Home

Rechtbank Assen, 21-03-2011, BU2048, 10/109

Rechtbank Assen, 21-03-2011, BU2048, 10/109

Gegevens

Instantie
Rechtbank Assen
Datum uitspraak
21 maart 2011
Datum publicatie
27 oktober 2011
ECLI
ECLI:NL:RBASS:2011:BU2048
Formele relaties
Zaaknummer
10/109

Inhoudsindicatie

Vereniging Omwonenden Luchthaven Eelde geen belanghebbende bij besluit tot ontheffing op grond van de Ffw.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN

Sector Bestuursrecht

Meervoudige kamer

Zaaknummer: AWB 10/109 BESLU

Uitspraak in het geschil tussen

Vereniging Omwonenden Luchthaven Eelde (VOLE), gevestigd te Haren, eiseres,

gemachtigde: mr. R.C.M. Kamsma, advocaat te Leeuwarden,

en

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ((thans: de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I)), verweerder,

gemachtigde: mr. A.M. van der Hofstede-de Jong, werkzaam bij het ministerie van EL&I.

1. Onderwerp van geschil

Eiseres heeft op 13 januari 2010 beroep ingesteld tegen het besluit van 3 december 2009, verzonden op 4 december 2009.

In dit (bestreden) besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit van 1 mei 2009 niet-ontvankelijk verklaard.

2. Zitting

Het geschil is met de zaken onder de procedurenummer 10/26 en 10/27 BESLU gevoegd behandeld op de zitting van 8 februari 2011. Voor het doen van uitspraak is de zaak onder procedurenummer 10/109 BESLU vervolgens gesplitst van de zaak onder de procedurenummers 10/26 en 10/27 BESLU.

Eiseres werd aldaar vertegenwoordigd door haar gemachtigde.

Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door de voornoemde gemachtigde en mw. J. Kamps.

Namens GAE zijn verschenen de gemachtigde mr. J.A.R. Vermont, advocate te Amsterdam, en mw. A. Alserda.

3. Beoordeling van het geschil

3.1 Overwegingen

In formeel opzicht overweegt de rechtbank als volgt.

Ingevolge artikel 8:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden de zaken, indien tegen hetzelfde besluit bij meer dan één bevoegde rechtbank beroep is ingesteld, verder behandeld door de bevoegde rechtbank waarbij als eerste beroep is ingesteld.

Gelet op het gegeven dat er tussen de zaken met de procedurenummers 10/26 en 10/27 BESLU en de onderhavige zaak samenhang bestaat, is deze rechtbank, ingevolge het bepaalde in artikel 8:8, eerste lid, van de Awb bevoegd om kennis te nemen van dit geschil.

Inhoudelijk wordt als volgt overwogen.

In het onderhavige geval dient beoordeeld te worden of verweerder het bezwaarschrift van eiseres terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.

Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van de Awb kan uitsluitend een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

Ten aanzien van de belanghebbendheid van eiseres overweegt de rechtbank als volgt.

Ingevolge artikel 5 van de statuten stelt de vereniging zich ten doel om de belangen van omwonenden van de Luchthaven Eelde in relatie tot de activiteiten van de voornoemde luchthaven in de ruimste zin te behartigen, teneinde handhaving van het woon- en leefklimaat in positieve zin te bewerkstelligen, rekening houdend met de belangen van mens, dier, natuur en milieu.

Ingevolge artikel 6 van de statuten tracht de vereniging haar doel onder meer te bereiken door:

- samen te werken met bestaande en op te richten organisaties zoals de Stichting Rondom Vliegveld Eelde;

- het trachten te verhinderen van activiteiten die woon- en leefklimaat negatief beïnvloeden, zoals baanverlenging;

- het vertegenwoordigen van haar leden in daarvoor in aanmerking komende gevallen, waaronder juridische procedures;

- het trachten te bevorderen dat de besluitvorming omtrent uitbreiding van activiteiten op evenwichtige en juiste wijze, met inachtneming van de voorschriften en procedures, al dan niet vastgelegd in formele wetten of in nationale of internationale regelgeving of richtlijn, plaatsvindt;

- het verstrekken van informatie en adviezen aan haar leden;

- het bevorderen van doorgeven van klachten over geluidsoverlast aan een centraal meldpunt milieuklachten, en het bevorderen dat deze klachten op adequate wijze worden afgehandeld;

- het werven van leden en financiële middelen om haar activiteiten te steunen;

- alle andere middelen die voor het doel van de vereniging bevorderlijk zijn.

Aan het bestreden besluit tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift van eiseres heeft verweerder ten grondslag gelegd dat uit de statutaire doelstelling en de genoemde middelen niet gebleken is dat eiseres door de aan GAE op basis van de Ffw verleende ontheffing in een belang wordt getroffen dat zij in het bijzonder behartigt. De statuten zijn derhalve te algemeen gesteld, aldus verweerder. Uit de feitelijke werkzaamheden blijkt in de visie van verweerder niet dat deze in het bijzonder zien op de Ffw of op de flora en fauna in het algemeen. Hieruit volgt naar de mening van verweerder dat uit de gestelde feitelijke werkzaamheden niet blijkt dat eiseres in het bijzonder opkomt voor de belangen getroffen door de aan GAE verleende ontheffing. Evenmin is er sprake van een bundeling van belangen, aangezien geen van de omwonenden van het plangebied zelfstandig ontvankelijk zou kunnen zijn in de bezwaarprocedure, aldus verweerder.

Eiseres stelt zich op het standpunt dat haar statutaire doelstelling voldoende concreet en onderscheidend is. Er volgt duidelijk uit wiens belangen worden behartigd, met betrekking tot wat deze belangen worden behartigd en wat het uiteindelijke doel hiervan is. Immers, dit zijn de omwonenden van de luchthaven, respectievelijk de activiteiten van de luchthaven, respectievelijk het handhaven van het woon- en leefklimaat in positieve zin, waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van mens, dier, natuur en milieu. Naar de mening van eiseres hebben de omwonenden van luchthaven Eelde belangen die rechtstreeks betrokken zijn bij de ontheffing van de Ffw. De omwonenden wonen vlakbij de luchthaven en hebben zicht op de beschermde fauna. De beschermde fauna leeft immers op, rond en nabij de luchthaven. In de visie van eiseres leidt de uitbreiding van het vliegveld tot het verstoren van de fauna, hetgeen direct van invloed is op de leefomgeving van de omwonenden. Hieruit volgt naar de mening van eiseres dat de belangen van omwonenden rechtstreeks zijn betrokken bij het besluit tot verlenen van een ontheffing ingevolge de Ffw.

Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt (vgl. Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS), 1 oktober 2008, LJN BF3911). Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.

Uit vaste jurisprudentie van de ABRS (onder meer kenbaar uit LJN BF3911 en LJN BD2647) volgt dat organisaties in het licht van algemene en collectieve belangen aan drie eisen dienen te voldoen om belanghebbende te zijn: zij moeten die belangen krachtens hun doelstellingen (1) en blijkens hun feitelijke werkzaamheden (2) in het bijzonder (3) behartigen. Het gaat hierbij om cumulatieve eisen.

Bij de eerste eis gaat het er om dat de behartiging van het belang in kwestie, dat wordt geraakt door het bestreden besluit, tot de doelstelling van de organisatie behoort. Valt het in de concrete zaak aan de orde zijnde belang buiten de doelstelling, dan is de organisatie geen belanghebbende. Hierbij lijkt de ABRS met name te kijken of de doelstelling niet zo veelomvattend is, dat die onvoldoende onderscheidend is om op grond daarvan te kunnen oordelen dat het belang van de rechtspersoon rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken (vgl. ABRS LJN BD2647, LJN BF3911 en LJN BF3912).

Bij de tweede eis gaat het om de vraag of uit de feitelijke werkzaamheden voldoende blijkt of een rechtspersoon bepaalde algemene en collectieve belangen in het bijzonder behartigt (vgl. ABRS, 28 mei 2008, LJN BD2647). Uit een uitspraak van 28 oktober 2008 van de ABRS, kenbaar uit LJN BG3360) valt af te leiden dat het moet gaan om feitelijke werkzaamheden die losstaan van juridische procedures of de voorbereiding daarvan.

Bij de derde eis gaat het erom dat het door de rechtspersoon gestelde belang en het belang waarvoor zij krachtens haar doelstellingen wenst op te komen in voldoende mate op elkaar aansluiten. Voorkomen dient te worden dat met een doelstelling die nagenoeg gelijk is aan het behartigen van het algemeen belang in ruime betekenis, voor elk belang kan worden opgekomen. De statutaire doelstelling moet wel geografisch en functioneel enigszins zijn toegesneden op datgene wat met het besluit wordt mogelijk gemaakt (vgl. ABRS, 14 maart 2007, LJN BA0625).

Toegespitst op eiseres overweegt de rechtbank het volgende.

Blijkens de motivering van het bestreden besluit stelt verweerder zich op het standpunt dat de statuten van eiseres te algemeen gesteld zijn.

De rechtbank overweegt dat uit de statutaire doelstelling van eiseres weliswaar blijkt dat er sprake is van een geografisch territoriale begrenzing, maar niet van een functionele begrenzing. In dit verband wijst de rechtbank erop dat eiseres blijkens artikel 5 van de statuten de belangen van de leden met betrekking tot de woon- en leefomgeving behartigt, teneinde handhaving van het woon- en leefklimaat in positieve zin te bewerkstelligen, rekening houdend met de belangen van mens, dier, natuur en milieu. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres haar statutaire doelstelling daarmee zo ruim geformuleerd dat deze, in functioneel opzicht, onvoldoende onderscheidend is om te kunnen zeggen dat eiseres een rechtstreeks belang heeft bij de in geding zijnde ontheffing. Evenmin blijkt dit uit de feitelijke werkzaamheden die zij verricht.

Met betrekking tot de feitelijke werkzaamheden overweegt de rechtbank als volgt.

Desgevraagd heeft eiseres in de bezwaarfase een nadere toelichting verstrekt voor wat betreft de feitelijke werkzaamheden. In een brief van 9 september 2009 heeft eiseres een overzicht opgenomen van de recentelijk verrichte (feitelijke) werkzaamheden:

- een brief van 24 juli 2008 naar de nieuwe burgemeester van de gemeente Tynaarlo;

- een inspraakreactie van 8 oktober 2008 in de Statencommissie van de provincie Groningen door een bestuurslid;

- het opstellen van een persbericht naar aanleiding van het informeren van de politie over de regels met betrekking tot staatssteun;

- een brief van 19 oktober 2008 aan het college van Gedeputeerde Staten (GS) van Groningen over het niet aanmelden van staatssteun voor GAE;

- het inspreken op 18 maart 2009 in de Statencommissie van de provincie Drenthe inzake het nieuwe businessplan van GAE;

- een rechtstreeks gesprek met de directie van de KLM-luchtvaartschool over vermindering van geluidsoverlast door lestoestellen.

De rechtbank overweegt dat gebleken is dat eiseres weliswaar feitelijke werkzaamheden verricht, maar niet dat deze in het bijzonder zien op de Ffw of op de flora en fauna in het algemeen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de gestelde feitelijke werkzaamheden dan ook niet dat eiseres in het bijzonder opkomt voor de belangen getroffen door de aan GAE verleende ontheffing. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiseres terecht en op juiste gronden niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb heeft aangemerkt en het bezwaarschrift van eiseres om die reden terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Gelet op de voorgaande overwegingen is het beroep van eiseres ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding om een proceskostenveroordeling, als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb, uit te spreken.

Beslist wordt als volgt.

4. Beslissing

De rechtbank Assen,

RECHT DOENDE,

- verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.P. Claus, voorzitter, mr. T.F. Bruinenberg en mr. K. Wentholt, leden, en in het openbaar door de voorzitter uitgesproken op 21 maart 2011 in tegenwoordigheid van mr. H.L.A. van Kats als griffier.

De griffier De rechter

De rechtbank wijst er op dat partijen en andere belanghebbenden binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak daartegen hoger beroep kunnen instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA in Den Haag

Afschrift verzonden op:

typ: hvk