar hij mee naar Finland is gereden ;

- observaties van het OT van 5 juli 2005, waar wordt gezien dat de door [chauffeur] in Eindhoven geladen en naar Arnhem gereden trekker-oplegger wordt geparkeerd bij de woonwagen van verdachte en verdachte samen met [betrokkene 6] en [chauffeur] bezig is bij het koelsysteem van de oplegger. Verder zijn aanwezig [betrokkene 5] en [betrokkene 10], [betrokkene 11] en [betrokkene 12]. Uit de woning van verdachte worden dozen naar de oplegger gebracht en aan de voorzijde mede door verdachte in de oplegger gelegd.

- de verklaring van verdachte [verdachte] na confrontatie met de videobeelden van het OT d.d. 5 juli 2005 dat hij ziet dat het bij hem thuis is en hij zichzelf goed in beeld heeft gezien.

Op grond het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan de uitvoer naar Finland van ongeveer 320 kilo hash. De rol van verdachte gaat verder dan slechts het faciliteren van dit transport, zoals door de raadsman van verdachte is betoogd, nu de hash in de woning van verdachte opgeslagen is geweest en vervolgens vanuit de woning mede door verdachte in de oplegger is geplaatst.

Derhalve acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.

Ten aanzien van feit 2 primair

Terzake dit feit kan het navolgende worden vastgesteld en overwogen.

Op 1 maart 2006 wordt [betrokkene 6] (verder ook te noemen [betrokkene 6]) op de A12 aangehouden terwijl hij een Mercedesbus ([nummer]) bestuurt . In de bus bevindt zich 86 kg hennep, in verhuisdozen, verpakt in gesealde plasticzakken van ieder een ½ kg hennep. De verhuisdozen zijn genummerd: 8 dozen met cijfer 3, bevattende ieder 6 zakken van een ½ kg,

1 doos met cijfer 2 met 4 zakken van een ½ kg en 15 dozen met cijfer 4 bevattende ieder 8 zakken van een ½ kg . [betrokkene 6] heeft deze cijfers op de dozen aangebracht . De dozen zijn bij de woonwagen van verdachte (verder ook te noemen [verdachte] ([verdachte])) vanuit die woonwagen in de bus geladen. Daarbij waren aanwezig [betrokkene 6], [verdachte] en [betrokkene 9] (verder ook te noemen [betrokkene 9]).

Op 1 maart 2006 worden eveneens aangehouden verdachte en [betrokkene 9]. Zij rijden in een Peugeot ([nummer]) . De Peugeot met daarin dus [verdachte] en [betrokkene 9] heeft vanaf het vertrek van de Mercedesbus met daarin [betrokkene 6] vanaf de woonwagen van [verdachte] voortdurend vlak voor en achter die bus gereden . Vanuit de Peugeot had men contact met de bus. [betrokkene 9] had immers een laptop op schoot die aanstond en die contact kon hebben gehad met een peilbaken dat onder aan de Mercedesbus was gemonteerd. Op het hoesje van het peilbaken zijn DNA- sporen van [betrokkene 9] aangetroffen.

De vervoerde hennep was bestemd voor [betrokkene 14], met wie [betrokkene 9] de leverantie telefonisch was overeengekomen.

Een en ander leidt tot de conclusie dat [betrokkene 6], [verdachte] en [betrokkene 9] ter leverantie tezamen een partij hennep over de Nederlandse wegen hebben vervoerd.

De vraag die vervolgens voorligt is of deze partij van 86 kg hennep door verdachte en zijn medeverdachten in samenspraak vanuit Zwitserland in Nederland is geimporteerd.

Ter beantwoording van die vraag kan het navolgende worden vastgesteld en overwogen.

[chauffeur 2] heeft -samengevat- verklaard - wat grotendeels wordt bevestigd door diverse afgeluisterde telefoongesprekken tussen hem en [betrokkene 6] (waarbij [verdachte] soms aanwezig is) en tussen [betrokkene 9] en [betrokkene 6] - dat hij zich op verzoek van [betrokkene 6] geleend heeft om tegen betaling weed in een auto te transporteren. Hij is daartoe 2x tevergeefs naar Zwitserland gereden. Op 27 februari 2006 is hij wederom naar Zwitserland gegaan. In een plaatsje in de buurt van Basel zijn in aanwezigheid van [betrokkene 9] en [verdachte] drugs in een door hem gehuurde auto geladen. Daarna zijn ze (dus in de nacht van 27/28 februari 2006) rechtsstreeks naar Nederland gereden, alwaar de drugs zijn overgeladen in de woonwagen van [verdachte].

Uit afgeluisterde telefoongesprekken tussen [betrokkene 6] en [betrokkene 9] blijkt dat [betrokkene 6] in de gaten heeft gehouden of het veilig was bij de grensovergang tussen Duitsland en Nederland.

Gelet op met name de omstandigheid dat de door [chauffeur 2] vanuit Zwitserland via Duitsland vervoerde partij drugs in de woonwagen van [verdachte] is geladen en op de omstandigheid dat de 86 kg hennep vanuit de woonwagen van [verdachte] in de Mercedesbus is geladen, komt het de rechtbank uiterst hypothetisch voor dat het niet om een en dezelfde partij zou gaan. Dit temeer nu de 86 kg hennep is gekwalificeerd als “buitenweed” (dus niet gekweekt in Nederland) . En verdachte en zijn medeverdachten zwijgen allen en hebben derhalve geen andere aannemelijke verklaring voor de afkomst van de onderhavige 86 kg hennep gegeven.

Al hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen leidt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat het onder feit 2, primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is.

Ten aanzien van feit 3

De vraag die ter beantwoording voorligt is - beknopt - of verdachte (verder ook te noemen [verdachte] ([verdachte])) tezamen met [betrokkene 6] (verder ook te noemen [betrokkene 6]) [betrokkene 9] (verder ook te noemen [betrokkene 9]) geprobeerd hebben een cocainelijn vanuit Zuid-Amerika naar Nederland op te zetten. Van belang bij de beantwoording van deze vraag is dat verdachte en zijn medeverdachten terzake vrijwel niets hebben verklaard; zij hebben zich allen beroepen op hun zwijgrecht. Dit brengt mee dat de rechtbank bij de duiding van de ter beschikking staande bewijsmiddelen kan komen tot de vaststelling van de onderstaande redengevende feiten en omstandigheden. Verdachte en zijn mededaders hebben immers geen andere aannemelijke duiding gegeven.

[betrokkene 6] is in de periode september 2005 tot en met februari 2006 viermaal naar Zuid-Amerika afgereisd: van 29 september 2005 tot en met 5 oktober 2005 naar Panama, en van respectievelijk 23 november 2005 tot en met 1 december 2005, van 17 december 2005 tot en met 22 december 2005 en van 9 januari 2006 tot en met 13 februari 2006 naar Brazilie.

Tijdens zijn verblijf in Panama en daarna tijdens zijn verblijf in Brazilie heeft [betrokkene 6] contact gehad met [betrokkene 15] (Panama en Brazilie), [betrokkene 16] (Brazilie), [betrokkene 17] (Brazilie) en [betrokkene 18] (Brazilie). Het oogmerk dat [betrokkene 6] bij deze contacten had was drugs. Ten aanzien van al deze genoemde personen, uitgezonderd [betrokkene 16], geldt immers dat zij drugsantecedenten hebben . En in geval van [betrokkene 15] en diens zakenpartner [betrokkene 16] geldt dat [betrokkene 6] wenste dat deze hem in contact zouden brengen met een drugscontact (een Libanees)/drugscontacten die zij in Brazilie hadden. En wat betreft [betrokkene 18]: deze heeft gedurende zijn verblijf in Brazilie (vanaf 24 januari 2006 ) telefonisch contact met ene [betrokkene 19], waarbij in versluierde taal over cocaine wordt gesproken . Voorts tracht [betrokkene 6] hem onder druk te zetten: [betrokkene 18] wordt door [betrokkene 6] bedreigd.

Dat [betrokkene 6] voornoemd oogmerk had, wordt bovendien bevestigd door het navolgende:

Op 1 december 2005 wordt [betrokkene 6] van Schiphol opgehaald door zijn vader [verdachte] en [betrokkene 9]. Een lid van het observatieteam vangt het navolgende op uit een gesprek tussen [betrokkene 6], [verdachte] en [betrokkene 9]:

“Ik hoorde dat [betrokkene 6] onder meer de volgende woorden gebruikte: “4500 bolletjes”, “via Madrid, Peru-Bolivia-Colombia-Panama”, “tussen 5-2000”, “Kerst of januari”, “40%-50%”, en enkele malen “koffers en tassen”.

Ik hoorde [verdachte] zeggen: “Libanees”, “geen plezierreisje”, “het gaat om een hoop geld”.

Ik hoorde [betrokkene 9] een paar maal de naam “[betrokkene 15]”noemen.

Ik hoorde dat [betrokkene 6] voor ongeveer 80% aan het woord was tijdens het gesprek.”

[verdachte] en [betrokkene 9] hadden weet van voornoemd oogmerk van [betrokkene 6] en waren daarbij betrokken. Dit blijkt niet alleen uit het vorenstaand, afgeluisterd - deel van een - gesprek tussen hen drieen, maar ook uit het navolgende.

[betrokkene 9] heeft [betrokkene 6] eveneens opgehaald van Schiphol op 22 december 2005 en hem op 17 december 2005 en 9 januari 2006 naar Schiphol gebracht . Het ticket voor de vlucht op 17 december is door [betrokkene 9] gefinancierd door middel van de creditcard van zijn [betrokkene 20].

[verdachte] wist waar [betrokkene 6] mee bezig was in Panama. Zo is [betrokkene 15] een bekende van [verdachte]; hij heeft weet van het drugsverleden van [betrokkene 15] en dat de laatste in 1999 was aangehouden op Schiphol met cocaine in zijn koffer en in in verband met drugs gedetineerd is geweest in Engeland. Ook heeft [verdachte] het contact tussen [betrokkene 6] en [betrokkene 15] in Panama geregeld.

Voorts wisten [verdachte] en [betrokkene 9] van (het verloop van) de contacten van [betrokkene 6] in Brazilie met respectievelijk [betrokkene 15]/[betrokkene 16], de vermeende ziekte van [betrokkene 15] waardoor het leggen van een contact met de “Lib”niet doorging, met [betrokkene 17] en met [betrokkene 18], welke contacten niet wilden vlotten. Van dit alles getuigen de veelvuldige telefoongesprekken tussen [betrokkene 6] enerzijds en [verdachte] en/of [betrokkene 9] anderzijds en de e-mail/internet contacten tussen [betrokkene 6] en [betrokkene 9], beide tussen en/of tijdens de verblijven van [betrokkene 6] in Brazilie, alsmede de OVC gesprekken tussen [betrokkene 9] en [betrokkene 6] na zijn laatste reis naar Brazilie.

En tenslotte financierden [verdachte] en [betrokkene 9], de laatste naast de vliegreis op 17 december 2005, verblijfkosten van [betrokkene 6] in Brazilie. De hele operatie heeft hen alledrie veel geld gekost.

Het bovenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat [betrokkene 6] in samenspraak met [verdachte] en [betrokkene 9] en gefinancierd mede door de laatstgenoemden getracht heeft in en vanuit Zuid-Amerika een cocainelijn op te zetten naar Nederland.

Het onder feit 2 tenlastegelegde acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen. Dit met inachtneming van het navolgende.

Dat de verblijven van [betrokkene 6] aldaar alleen tot doel gehad zouden hebben om de import van minimotortjes in Nederland te realiseren, is niet aannemelijk. Tijdens voornoemde veelvuldige telefoongesprekken en e-mailcontacten wordt - op een telefoongesprek na - in het geheel niet gesproken over minimotortjes.

Het verweer dat de verklaring van [betrokkene 16] niet geloofwaardig is omdat deze verklaring telefonisch is opgenomen passeert de rechtbank. Een dergelijk opgenomen verklaring maakt deze nog niet - zo zonder meer - ongeloofwaardig. Bovendien wordt de verklaring van [betrokkene 16] op vele punten bevestigd door de diverse verklaringen van [betrokkene 15] en vice-versa.

En tenslotte, dat aan het afgeluisterde gesprek op Schiphol geen bewijs kan worden ontleend omdat -zo is aangevoerd- het bijvoorbeeld ook kan gaan om een (voorgelezen) krantenbericht passeert de rechtbank eveneens. De gehoorde woorden passen in het verhaal dat [betrokkene 15] heeft geschetst in zijn verklaringen, en wiens naam nota bene ook genoemd wordt.

De omstandigheid dat observant 789 alleen deze desbetreffende woorden heeft opgevangen uit een circa 30 minuten durend gesprek en dat deze observant bij de rechter-commissaris niet bevraagd mocht worden over de omstandigheden waarin hij zich bevond toen hij de woorden hoorde, doet - zo zonder meer - niet af aan de geloofwaardigheid van het gehoorde. De observant heeft zulks immers op ambtsbelofte verklaard.

Ten aanzien van feit 4

Op 10 januari 2005 is in een schuur behorende bij het perceel [adres] te Heelsum een hennepkwekerij met 458 planten aangetroffen . Verdachte was met [betrokkene 1] bij de exploitatie daarvan betrokken. De inrichting en het onderhoud werd aan anderen opgedragen. Een en ander leidt de rechtbank af uit de verklaring van verdachte van 22 mei 2006 en de verklaring van [betrokkene 3] van 2 mei 2006.

Verdachte heeft verklaard dat hij bij zijn woonwagen aan de [adres] te Arnhem met anderen een hennepkwekerij heeft gehad . Deze verklaring wordt bevestigd door de verklaring van [betrokkene 3] van 2 mei 2006. Uit die verklaring leidt de rechtbank tevens af dat er een aantal malen is geoogst. Ook heeft verdachte verklaard die kwekerij te hebben afgebroken na te zijn getipt over een op handen zijnde politie-inval. Dit laatste vindt bevestiging in een aantal telefoongesprekken en de verklaring van [betrokkene 21] van 23 mei 2006, uit welke gesprekken en verklaring tevens kan worden afgeleid dat de kwekerij tot eind mei 2005 heeft bestaan.

Op 31 maart 2005 zijn in twee schuren behorende bij de percelen [adres] en [adres] te Arnhem en in de woning [adres] hennepkwekerijen aangetroffen.

Bij de ontmanteling meldde [betrokkene 22] spontaan dat de kwekerijen zijn eigendom waren. Dat verdachte met anderen bij de exploitatie van deze kwekerijen betrokken was, leidt de rechtbank af uit

- de verklaring van [betrokkene 3] van 2 mei 2006, inhoudende dat de opbrengst (van die kwekerijen) naar [verdachte] en [betrokkene 1] ging, dat hij [betrokkene 22] bij [verdachte] heeft gezien en dat [betrokkene 22] daar geld kreeg van [verdachte];

- de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 maart 2007, inhoudende dat hij in deze kwekerij heeft geïnvesteerd;

- de verklaring van verdachte van 24 mei 2006, voor zover inhoudende dat hij van de opbrengst van die kwekerij wel wat gehad zal hebben.

Derhalve acht de rechtbank het onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Ten aanzien van feit 5

In de woning en op het terrein rondom de woning van verdachte is bij een doorzoeking op 1 maart 2006 een groot aantal wapens en munitie inbeslaggenomen. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat hij een geweer, aangetroffen in de hal van de eerste verdieping, en een patroonhouder met 15 stuks munitie, aangetroffen in een zwart BMW tasje in de kast van de hal, voorhanden had.

Hij heeft verklaard dat hij dacht dat hij het geweer voorhanden mocht hebben en wel wist dat het verboden was de patroonhouder en munitie in huis te hebben. Hij wist evenwel niets van de aanwezigheid van de bus met wapens en munitie op het terrein om zijn woning. Over de 6 stuks munitie in een luciferdoosje die in zijn slaapkamer zijn gevonden heeft hij niet verklaard.

De aangetroffen wapens en munitie zijn wapens en munitie als bedoeld in respectievelijk artikel 2 lid 1 categorie III onder 1e en artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet Wapens en Munitie .

Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte de beschikkingsmacht over alle wapens en munitie, ook die in de bus op het terrein rond zijn woning waren begraven, en was hij zich ook bewust van de aanwezigheid van die voorwerpen.

Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking

- dat verdachte wist het geweer en de patroonhouder met munitie voorhanden te hebben. Dat verdachte het geweer van de politie voorhanden zou mogen hebben is ongeloofwaardig nu de politie heeft geconstateerd dat het onklaar maken van het geweer niet op de voorgeschreven wijze is geschied en het wapen valt onder de bepaling van artikel 2, lid 1, categorie III, onder 1e van de Wet Wapens en Munitie;

- dat er maar één woning staat op het terrein waar de bus lag begraven, de woning van verdachte, waar hij (in het verleden met zijn gezin) gedurende zeer lange tijd woont. De bus is vlak bij de woning aangetroffen;

- dat verdachte noch één van zijn (ex) huisgenoten een verklaring hebben gegeven waarom die wapens en munitie daar door anderen begraven kunnen zijn;

- het in de auto van medeverdachte [betrokkene 9] afgeluisterde gesprek van 13 februari 2006 , waarin de drie zonen van verdachte, die allen op het adres van verdachte hebben gewoond, laten weten dat “er dwars door de vloer is geschoten door een goser, met dat ding van ons”en “Oh zo’n ding wil ik ook hebben” waarop een van de broers antwoordt : “Die revolver?”.

Dit feit is derhalve wettig en overtuigend bewezen.

Ten aanzien van feit 6

In de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2005 is verdachte betrokken geweest bij de exploitatie van hennepkwekerijen. Verwezen wordt naar hetgeen ten aanzien van feit 4 is overwogen. Daarnaast is er sprake geweest van een zekere bemoeienis van verdachte met kwekerijen in Dronrijp, Arnhem en Heerhugowaard .

Uit de desbetreffende zakendossiers blijkt dat er sprake was van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband tussen [betrokkene 1], verdachte, [betrokkene 2], [betrokkene 5], [betrokkene 3] en [betrokkene 4]. Blijkens de uitgeluisterde telefoongesprekken was er veelvuldig telefonisch contact over allerlei aangelegenheden betreffende de kwekerijen . Daarbij werd versluierend taalgebruik gebezigd. Naast [betrokkene 1], die de hoofdrol vervulde, was ook verdachte investeerder en gaf ook hij instructies. Door [betrokkene 2] werd gezocht naar geschikte plaatsen voor het opzetten van kwekerijen. De inrichting van de kwekerijen werd opgedragen aan [betrokkene 3] en [betrokkene 4]. Zij werden voorzien van materiaal en gereedschappen en werden wekelijks uitbetaald. [betrokkene 3] werkte blijkens zijn verklaring vanaf maart 2005 volle werkweken. Hij vond het net een bedrijf .

Voorts werd door verdachte tegen hem onwelgevallige praktijken krachtig opgetreden.

Naar het oordeel van de rechtbank betrof het een criminele organisatie, waaraan verdachte heeft deelgenomen. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat verdachte gezien zijn rol dient te worden aangemerkt als (mede) leidinggevende van die organisatie.

In de periode van mei 2005 tot en met juli 2005 was verdachte betrokken bij de uitvoer van een grote partij hennep vanuit Nederland naar Finland. Verwezen wordt naar hetgeen ten aanzien van feit 1 is overwogen. Daarnaast heeft verdachte zich in die periode, zij het marginaal, bemoeid met de vermissing van een vrachtwagen waarmee een partij hennep werd vervoerd vanuit Spanje naar Frankrijk, met bestemming Nederland . Ook bij de organisatie van deze transporten ging het om een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband waarin naast verdachte [betrokkene 12], [betrokkene 11], [betrokkene 7] en [betrokkene 6] participeerden. Er was sprake van een professionele aanpak. Dit blijkt uit het gebruik van vrachtauto’s die werden gehuurd door op naam van [betrokkene 7] gestelde bedrijven , het gebruik van zogenoemde dekladingen, de inzet van externe chauffeurs, de uitgekiende wijze waarop bij feit 1 de partij hennep in de vrachtwagen werd verstopt, de inzet van plaatsbepalingsapparatuur in de andere zaak en het gebruik van afgeschermde communicatiemiddelen.

Naar het oordeel van de rechtbank betrof het ook hier een criminele organisatie waaraan verdachte heeft deelgenomen. De rol van verdachte binnen deze organisatie was naar het oordeel van de rechtbank echter niet zodanig dat hij als (mede) leidinggevende van die organisatie moet worden beschouwd.

In de periode van 1 augustus 2005 tot en met 1 maart 2006 was verdachte aanvankelijk betrokken bij het opzetten van een cocaïnelijn vanuit Zuid-Amerika naar Nederland en naderhand bij de invoer van een partij hennep vanuit Zwitserland naar Nederland. Verwezen wordt naar hetgeen ten aanzien van de feiten 2 en 3 is overwogen. Bij deze activiteiten waren ook [betrokkene 6] en [betrokkene 9] betrokken. Ook in dit geval betrof het een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband, waarbij verdachte een aansturende rol vervulde - aanvankelijk alleen en naderhand met [betrokkene 9] - en contacten aanboorde met hem bekende personen met antecedenten op het gebied van de Opiumwet. De professionele aanpak komt in dit geval naar het oordeel van de rechtbank tot uitdrukking in het gebruik van afgeschermde communicatiemiddelen en de inzet van plaatsbepalingsapparatuur. Voorts kan uit een aantal ovc-gesprekken worden afgeleid dat geweld niet wordt geschuwd . In dit verband dient ook te worden gewezen op de wapens die zijn aangetroffen bij de doorzoeking van de woonwagen en het bijbehorende terrein van verdachte.

Ook in dit geval was er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een criminele organisatie, waaraan verdachte opzettelijk heeft deelgenomen als (mede)leidinggevende.

Derhalve acht de rechtbank feit 6 wettig en overtuigend bewezen.

Ten aanzien van parketnummer 05/520601-06

Op 27 februari 2006 is bij de Belgische politie namens APK INFRA en BOUW NV (hierna: APK), gevestigd in Overpelt (België) aangifte gedaan van diefstal van een vrachtwagen, kenteken [nummer], met container, tussen 17 en 20 februari 2006 . De container werd op 20 februari 2006 aangetroffen bij de ingang van het eveneens in Overpelt gevestigde bedrijf Profelco. Bij Profelco bleken twee containers met aluminiumafval te zijn weggenomen alsmede een hoeveelheid afval-koperdraad. Ook van die diefstal is aangifte gedaan bij de Belgische politie, op 3 maart 2006.

Met zogenoemde ovc-apparatuur heeft de politie gesprekken opgenomen die op 18 en 19 februari 2006 zijn gevoerd in een Peugeot met kenteken [nummer]. Door middel van stemherkenning is vastgesteld dat het gaat om gesprekken die (in wisselende samenstelling) zijn gevoerd door verdachte, [betrokkene 23] en [betrokkene 7].

Uit de gesprekken tussen verdachte en [betrokkene 23] leidt de rechtbank af dat zij [betrokkene 5] de bij APK weggenomen vrachtauto hebben laten besturen voor het transport van de als eerste bij Profelco weggenomen container en dat zij hem daarbij hebben vergezeld. Voorts blijkt uit die gesprekken dat zij voor het transport van de als tweede bij Profelco weggenomen container [betrokkene 7] hebben ingeschakeld als chauffeur van die vrachtauto, dat zij ook hem hebben begeleid en ten nauwste betrokken zijn geweest bij het wegnemen van die container. Voorts blijkt de betrokkenheid van [betrokkene 7] uit een gesprek tussen hem, verdachte en [betrokkene 23], waarbij de betaling van een bedrag van € 500,-- aan [betrokkene 7] aan de orde komt .

Om die redenen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met anderen heeft schuldig gemaakt aan het plegen van diefstal van de containers.

Overtuigend bewijs dat verdachte zich tevens heeft schuldig gemaakt aan diefstal van de vrachtauto is er naar het oordeel van de rechtbank echter niet. Rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat er na de diefstal van de vrachtauto bij Profelco twee afzonderlijke ritten naar Overpelt zijn gemaakt om de beide containers op te halen. In dat geval kan de bekendheid van verdachte met de weg naar Profelco tijdens de rit waarbij de tweede container werd ontvreemd, verklaard worden uit zijn betrokkenheid bij de diefstal bij de eerste container, waarbij [betrokkene 5] de vrachtauto bestuurde. Van belang in dit verband acht de rechtbank de opmerking van verdachte tegen [betrokkene 23]: “Jij bent er een keer meer geweest als mij he.” . Dat zou er op kunnen duiden dat aan de twee ritten waarbij de containers werden ontvreemd een afzonderlijke tocht naar Overpelt is voorafgegaan waarbij de vrachtauto is gestolen, maar waarbij verdachte niet betrokken was.

Derhalve acht de rechtbank van dit onderdeel van het tenlastegelegde feit niet bewezen.

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/090379-04 1, 2 primair, 3, 4, 4 en 6 tenlastegelegde en het onder parketnummer 05/520601-06 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:

1.

hij in de periode van 1 juni 2005 tot en met 9 juli 2005 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, (ongeveer) 320 kilogram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, en/of van een materiaal bevattende hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep, (een) middelen) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, immers [chauffeur] heeft die hasjiesj en/of hennep in een vrachtauto (truck met oplegger) vanuit Nederland (Arnhem) naar het buitenland (Finland) vervoerd, en welk medeplegen van verdachte en/of verdachtes mededader(s)-onder meer- hierin heeft bestaan dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) het transport van die hasjiesj en/of hennep hebben/heeft geregeld (-onder meer- het benaderen/regelen van een vrachtwagenchauffeur ([chauffeur]) en het huren/aanschaffen van een truck en een oplegger en het verzorgen van een -legale- deklading) en die hasjiesj en/of hennep hebben/heeft opgeslagen en in die vrachtauto hebben/heeft geladen/verborgen en die hasjiesj en/of hennep met bestemming naar Finland, hebben/heeft vervoerd;

2.

hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 maart 2006 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, (ongeveer) 86 kilogram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, en/of van een materiaal bevattende hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep, (een) middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, -onder meer- hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) contact hebben/heeft gelegd en onderhouden met (de) leverancier van die hasjiesj en/of hennep en het transport van die hasjiesj en/of hennep hebben/heeft geregeld (het benaderen/regelen van een chauffeur ([chauffeur 2]) en het huren/aanschaffen van een auto en/of een bestelbus) en die hasjiesj en/of hennep vanuit Duitsland, in een auto (Toyota) naar Nederland hebben/heeft vervoerd en (daarbij)

hebben/heeft gecontroleerd/gekeken of de route die moest worden afgelegd (bij het passeren van een grensovergang) veilig was, en (vervolgens in Nederland) die hasjiesj en/of hennep uit die auto hebben/heeft geladen en hebben/heeft opgeslagen in een pand (woonwagen aan de [adres]) en (vervolgens) die hasjiesj en/of hennep (weer) hebben/heeft ingeladen in een bestelbus (Mercedes) en die hasjiesj en/of hennep verder hebben/heeft vervoerd in de richting van Amsterdam;

3.

hij in de periode van de maand augustus 2005 tot en met 1 maart 2006 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen, anderen heeft getracht te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of zich en/of anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die/dat feit(en) heeft getracht te verschaffen, -onder meer- hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) malen een reis hebben/heeft geboekt naar Panama en Brazilië en in verband daarmee vliegtickets hebben/heeft besteld en betaald en naar Schiphol zijn/is gereden en naar Panama en Brazilië zijn/is gereisd en contact hebben/heeft gelegd en onderhouden met personen die betrokken waren bij de handel in verdovende middelen en personen hebben/heeft benaderd om verdachte en/of verdachtes mededader(s) in contact te brengen met een of meer personen die betrokken waren bij de handel in verdovende middelen en in verband daarmee instructies en/of aanwijzingen hebben/heeft gegeven en (via Western Union) geld naar rekeningen in -onder meer- Panama en/of Brazilië hebben/heeft gestort;

4.

hij, op tijdstippen, in de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2005 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt, (-onder meer- in een pand aan de [adres] te Heelsum en in een pand aan de [adres] te Arnhem en in (een) pand(en) aan de [adres] en/of [adres] te Arnhem) een -grote- hoeveelheid hennepplanten zijnde (telkens) hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;

5.

hij op 01 maart 2006 te Arnhem, wapens van categorie III en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad, te weten:

* een revolver (merk Arminius, type HW38, kaliber .38 special),

* een pistool (merk Tanfoglio, type GT28, kaliber 6.35mm),

* een pistool (merk onbekend, type onbekend, kaliber 6.35mm),

* een geweer (enkelloops kogelgeweer, merk Lee Enfield, type 4, kaliber .303),

* een (patroon-)houder (merkloos, type 9X19mm),

* -scherpe- patronen (30 stuks, kaliber . 38 special),

* -scherpe- patronen (6 stuks volmantelpatronen, kaliber 6.35mm),

* -scherpe- patronen (15 stuks volmantelpatronen, kaliber 9X19mm),

* -scherpe- patronen (301 stuks volmantelpatronen, kaliber 7,65mm) en/of

* -scherpe- patronen (6 stuks, kaliber .22LR);

6.

hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 maart 2006 in Nederland, opzettelijk heeft deelgenomen aan een een organisatie die in de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2005 werd gevormd door verdachte, [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], welke organisatie tot oogmerk had het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen en afleveren van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende II (telen van en/of handel in hennep en/of hennepplanten en/of delen daarvan), van welke organisatie verdachte feitelijk (mede-) leider was, en een organisatie die in de periode van de maand mei 2005 tot en met 31 juli 2005 werd gevormd door verdachte, [betrokkene 7], [betrokkene 12], [betrokkene 11], [betrokkene 6], [betrokkene 5], welke organisatie tot oogmerk had verkopen en afleveren, en het binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II (handel in en/of in-/uitvoer van hasjiesj/hennep/ softdrugs), en een organisatie die in de periode van 1 augustus 2005 tot en met 1 maart 2006 werd gevormd door verdachte, [betrokkene 9], [betrokkene 6], welke organisatie tot oogmerk had het verkopen en afleveren, en het binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of II, (handel in en/of in-/uitvoer van hasjiesj/hennep/cocaïne/harddrugs/softdrugs), van welke organisatie verdachte feitelijk (mede-) leider was;

Ten aanzien van parketnummer 05/520601-06

1.

hij, op tijdstippen, in of omstreeks de periode van 17 tot en met 20 februari 2006 te Overpelt, althans in België, tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een container met aluminium afval en een container met aluminium profielen, en een hoeveelheid afval koperdraad, toebehorende aan Profelco NV en/of Werrens IJzerhandel BVBA en/of Mentens BV BVBA,

Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Parketnummer 05/090379-04

Ten aanzien van feit 1 en feit 2 primair, telkens:

“medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, eerste lid, onder A van de Opiumwet gegeven verbod”

Ten aanzien van feit 3

“het medeplegen van een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door een ander trachten te bewegen om dat feit te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid middelen of inlichtingen te verschaffen”

Ten aanzien van feit 4

“medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd”.

Ten aanzien van feit 5

“handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd”

en

“handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd”.

Ten aanzien van feit 6

“het als (mede)leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, meermalen gepleegd”

en

“het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven”

Parketnummer 05/520601-06

“diefstal door twee of meer verenigde personen”.

4b. De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

5. De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.

6. De motivering van de sanctie(s)

Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:

- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;

- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:

• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 4 augustus 2006;

• een voorlichtingsrapport van een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 15 mei 2006, betreffende verdachte.

De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.

Blijkens de justitiële documentatie is de verdachte meerdere malen eerder veroordeeld voor misdrijven uit de Opiumwet en de Wet Wapens en Munitie. Tevens is hij eerder veroordeeld terzake artikel 140 Wetboek van Strafrecht. Verdachte heeft hiervoor in het verleden forse gevangenisstraffen uitgezeten die hem blijkbaar niet weerhouden hebben van het opnieuw begaan van dergelijke strafbare feiten.

Vast staat dat verdachte tezamen met anderen gedurende een lange periode zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan het door middel van verschillende internationale transporten, waarbij voor het vervoer gebruik is gemaakt van andere personen, importeren en exporteren van en naar het buitenland van aanzienlijke hoeveelheden soft drugs. Mede door verdachtes handelen is de (groot)handel in softdrugs in stand gehou¬den.

Ook heeft verdachte tezamen met anderen zich schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen voor het opzetten van een cocaïnelijn vanuit Zuid-Amerika.

Tevens heeft verdachte wapens en munitie voorhanden gehad.

Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) het drijven van meerdere hennepkwekerijen. Handel in hennep is een financieel lucratieve bezigheid en ook kwekers van dit product plegen aanmerkelijke winsten te maken.

Daarnaast heeft hij samen met een ander twee containers met inhoud en koperdraad gestolen.

Verdachte heeft zijn activiteiten ontplooid in het verband van een drietal criminele organisaties.

Verdachte heeft aldus enerzijds een bijdrage geleverd aan de instandhouding van een markt voor softdrugs en harddrugs. De gezondheidsbelangen van anderen worden daardoor op het spel gezet en ook de maatschappij lijdt onder de door de gebruikers gepleegde (verwervings)-criminaliteit.

Anderzijds geldt dat de opzet van de cocaïnelijn uiteindelijk niet tot stand is gekomen door de weinig professionele wijze van optreden van verdachte en zijn medeverdachten.

Ook al heeft verdachte van zijn criminele handelen nauwelijks profijt gehad –zoals betoogd is door de raadsman- , is thans toch een langdurige, geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Verdachte had zeker eerder tot het inzicht moeten komen dat crimineel handelen niet de gewenste weg is.

Naar het oordeel van de rechtbank kan derhalve niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

De rechtbank komt tot een lagere gevangenisstraf dan de officier van justitie nu de rechtbank dit mede gelet op de “klunzige” voorbereidingshandelingen een meer passende afdoening vindt en zal derhalve een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven jaren opleggen.

Uit de samenhang van de bewezenverklaarde feiten blijkt dat verdachte alleen oog heeft gehad voor eigen financieel gewin. Dit brengt de rechtbank ertoe om, naast bovengenoemde gevangenisstraf, tevens een geldboete op te leggen ter hoogte van de waarde van de goederen waarop conservatoir beslag ligt, te weten € 6.436,-

7. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 23, 24, 24c, 27, 47, 57, 91 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2, 3, 10, 10a en 13 van de Opiumwet op de artikelen 2, 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.

8. De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:

Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot

A) een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren.

Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.

en

B) een geldboete van € 6.436,- (zesduizendvierhonderdzesendertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 62 dagen hechtenis.

Aldus gewezen door:

mr. J.H.M. Westenbroek, rechter, als voorzitter,

mr. J.P. Bordes, rechter,

mr. M.C Gerritsen, rechter,

in tegenwoordigheid van mr. M.C.A. Plantenga, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 april 2007.