Home

Rechtbank Arnhem, 30-12-2009, BK9708, 180290

Rechtbank Arnhem, 30-12-2009, BK9708, 180290

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
30 december 2009
Datum publicatie
18 januari 2010
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2009:BK9708
Zaaknummer
180290

Inhoudsindicatie

Hennepzaak.

Op basis van de stukken is niet aannemelijk geworden dat er inderdaad - zoals Liander stelt - 13 kweken zijn geweest. Vaststaat wel dat enige tijd hennep is gekweekt in de woning.

De rechtbank schat zelf de omvang daarvan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 180290 / HA ZA 09-152

Vonnis van 30 december 2009

in de zaak van

de naamloze vennootschap

LIANDER N.V.,

gevestigd te Arnhem,

eiseres,

advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,

tegen

[eiser],

wonende te [woonplaats],

gedaagde,

advocaat mr. J.G.T. Stapelbroek- Klooken te Arnhem.

Partijen zullen hierna Liander en [gedaagde] genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 16 september 2009 (hierna te noemen het tussenvonnis)

- de akte van Liander

- de antwoordakte van [gedaagde].

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De verdere beoordeling

2.1. De rechtbank blijft bij hetgeen in het tussenvonnis is overwogen.

2.2. In het tussenvonnis is de zaak naar de rol verwezen om Liander in de gelegenheid te stellen het frauderapport over te leggen en om aan de hand daarvan het gestelde aantal van 13 kweken nader te onderbouwen.

2.3. Liander heeft echter geen frauderapport overgelegd. Wel heeft zij haar stellingen met betrekking tot het geschatte aantal van 13 kweken nader onderbouwd aan de hand van een aantal pagina’s uit het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht” van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (het BOOM-rapport), kopieën van foto’s uit het strafdossier, het proces-verbaal van verhoor van de stiefzoon van [gedaagde] en een overzicht van geldbedragen die zijn overgeboekt naar [buitenland]. Uit de foto’s blijkt volgens haar dat er een droogrek met kweekresten in het pand aanwezig was, dat er een laag stof ligt op de blauwe rand van het koolstoffilter en dat er gebruikte snoeischaren zijn gevonden. Liander heeft in dit verband nader gesteld dat er bij de politie sinds 20 april 2006 drie anonieme meldingen met betrekking tot het desbetreffende pand zijn binnen gekomen. Tenslotte heeft zij nog een kopie van een aankoopbon van groeimiddelen en potgrond van 22 juni 2007 overgelegd. Deze bon is bij de inval in de woning van [gedaagde] in zijn portemonnee aangetroffen.

2.4. Met [gedaagde] kan evenwel worden geconcludeerd dat uit het BOOM-rapport geen aanvullende feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid met betrekking tot het aantal kweken. Ook de enkele vermelding van een drietal anonieme meldingen, zonder dat duidelijkheid wordt gegeven over de inhoud van alle drie meldingen, de omstandigheden waaronder die meldingen zijn gedaan en de reden waarom door de politie geen actie is ondernomen, biedt geen nadere aanknopingspunten voor het aantal kweken. Dat geldt ook voor de kopieën van de foto’s. Nog daargelaten dat de overgelegde kopieën niet altijd even helder zijn, kan aan de enkele aanwezigheid van een droogrek met hennepresten, stof en scharen niet de conclusie worden verbonden dat er 13 eerdere kweken hebben plaatsgevonden. Dat zelfde geldt voor de aanwezigheid van de gestelde en op zich niet betwiste aanwezigheid van kalkaanslagresten in de waterton, de vervuiling van het koolstoffilter en de dikke wortels van hennepplanten. Van Liander had minimaal mogen worden verwacht dat zij zou hebben aangegeven hoe lang het duurt tot de wortels van hennepplanten de aangetroffen dikte bereiken dan wel hoeveel tijd er moet zijn verstreken voor dat de kalkaanslag en de mate van vervuiling zijn bereikt zoals in de woning aangetroffen. Nu die nadere onderbouwing ontbreekt, is op basis van de genoemde stukken niet aannemelijk geworden dat er inderdaad 13 kweken zijn geweest. Dit volgt in elk geval ook niet uit de verklaring van de stiefzoon van [gedaagde] aangezien hij zegt in het geheel niets te weten van hennepteelt in de woning van zijn stiefvader.

2.5. Zoals evenwel in het tussenvonnis reeds is vastgesteld, is er wel enige tijd hennep gekweekt in de woning. De rechtbank zal de omvang hiervan thans zelf schatten. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij het overzicht van geldbedragen die zijn overgeboekt naar [buitenland] nu [gedaagde] niet heeft betwist dat er, in de in het overzicht genoemde periode, daadwerkelijk contante bedragen zijn overgeboekt. Weliswaar stelt [gedaagde] dat de overboekingen niets zeggen over de hoogte van enige verdiensten en/of de opbrengst van een aantal kweken maar nu [gedaagde] niet zelf een deugdelijk onderbouwde verklaring heeft voor de ontvangst van deze bedragen, is er aanleiding om aan te nemen dat hij die bedragen heeft verdiend met de kweek van hennep. Van [gedaagde] had in elk geval mogen worden verwacht dat hij zijn stelling dat hij contante bedragen ontving van een familielid uit Amerika in elk geval nader zou hebben toegelicht. Meer in het bijzonder had hij details kunnen en moeten verstrekken over dit familielid en de wijze waarop het bedrag vanuit Amerika bij hem terecht was gekomen. Dat geldt eveneens voor de stelling dat een deel van de bedragen die zijn overgemaakt naar [buitenland] betaald zijn uit de verdiensten van [gedaagde] en zijn vrouw uit hun normale dienstbetrekkingen van destijds. Niet alleen laat [gedaagde] na om aan te geven welke dienstbetrekkingen zij dan vervulden en hoeveel zij verdienden, evenmin laat hij na aan te geven dat en hoeveel financiële ruimte per maand zij hadden om deze bedragen te betalen. Voor een nadere toelichting op dit punt was te meer ruimte nu uit het proces-verbaal blijkt, zoals ook in het tussenvonnis reeds is aangegeven, dat het inkomen van [gedaagde] en zijn vrouw, na vermindering van vaste lasten, slechts EUR 300,00 à 400,00 per maand bedroeg.

2.6. Hoewel met [gedaagde] kan worden opgemerkt dat in het overzicht bepaalde overboekingen twee keer staan vermeld, laat dit onverlet dat er in elk geval vanaf begin 2005 tot eind 2006, soms meerdere keren per maand, bedragen van EUR 300,00 tot EUR 4.800,00 zijn overgemaakt. Het is aannemelijk dat de genoemde bedragen in deze periode van twee jaren zijn verdiend door middel van de teelt van hennep. Er zijn onvoldoende aanwijzingen om aan te nemen dat er ook in 2007 nog sprake is geweest van het kweken van hennep. Zo was de kwekerij ten tijde van de inval in juni 2007 ook buiten gebruik. Weliswaar heeft Liander nog een aankoopbon van 22 juni 2007 overgelegd maar nu de inval heeft plaatsgevonden op 27 juni 2007 en er toen geen sprake was van kweek, levert de aanwezigheid van deze bon hooguit een aanwijzing op dat [gedaagde] van plan was om de kwekerij weer op te starten. Er volgt in elk geval niet uit dat [gedaagde] in de maanden daaraan voorafgaand ook hennep had gekweekt.

2.7. Nu als niet betwist vaststaat dat met een kweek 8 groeidagen en 63 bloeidagen zijn gemoeid en een kweek dus in totaal 71 dagen in beslag neemt, kunnen er in de periode van begin 2005 tot eind 2006 (maximaal 24 maanden of 730 dagen) niet meer dan 10 kweken hebben plaatsgevonden. De rechtbank zal het door Liander geschatte bedrag betreffende het netverlies, het transportdeel en de energiebelasting (in totaal EUR 25.682,33) dat is gebaseerd op 13 kweken ambtshalve voor de 10 vaststaande kweken vaststellen op (10/13 x EUR 25.682,33 =) EUR 19.755,38.

Zoals reeds in het tussenvonnis is overwogen heeft Liander daarnaast recht op vergoeding van extra kosten, bestaande uit voorrijkosten (EUR 100,00), onderzoek meetinrichting (EUR 200,00), af/aansluitkosten (EUR 133,00), verwijderingsbijdrage (EUR 122,67) en administratiekosten tot een bedrag van EUR 200,00.

Een en ander leidt tot de conclusie dat de vordering van Liander wordt toegewezen tot een bedrag van in totaal EUR 20.511,05.

Tevens zal de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 juli 2007 worden toegewezen nu dit deel van de vordering niet is betwist.

2.8. [gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding alsmede in de gevorderde en niet betwiste nakosten. De kosten van het geding aan de zijde van Liander worden begroot op:

- dagvaarding EUR 85,98

- vast recht 790,00

- salaris advocaat 1.447,50 (2,5 punten × tarief EUR 579,00)

Totaal EUR 2.323,48

3. De beslissing

De rechtbank

3.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Liander te betalen een bedrag van EUR 20.511,05 (twintig duizendvijfhonderdelf euro en vijf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 12 juli 2007 tot de dag van volledige betaling,

3.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Liander tot op heden begroot op EUR 2.323,48, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

3.3. veroordeelt [gedaagde] in de nakosten, aan de zijde van Liander bepaald op EUR 131,00 voor (na)salaris advocaat, te vermeerderen, voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest, met EUR 68,00 voor (na)salaris advocaat en de daadwerkelijke betekeningskosten,

3.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

3.5. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 30 december 2009.