Rechtbank Den Haag, 25-11-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:13601, C-09-467922-HA ZA 14-707
Rechtbank Den Haag, 25-11-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:13601, C-09-467922-HA ZA 14-707
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 25 november 2015
- Datum publicatie
- 21 juni 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2015:13601
- Zaaknummer
- C-09-467922-HA ZA 14-707
Inhoudsindicatie
Vernietigde besluiten. Afvalstoffen. Bestuurlijk rechtsoordeel dat Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State als besluit in de zin van de Awb heeft aangemerkt. Reikwijdte bindende kracht van uitspraak bestuursrechter. Onrechtmatige overheidsdaad. Gemaakte keuzes voor eigen rekening en risico? Beperking van de aansprakelijkheid. Verplichting tot schadebeperking. Eigen schuld
Uitspraak
vonnis
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/467922 / HA ZA 14-707
Vonnis van 25 november 2015
in de zaak van
1 de rechtspersoon naar buitenlands recht STENA WECO A/S,
gevestigd te Kopenhagen, Denemarken,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht SKULD (GJENSIDIG),
gevestigd te Oslo, Noorwegen,
eiseressen,
advocaat mr. K.H.L. van Waasbergen te Rotterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN INFRASTRUCTUUR EN MILEU),
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. E.H.P. Brans te Den Haag.
Eiseressen zullen hierna afzonderlijk Stena Weco en Skuld en gezamenlijk Stena Weco c.s. genoemd worden. Gedaagde zal de Staat genoemd worden.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
de dagvaarding van 6 juni 2014, met 38 producties,
- -
-
de conclusie van antwoord, met 15 producties,
- -
-
het tussenvonnis van 8 oktober 2014, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- -
-
het proces-verbaal van comparitie van 6 maart 2015, met de daarin genoemde akte houdende overlegging producties, tevens houdende akte ter voorbereiding op de comparitie van partijen van de Staat, met 2 producties, de akte houdende producties aan de zijde van Stena Weco c.s., met 7 producties, en de brief van mr. Waasbergen voornoemd van 20 februari 2015, met 1 productie,
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
Bij brieven van 18 en 27 maart 2015 hebben mr. Van Waasbergen, respectievelijk en mr. Brans voornoemd gereageerd op de tekst van het proces-verbaal van comparitie van 6 maart 2015. Deze brieven zijn aan het proces-verbaal gehecht en behoren daarmee tevens tot de stukken van het geding. De rechtbank leest het proces-verbaal met inachtneming van de gemaakte opmerkingen.
2 De feiten
Stena Weco is een onderneming die schepen exploiteert voor het vervoer van ladingen in opdracht van haar klanten. De “ [het schip] ” (hierna ook: het schip) is een vrachtschip dat eigendom is van [A] (hierna: [A] ). Op 23 december 2011 is Stena Weco een tijdbevrachtingsovereenkomst aangegaan met [A] .
Stena Weco heeft met het oog op een voorgenomen reis naar Chili een partij 825.292 MT bunkerolie, High Sulphur Fuel Oil (hierna: HSFO) genoemd, gekocht, die op 14 november 2012 geleverd is. Deze HSFO was bedoeld om (de verbrandingsmotor van) het schip (gedurende de reis) mee voort te stuwen.
Cockett Marine Oil (Asia) (hierna: Cockett) heeft Stena Weco op 19 november 2012 een verkoopfactuur gestuurd ten bedrage van United States Dollars (hierna: USD) 777.662,94, waarvan een bedrag van USD 480.319,94 voor de geleverde HSFO deel uitmaakt.
Testen bunkerolie
De partij HSFO aan boord van de “ [het schip] ” is, zoals te doen gebruikelijk, getest. Blijkens het testrapport van 16 november 2012 van Lintec Testing Services Limited (hierna: het rapport van Lintec), dat aan [A] gestuurd is, heeft Lintec “the presence of Styrene and DCPD”, te weten Styreen en Dyclopentadieen (hierna: DCPD), gedetecteerd en in dit verband onder meer opgemerkt: “They are probably present in the fuel in the form of a waste product that has been put into the fuel chain so that expensive disposal costs are not incurred. This is in breach of ISO08217 which states in section 5.1.(…)”. Lintec heeft de voorlaatste zin (met “in the form of a waste product”) nadien - blijkens een brief van 27 november 2012 van Lintec aan de advocaat van Cockett - uit het rapport geschrapt.
Een aanvullende analyse van Saybolt International B.V. (hierna: Saybolt), gedateerd 21 november 2012, heeft uitgewezen dat de partij HSFO een gehalte van 1115 mg/kg aan DCPD en een gehalte van 163 mg/kg aan styreen bevatte.
Correspondentie tussen [A] en Stena Weco
[A] heeft Stena Weco naar aanleiding van het rapport van Lintec bij e-mail van 20 november 2012, 21.08 uur, meegedeeld dat de HSFO van boord moest worden gehaald. Bij e-mail van 21 november 2012, 17.56 uur, heeft Stena Weco hiermee ingestemd: “We appreciate vessel being able to utilize the LS fuel supplied in Rotterdam on the 14th Nov. With regards to the HS-fuel in light of the good relationship and cooperation between our companies, we agree to debunker the product at Charterers time and cost. Still waiting for supplier to advise de-bunkering details. Reverting asap.”
Correspondentie tussen Cockett en Stena Weco
Stena Weco en Cockett hebben overlegd en via de e-mail gecorrespondeerd over de teruglevering van de partij HSFO aan Cockett. Stena Weco heeft Cockett bij e-mail van 20 november 2012, 21.08 uur, bericht dat de partij HSFO ongeschikt was voor de beoogde transatlantische vaart met dit schip en dat deze uit het schip moest worden verwijderd. Stena Weco heeft Cockett ook aansprakelijk gehouden, kort gezegd voor de kosten die zouden kunnen voortvloeien uit de geleverde “the inferior fuel”.
Bij e-mail van 21 november 2012, 10.53 uur, heeft Cockett aan Stena Weco een aantal vragen gesteld “if we agree to de-bunker [het schip] (…)”, waaronder de vraag: “3). Can Customer Vessel assist with the removal IE: … Pump the product off and what rate would you expect to be able to achieve and how long for the operation from start to finish?”. Daarop is intern bij Stena Weco, om 11.00 uur, een bericht gestuurd: “Some good news. Cockett will de-bunker the ship!” In antwoord op vraag 3). heeft Stena Weco onder meer aan Cockett bericht: “(…) VESSEL F.O. TRAN. P/P CAN BE USED FOR DEBUNKERING. EXPECTED RATE OF TRANSFER 20Cu. m PER HOUR.REQD TIME 65-70 HRS.”
Bij e-mail van 22 november 2012 heeft Stena Weco Cockett op de hoogte gestelde van het tijdschema van de “ [het schip] ”, “currently loading Amsterdam” met een verwachte vertrekdatum en -tijd op 23 november “PM” en aankomstdatum op 9 december in Cristobal en vervolgens op 17 december in Quintero.
Cockett heeft bij email-bericht aan Stena Weco van 22 november 2012, 13.00 uur, aansprakelijkheid ontkend en op verschillende gronden aangevoerd dat de HFSO binnen de vereiste specificaties bleef. Verder heeft Cockett laten weten: “Notwithstanding the above, I understand that you are in discussion with our Copenhagen office as to how potentially we may be able to assist. However I would again make this clear that this would be a gesture of good will only, on a strict without prejudice basis and in the full knowledge that Associated Bunker oil Contractors ABC or the Cockett Group in general would not be responsible for any costs incurred/delays etc., either direct or indirect or subsequent to any such operation.”
Bij e-mailbericht van 22 november 2012, 18.02 uur, heeft Stena Weco aan Cockett bericht: “ [y] . Go ahead as discussed. You debunker an replenish. We take the time loss. Send calling pls. Thanks. [x] .”
Op 22 november 2012, 19.01 uur, heeft Stena Weco intern bevestigd met Cockett in cc als adressant “Reftelcon [y] / [x] today we agreed to having the fuel removed and replenished by Cockett Marine Oil. Loss of time for Stena Weco’s account.
However this matter is now taken to another level to say, as just got a telephone call from [A] that the police/authorities have just boarded the vessel and she will not be allowed to sail until this off-spec bunkers with styrene content has been discarged, and apparently it will have to be discharged into a waste barge. (…)
Given the above the agreements made have to subject to authorities decision.”
Bij e-mail van 23 november, 17.13 uur, heeft Stena Weco aan Cockett bericht: “We refer to previous discussions about the bunkers we received from you in Rotterdam for your chartered [het schip] ; these bunkers are contaminated with the additives of styrene and DCPC which is not in conformity with ISO Standard 8217. We therefore request you herewith to take the contaminated bunkers without any delay off the vessel in question and replenish the vessel with the same amount of bunkers to be in strict compliance with ISO Standard 8217 for Marine Residuals Fuels and Marine Distillate Fuels; all of the before mentioned to be done in your own name and for your own costs. (…)”
Bij e-mail van 23 november 2012, 18.26 uur, heeft Cockett aan Stena Weco bericht:“Good afternoon, thanks for your email to which we respond without prejudice, in what we refute your suggestion that the fuel is outside of specification and dispute your suggestions below for the following reasons: . The fuel is NOT ‘contaminated’, neither are ‘additives’ present. Styrene and DCPD in small quantities are often present in blended fuels as a result of some cutter stocks used. These cutter stocks are derived from refining process and are wholly made up of hydrocarbons (I draw your attention to the wording within the ISO 8217:2005 € section 5.1 specification).
. There is no presence of polymers within the fuel, evidenced by the remarks within the Lintec report. We therefore remain confident that the fuel concerned meets the required specification and is perfectly good to consume, and maintain our stance accordingly.
Notwithstanding these facts, we remain at your disposal, without prejudice, to provide whatever support and assistance we are able to help you resolve this matter. In this respect you should maintain a dialogue with the manager of our Copenhagen office.”
Bij e-mail van 29 november 2012, 14.31 uur, heeft Cockett Stena Weco laten weten: “We refer to the outstanding issue of the bunkers of [het schip] . We understand you have hired a barge to offload the bunkers and that you have permission to do so from the authorities. Without prejudice to all our rights and gestures of goodwill we are prepared to contribute 50% of the barging costs and try, jointly with yourselves, to find a solution for this problem at the earliest possible opportunity. We will, again on a without prejudice basis, provide all necessary support and guidance. We trust that this will be of assistance. We look forward to hearing from you soon.”
Bij e-mail van 30 november 2012, 11.38 uur, heeft Cockett aan haar advocaat laten weten: “Lukoil/Litasco have in principle to take the product back into their storage tanks in Rotterdam provide that: Mr […] submits written permission that the alleged offspec product may be transported to Rotterdam AND That the product may be reconditioned in their shore tank. The actual reconditioning will be done by blending this parcel with a much larger parcel of heavy fueloil stored by them. As there are no standards on the presence of styrene. DCPD in heavy fueloils, we may hope that we resolve the obvious Dilemma both for Mr. […] and our customers. The customers could present this proposal to the authorities through their lawyers and make sure that we do not implicate Lukoil in any way. The Financial consequences between the customer and Lukoil must be negotiated between them but it is felt that at This point we should go for the practical removal of the product at First opportunity. The longer we wait, the more Serious the matter will grow. May I suggest we ge tour skates on as soon as possible?”
Bij e-mail van 14 januari 2013, 19.34 uur, heeft Cockett Stena Weco laten weten: “(…) We understand that there is a possibility that the ILT will permit the release of the Fuel Oil from its current storage facility. Without prejudice to all our rights and in particular, to our contention that the Fuel Oil is and has always been on-specification, we conform als follows:
1. Subject to points 2 and 3 below, we, as the Sellers of the product to the “Buyer”and acting as the Buyer’s agent for these purposes, agree to take redelivery of the Fuel Oil.
2. Our agreement to take redelivery as the Buyers agents is conditional upon the ILT no longer classifying the Fuel Oil as “waste”, enabling Sellers, as agents for the Buyers, to resell this product.
3. Our agreement to take redelivery is on the basis that we are receiving back Fuel oil which is materially the samen product as delevired to the Buyers on 14th November 2012, being in compliance with ISO8217 and showing no evidence of degradation.
For the avoidance of doubt, Sellers as agents will directly and/through the physical supplieres, seek to resell the Fuel Oil to minimise and mitigate losses for all Parties.”
Onderzoek van de ILT en correspondentie tussen de ILT en Stena Weco
Op 22 en 23 november 2012 heeft aan boord van de “ [het schip] ” een onderzoek plaatsgevonden door de Inspectie voor Leefomgeving en Transport (hierna ILT). Bij e-mail van 22 november 2012, 12.28 uur, heeft de ILT bij monde van haar Inspecteur aan diverse adressanten, waaronder het e-maildres van het schip bericht: “As agreed I will send you this mail, wherin stated that the Fuel Oil that was loaded to one of your ships namely [het schip], is polluted with chemicals as styren and DCPD. As the Chief Engineer could not sail with this Fuel Oil it has to be debunkerd. Under Dutch Law and European Law this Fuel became toxic waste. That means the fuel oil can only be de-bunkererd to a waste collector. Also the ship cannot sail out without a permit under European law which is the European Law Regulation. To get this permit you have to contact Agentschapnl. The average time to get this permit is 6(six)weeks.
In short this means that
1. The fuel is not suitable for the purpose it was meant for, namely the propulsion of the ship
2. The ship has to dispose off. (…)”
In een brief van 23 november 2012 van de Inspecteur aan de reder, de bevrachter en “to whom it may concern” is vermeld, zakelijk weergegeven, dat de ILT een melding heeft ontvangen dat de partij “stookolie” aan boord van het schip niet voldeed aan de kwaliteitsnormen en dat het schip zich ervan wilde ontdoen door middel van debunkeren. Blijkens deze brief is de Inspecteur op grond van de hem beschikbare informatie tot de conclusie gekomen dat de off-spec partij stookolie aan boord van het schip een afvalstof is en dat die niet aan boord van het schip is ontstaan. Stena Weco is gewezen op toepasselijke wet- en regelgeving en is meegedeeld dat het niet naleven van bepaalde voorschriften van Verordening (EG) 1013/2006 (EVOA) op grond van de Wet milieubeheer door de Wet Economische Delicten beschouwd wordt als een economisch delict. De Inspecteur heeft “gelet op de aard en de hoeveelheid van de gevaarlijke afvalstoffen die zich aan boord van het schip bevinden en het belang van de bescherming van de gezondheid van mens en milieu,” gevraagd “wanneer en aan wie u deze off-spec partij stookolie, die niet bruikbaar is voor gebruik aan boord van het schip, wenst af te geven”.
Bij brief van 29 november 2012 heeft de advocaat van Stena Weco de ILT en Openbaar Ministerie (OM) geïnformeerd over het plan van aanpak met betrekking tot de partij HSFO. Daarbij heeft zij meegedeeld dat de partij volgens haar niet “off spec” is, een zeer grote waarde vertegenwoordigt en dat voorkomen moet worden dat de partij moet worden vernietigd. Om die reden en om overleg te kunnen voeren met de ILT is een tijdelijke oplossing voorgesteld, waarbij de partij wordt opgeslagen en gesepareerd.
Bij e-mail van 29 november 2012, 16.56 uur, heeft de ILT de advocaat van Stena Weco bericht dat de zending mag worden gelost, zoals omschreven in de bijlagen. De ILT heeft Stena Weco erop geattendeerd dat de ILT de zending aanmerkt als een afvalstof en dat bij handelingen met betrekking tot deze zending afvalstoffen voldaan moet worden aan de afvalstoffenregelgeving. Het bericht vermeldt in dat verband: “De voorziene opslag van afvalstoffen in een landtank dient dan ook te gaan plaats vinden bij een inrichting, die beschikt over de juiste (afval)vergunningen.”
Belading “ [het schip] ”, debunkering bunkerolie; opslag en transport naar Zweden
Blijkens informatie van de kapitein van de “ [het schip] ” is de belading van het schip voor de reis naar Chili voltooid op 24 november 2012, 04.50 uur, en is het schip vervolgens voor anker gaan liggen.
Het debunkeren van de partij HSFO heeft plaatsgevonden van 29 november 2012, 20.42 uur, tot 1 december 2012, 05.20 uur. De partij is afgegeven aan een afvalinzamelaar te IJmuiden, Marpol Services B.V.
De “ [het schip] ” is op 1 december 2012, 17.30 uur, uit Amsterdam richting Chili vertrokken.
Op 20 december 2012 is de partij HSFO door Marpol Services B.V. gelost en opgeslagen bij het bedrijf OVA te Amsterdam, dat beschikt over een vergunning voor de opslag van afvalstoffen.
De partij HSFO is getransporteerd naar Zweden, nadat Stena Weco een vergunning voor de export van afvalstoffen is verleend op grond van Verordening (EG) 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (EVOA).
Stena Recycling AB, een zusterbedrijf van Stena Weco, heeft de partij HSFO op 30 mei 2013 gekocht van Stena Weco. Het kalkproductiebedrijf Kalkproduction A/B in Zweden heeft de partij vernietigd. Stena Weco heeft Stena Recycling B.V. een verkoopfactuur, gedateerd 10 juni 2013, gestuurd ten bedrage van SEK (Zweedse Kronen) 1.244.169 (volgens partijen USD 188.540,13).
Het procedurele vervolg na debunkering
Bij brief van 20 december 2012 heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (hierna: de staatssecretaris) Stena Weco bericht dat de ILT geen aanleiding ziet haar afvalstandpunt inzake de geleverde partij HSFO aan het schip te herzien en dat dit betekent dat de “partij brandstofrestanten, die aan Marpol Services B.V, is afgegeven, als afvalstof dient te worden verwerkt.”
Bij besluit van 15 januari 2013 heeft de staatssecretaris Stena Weco niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar tegen de brieven van 23 november en 20 december 2012. Stena Weco is in beroep gekomen.
Hangende de beroepsprocedure heeft Stena Weco de voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling heeft bij uitspraak van 18 april 2013 het besluit van de staatssecretaris van 15 januari 2013 geschorst en het verzoek om een voorlopige voorziening voor het overige afgewezen. De voorzitter van de Afdeling heeft ten aanzien van de gestelde niet-ontvankelijkheid van Stena Weco in haar bezwaar onder meer overwogen: “3.2 (…) In uitzonderingssituaties moet echter een bestuurlijk rechtsoordeel, ondanks het ontbreken van een rechtsgevolg, als besluit worden aangemerkt. Daarvoor is in ieder geval vereist dat het voor de betrokkenen onevenredig bezwarend is om het geschil over de interpretatie van de betrokken rechtsregels via een beroepsprocedure over een daadwerkelijk besluit, met name betreffende handhaving of vergunningverlening, bij de bestuursrechter aan de orde te stellen. 3.3 Ter zitting heeft de staatssecretaris erkend dat het in dit geval, anders dan in de uitspraken waarnaar hij heeft verwezen in het bestreden besluit, niet mogelijk is via de in de Verordening geregelde kennisgevingsprocedure om een besluit te verzoeken waarin de vraag wordt beantwoord of de stookolie een afvalstof is, nu overbrenging van de olie naar een ander land thans niet aan de orde is. Voorts heeft de staatssecretaris ter zitting te kennen gegeven dat hem geen andere wijze bekend is waarop om een dergelijk besluit kan worden verzocht. De enige mogelijkheid is, zo heeft de staatssecretaris erkend, dat Stena Weco een handhavingsbesluit uitlokt. Naar voorlopig oordeel van de voorzitter zijn de financiële risico’s voor Stena Weco die samenhangen met het uitlokken van een handhavingsbesluit dermate groot, dat het voor haar onevenredig bezwarend is om het geschil over de vraag of de betrokken partij stookolie wel of niet een afvalstof is, via het uitlokken van een handhavingsbesluit aan de orde te stellen. Onder die omstandigheden, zijn de brieven van 23 november en 20 december naar het voorlopig oordeel besluiten in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.”
Bij brief van 23 april 2013 heeft de advocaat van Stena Weco de Staat aansprakelijk gesteld voor de schade die zij lijdt in verband met gemaakte en te maken kosten ter voorkoming van een “total loss”schade, waaronder de aanzienlijke opslagkosten en de minderopbrengst van de partij HSFO bij overdracht aan een derde, Kalkproduction A/B. Op 25 april 2013 hebben de advocaat en de ILT telefonisch overleg gevoerd, welk gesprek de ILT bij e-mail van 1 mei 2013 heeft bevestigd. De ILT heeft met betrekking tot de beperking van de schade vermeld: “dat de ILT noch aan u noch aan uw cliënt Stena Weco opdracht heeft gegeven tot opslag. De ILT verhindert niet dat de olie wordt afgegeven. De ILT heeft wel meerdere keren aangegeven dat zij de bunkerolie beoordeelt als een afvalstof en dat handelingen met deze bunkerolie volgens het afvalstoffenrecht dienen te geschieden. Mocht Stena Weco anders handelen dan kan de ILT indien zij hiertoe bevoegd is, bijvoorbeeld bij overbrenging naar het buitenland zonder kennisgeving, handhavend optreden. Het is aan Stena Weco om zelf te beoordelen hoe zij omgaat met de ontstane schade en de beperking hiervan.”
Bij besluit van 24 mei 2013 heeft de staatssecretaris Stena Weco alsnog ontvankelijk verklaard in haar bezwaar en dit bezwaar ongegrond verklaard.
De beroepsprocedure bij de Afdeling is aangehouden in afwachting van het door het Hof van Justitie te wijzen arrest op het verzoek van de rechtbank om een prejudiciële beslissing in de gevoegde zaken C-241/12 en C-242/12. Bij uitspraak van 2 april 2014 heeft de Afdeling het beroep van Stena Weco tegen de besluiten van de staatsecretaris van 15 januari en 24 mei 2013 gegrond verklaard en de desbetreffende besluiten vernietigd. Zij heeft de besluiten van 23 november en 20 december 2012 herroepen en bepaald dat de uitspraak van de Afdeling in de plaats treedt van de vernietigde besluiten. De staatssecretaris heeft volgens de Afdeling het door Stena Weco gemaakte bezwaar bij besluit van 15 januari 2013 ten onrechte niet ontvankelijk verklaard. Voorts slaagt volgens de Afdeling het betoog van Stena Weco dat de partij HSFO ten onrechte als afvalstof is aangemerkt. De Afdeling verwijst in dit verband naar het arrest van het Hof van Justitie van 12 december 2013 in de eerder genoemde zaken betreffende de uitleg van het begrip “afvalstof” in richtlijn 2006/12/EG: “Uit het arrest (….) volgt dat een koper van een stof of voorwerp welke niet voldoet aan de overeengekomen specificaties en die deze stof of dit voorwerp aan de leverancier retourneert met het oog op terugbetaling van de aankoopprijs krachtens de koopovereenkomst, niet kan worden beschouwd als een persoon die voornemens is de betrokken stof of het betrokken voorwerp te verwijderen of er een nuttige toepassing voor te vinden, zodat de koper zich door deze handeling niet van de stof of het voorwerp ontdoet in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van richtlijn 2006/12/EG.” De Afdeling overweegt voorts dat er geen aanleiding is om bij de uitleg van dit begrip onder richtlijn 2008/98/EG, die eerstgenoemde richtlijn heeft vervangen, andere maatstaven aan te leggen dan bij de uitleg van het begrip onder richtlijn 2006/12/EG en dan: “Stena Weco was voornemens de aan boord van het schip gebrachte HSFO aan leverancier Cockett te retourneren tegen terugbetaling van de aankoopprijs, vanwege de daarin voorkomende gehaltes DCPD en styreen die de HSFO ongeschikt maakte als brandstof voor het schip. Uit het arrest volgt dat Stena Weco daarmee niet kon worden geacht voornemens te zijn zich van de HSFO te ontdoen in de zin van artikel 3, aanhef en onder 1 van richtlijn 2008/98/EG. De staatssecretaris heeft de HSFO aan boord van het schip dan ook ten onrechte aangemerkt als afvalstof in de zin van richtlijn 2008/98/EG. Hierbij is niet relevant of de HSFO, in de toestand waarin deze zich bevond aan boord van het schip, al dan niet in overeenstemming was met ISO 8271 en geschikt was om zonder bewerking terug op de markt te brengen. Het betoog slaagt.”
Stena Weco c.s. hebben de Staat bij brief van 2 april 2014, onder verwijzing naar de uitspraak van 2 april 2014 van de Afdeling, aansprakelijk gesteld voor de schade die zij, met Skuld als de rechtspersoon die krachtens subrogatie gedeeltelijk in de rechten van Stena Weco is getreden, hebben geleden als gevolg van het feit dat teruglevering van de partij HSFO door Stena Weco aan Cockett verhinderd is. De Staat heeft aansprakelijkheid ontkend.