Home

Rechtbank Den Haag, 14-01-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:798, C-09-438914 HA ZA 13-264

Rechtbank Den Haag, 14-01-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:798, C-09-438914 HA ZA 13-264

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
14 januari 2015
Datum publicatie
28 januari 2015
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2015:798
Zaaknummer
C-09-438914 HA ZA 13-264

Inhoudsindicatie

thuiskopieheffing

Uitspraak

vonnis

Team handel

Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 14 januari 2015

in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/09/438914 / HA ZA 13-264 van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ACER COMPUTER B.V.,

gevestigd te Den Bosch,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

HEWLETT-PACKARD NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Amstelveen,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

DELL B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

IMITATION EUROPE B.V.,

gevestigd te Hoofddorp,

5. de vereniging

FIAR CONSUMER ELECTRONICS FIAR C.E.,

gevestigd te Amsterdam,

eiseressen,

advocaat mr. D. Knottenbelt te Rotterdam,

tegen

1. de publiekrechtelijke rechtspersoon

STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE),

zetelende te Den Haag,

gedaagde,

advocaat mr. S.M. Kingma te Den Haag,

2. de stichting

STICHTING DE THUISKOPIE,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde,

advocaat mr. W.A. Roos te Amsterdam,

en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/09/450335 / HA ZA 13-1010 van

de stichting

STICHTING DE THUISKOPIE,

gevestigd te Amsterdam,

eiseres,

advocaat mr. W.A. Roos te Amsterdam,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE),

zetelende te Den Haag,

gedaagde,

advocaat mr. S.M. Kingma te Den Haag,

alsmede in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/09/438930 / HA ZA 13-267 van

de besloten vennootschap naar buitenlands recht

NOKIA SALES INTERNATIONAL OY,

gevestigd te Espoo, Finland,

eiseres,

advocaat mr. M. Rieger-Jansen te Den Haag,

tegen

1. de publiekrechtelijke rechtspersoon

STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE),

zetelende te Den Haag,

gedaagde,

advocaat mr. S.M. Kingma te Den Haag,

2. de stichting

STICHTING DE THUISKOPIE,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde,

advocaat mr. W.A. Roos te Amsterdam,

en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/09/450339 / HA ZA 13-1012 van

de stichting

STICHTING DE THUISKOPIE,

gevestigd te Amsterdam,

eiseres,

advocaat mr. W.A. Roos te Amsterdam,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE),

zetelende te Den Haag,

gedaagde,

advocaat mr. S.M. Kingma te Den Haag.

De zaak met zaaknummer / rolnummer: C/09/438914 / HA ZA 13-264 en de zaak met zaaknummer / rolnummer C/09/450335 / HA ZA 13-1010 zullen hierna hoofdzaak 1 respectievelijk vrijwaringszaak 1 genoemd worden. De zaak met zaaknummer / rolnummer: C/09/438930 / HA ZA 13-267 en de zaak met zaaknummer / rolnummer C/09/450339 / HA ZA 13-1012 zullen hierna als hoofdzaak 2 respectievelijk vrijwaringszaak 2 worden aangeduid.

De eiseressen in hoofdzaak 1 zullen hierna gezamenlijk Acer c.s. (in de derde persoon enkelvoud) genoemd worden, eiseres in hoofdzaak 2 zal Nokia genoemd worden en de gedaagden in de hoofdzaken zullen verder gezamenlijk als de Staat c.s. worden aangeduid. Waar nodig zal over de gedaagden in de hoofdzaken, tevens eiseres respectievelijk gedaagde in de beide vrijwaringszaken, afzonderlijk worden gesproken over SDT en de Staat.

Voor Acer c.s. is opgetreden mr. A.P. Groen, advocaat te Amsterdam. Nokia is bijgestaan door mr. Rieger-Jansen voornoemd en mr. M. Senftleben, advocaat te Den Haag. Voor de Staat zijn opgetreden mr. Kingma voornoemd, mr. E.J. Daalder en mr. M. Dijkstra, beiden advocaat te Den Haag. SDT is bijgestaan door mr. Roos voornoemd, alsmede door mr. J.W.A. Meddens en mr. J.M. van den Berg, beiden advocaat te Amsterdam.

1 De procedure

1.1.

Het eerste deel van het verloop van de procedure in de hoofdzaken volgt uit de tussenvonnissen in de in die zaken opgeworpen vrijwaringsincidenten van 7 augustus 2013.

1.2.

Het verdere schriftelijke verloop van de procedure in hoofdzaak 1 blijkt uit:

-

de conclusie van repliek, tevens akte vermeerdering van eis, met productie 19,

-

de akte vermeerdering van eis van 4 december 2013, met productie 20,

-

de conclusie van dupliek van SDT, met producties 14 tot en met 21,

-

de conclusie van dupliek van de Staat, met producties 1 en 2,

-

de akte overlegging producties van de zijde van Acer c.s., met producties 21 tot en met 36,

-

de akte overlegging aanvullende producties van de zijde van Acer c.s., met producties 37 en 38,

-

de beschikking van 24 april 2014 waarbij een pleidooi is bepaald op 25 september 2014.

1.3.

Het verdere schriftelijke verloop van de procedure in hoofdzaak 2 blijkt uit:

-

de conclusie van repliek, tevens houdende wijziging van eis, met producties 14 tot en met 27,

-

de akte houdende overlegging aanvullende producties, tevens houdende een verdere concretisering van de vorderingen, met (opnieuw) productie 27,

-

de conclusie van dupliek van SDT, met producties 19 tot en met 27,

-

de conclusie van dupliek van de Staat,

-

de akte houdende overlegging producties, tevens aanvulling van grondslag van eis, van de zijde van Nokia, met producties 28 tot en met 52,

-

de beschikking van 24 april 2014 waarbij een pleidooi is bepaald op 25 september 2014.

1.4.

Het schriftelijke verloop van de procedure in de vrijwaringszaken blijkt uit:

-

de beide dagvaardingen tot vrijwaring, met producties 1 tot en met 4,

-

de conclusies van antwoord, met producties 1 en 2,

-

de tussenvonnissen van 30 april 2014.

1.5.

Op 25 september 2014 heeft een gecombineerde zitting plaatsgevonden, welke zitting diende voor pleidooi in de beide hoofdzaken en voor comparitie van partijen in de beide vrijwaringszaken. De advocaten van Acer c.s. en Nokia enerzijds en van SDT en de Staat anderzijds hebben in de hoofdzaken gezamenlijk in onderling overleg te verdelen pleittijd gekregen. Het verdere verloop van de hoofdzaken blijkt dan ook uit:

-

de door de advocaat van Acer c.s. gehanteerde pleitnotities, met in die pleitnotities doorgehaald de paragrafen 55 en 59 tot en met 63 welke niet zijn gepleit, en de door de advocaten van Nokia gehanteerde pleitnotities, aan de hand van welke pleitnoties voor zover van belang in de zaak van de ander door alle advocaten zowel in de zaak van Acer c.s. als in de zaak van Nokia is gepleit, en

-

de door de Staat gehanteerde pleitnotities en de door SDT gehanteerde pleitnotities, waarbij heeft te gelden dat hetgeen door de Staat is aangevoerd ook is aangevoerd namens SDT en andersom voor zover het aangevoerde niet de verhouding tussen en de verschillende verantwoordelijkheden van de Staat en SDT betreft.

1.6.

Het verdere verloop van de vrijwaringszaken volgt uit het proces-verbaal van de comparitie van partijen.

1.7.

Ten slotte is in alle zaken vonnis bepaald en nader bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

Artikel 2 van Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2011 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten (hierna: de richtlijn) bepaalt voor zover relevant voor deze procedure:

De lidstaten voorzien ten behoeve van:

a) auteurs, met betrekking tot hun werken,

(…)

in het uitsluitende recht, de directe of indirecte, tijdelijke of duurzame, volledige of gedeeltelijke reproductie van dit materiaal, met welke middelen en in welke vorm ook, toe te staan of te verbieden.

2.2.

Artikel 5 van de richtlijn bepaalt voor zover van belang als volgt:

(…)

2. De lidstaten kunnen beperkingen of restricties op het in artikel 2 bedoelde reproductierecht stellen ten aanzien van:

(…)

b. de reproductie, op welke drager dan ook, door een natuurlijke persoon voor privé-gebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk, mits de rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen waarbij rekening wordt gehouden met het al dan niet toepassen van de in artikel 6 bedoelde technische voorzieningen op het betrokken werk of het betrokken materiaal;

(…)

5. De in de leden 1,2,3 en 4 bedoelde beperkingen en restricties mogen slechts in bepaalde bijzondere gevallen worden toegepast mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van werken of ander materiaal en de wettige belangen van de rechthebbenden niet onredelijk worden geschaad.

2.3.

In de considerans bij de richtlijn is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:

(…)

(31) Er moet een rechtvaardig evenwicht van rechten en belangen worden gewaarborgd tussen de verschillende categorieën rechthebbenden en tussen de verschillende

categorieën rechthebbenden en gebruikers van beschermd materiaal. (…)

(…)

(35) Rechthebbenden dienen, in bepaalde uitzonderlijke gevallen, een billijke compensatie te ontvangen om hen naar behoren te compenseren voor het gebruik van hun beschermde werken of ander beschermd materiaal. Bij de bepaling van de vorm, de modaliteiten en het mogelijke niveau van die billijke compensatie moet rekening worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van elk geval. Bij de beoordeling van deze omstandigheden zou een zinvol criterium worden gevormd door het mogelijke nadeel voor de rechthebbenden als resultaat van de betreffende handeling. In gevallen waarin de rechthebbenden reeds betaling in een andere vorm hebben ontvangen, bijvoorbeeld als onderdeel van een

licentierecht, is eventueel geen specifieke of afzonderlijke betaling nodig. Bij de bepaling van het niveau van de billijke compensatie dient ten volle rekening te worden gehouden met de mate waarin gebruik wordt gemaakt van de in deze richtlijn bedoelde technische voorzieningen. In bepaalde situaties waar de schade voor de rechthebbende minimaal zou zijn, is het mogelijk dat geen betalingsverplichting ontstaat.

(…)

2.4.

Deze bepalingen in de richtlijn zijn geïmplementeerd in de Auteurswet (hierna: Aw). Artikel 16c Aw luidt – voor zover van belang – als volgt:

1. Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd het reproduceren van het werk of een gedeelte ervan op een voorwerp dat bestemd is om een werk ten gehore te brengen, te vertonen of weer te geven, mits het reproduceren geschiedt zonder direct of indirect commercieel oogmerk en uitsluitend dient tot eigen oefening, studie of gebruik van de natuurlijke persoon die de reproductie vervaardigt.

2. Voor het reproduceren, bedoeld in het eerste lid, is ten behoeve van de maker of diens rechtverkrijgenden een billijke vergoeding verschuldigd. De verplichting tot betaling van de vergoeding rust op de fabrikant of de importeur van de voorwerpen, bedoeld in het eerste lid.

(…)

6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regelen worden gegeven met betrekking tot de voorwerpen ten aanzien waarvan de vergoeding, bedoeld in het tweede lid, verschuldigd is. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts nadere regelen worden gegeven en voorwaarden worden gesteld ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel met betrekking tot de hoogte, verschuldigdheid en vorm van de billijke vergoeding.

2.5.

Artikel 16d lid 1 Aw luidt – voor zover van belang – als volgt:

De betaling van de in artikel 16c bedoelde vergoeding dient te geschieden aan een door Onze Minister van Justitie aan te wijzen, naar zijn oordeel representatieve rechtspersoon, die belast is met de inning en de verdeling van deze vergoeding (…) In aangelegenheden betreffende de inning en vergoeding vertegenwoordigt deze rechtspersoon de makers of hun rechtverkrijgenden in en buiten rechte.

SDT is de collectieve beheersorganisatie die op grond van deze bepaling is aangewezen door de daarin genoemde minister (hierna: de minister).

2.6.

Artikel 16e Aw luidt als volgt:

De hoogte van de in artikel 16c bedoelde vergoeding wordt vastgesteld door een door Onze

Minister van Justitie aan te wijzen stichting waarvan het bestuur zodanig is samengesteld dat de belangen van de makers of hun rechtverkrijgenden en de ingevolge artikel 16c, tweede lid, betalingsplichtigen op evenwichtige wijze worden behartigd. De voorzitter van het bestuur van deze stichting wordt benoemd door Onze Minister van Justitie.

De Stichting Onderhandelingen Thuiskopievergoeding (hierna: de SONT) is door de minister op grond van deze bepaling aangewezen.

2.7.

Acer Computer B.V., Hewlett-Packard Nederland B.V., Dell B.V., Imitation Europe B.V. en Nokia zijn importeurs en/of fabrikanten als bedoeld in artikel 16c lid 2 Aw.

2.8.

Fiar Consumer Electronics FIAR C.E. (hierna: FIAR) is een vereniging die ingevolge haar statuten de belangen behartigt van importeurs en/of fabrikanten van harddisks, zoals Samsung Electronics Benelux, Sharp Electronics Benelux B.V., SONY Benelux B.V., Pioneer Benelux B.V., Philips Consumer Lifestyle, Panasonic Benelux Branch, LG Electronics Benelux, Kenwood Electronics Europe B.V., JVC Nederland, Bose B.V., Canon Nederland B.V. en Casio Benelux B.V., eveneens importeurs en/of fabrikanten als bedoeld in artikel 16c lid 2 Aw.

2.9.

In de SONT behartigt SDT de belangen van de rechthebbenden en behartigt een drietal brancheverenigingen (waaronder FIAR) de belangen van de betalingsplichtigen.

2.10.

In de statuten van de SONT is bepaald dat de voorzitter van de SONT de hoogte van de in artikel 16c lid 2 Aw bedoelde vergoeding (hierna: de thuiskopievergoeding) vaststelt indien de in de SONT vertegenwoordigde partijen niet tot overeenstemming kunnen komen.

2.11.

Bij Algemene Maatregel van Bestuur van 17 februari 2007 en op grond van opvolgende Algemene Maatregelen van Bestuur tot 1 januari 2013 heeft de Kroon het voordien bestaande thuiskopiestelsel bestendigd door geen nieuwe voorwerpen aan te wijzen waarvoor de thuiskopievergoeding verschuldigd zou zijn en de bestaande tarieven voor reeds aangewezen voorwerpen, te weten cd’s en dvd’s, ongewijzigd te laten.

2.12.

Voor de periode vanaf 1 januari 2013 hebben de in de SONT vertegenwoordigde partijen onderhandelingen gevoerd. In een Besluit op hoofdlijnen van 12 oktober 2012 (hierna: het SONT-advies) heeft de voorzitter van de SONT de minister geadviseerd. In het SONT-advies overweegt de voorzitter van de SONT:

“(…)

Uitgangspunten

(…)

2. Er is tussen partijen blijvende onenigheid over het schadebegrip dat het uitgangspunt zou moeten zijn voor de thuiskopievergoeding:

a. Dit geldt in de eerste plaats voor de breedte van het schadebegrip: Gaat het alleen over misgelopen inkomsten uit verkoop binnen de huidige modellen, of ook over misgelopen licentie-inkomsten binnen niet bestaande modellen, of om een vergoeding voor het gehele of gedeeltelijke ‘voordeel’ dat consumenten ervaren (het consumentensurplus) als gevolg van het thuiskopiëren? Mag, wanneer er ooit een downloadverbod komt, nog altijd geïnd worden over het illegale downloaden dat dan zal blijven plaatsvinden?

b. Tevens geldt dit voor de omvang van de schade bij een gegeven invulling van het begrip. In de wetenschappelijke literatuur circuleren sterk uiteenlopende inschattingen van de schade als gevolg van downloaden uit illegale bron. De meeste literatuur constateert wel dat er schade is, maar zelfs daarover is de literatuur niet unaniem. Over andere thuiskopieën bestaat weinig literatuur, maar de problematiek om die schade op een eenduidige wijze vast te stellen is eender.

c. Producenten en importeurs houden vast aan een lopend onderzoek dat erop gericht is deze schade vast te stellen, maar los van de definitiekwestie onder (a), zal dit onderzoek alleen al door zijn opzet geen definitief antwoord kunnen geven op de schadevraag.

d. Stichting Thuiskopie houdt in beginsel vast aan basistarieven voor de schade als gevolg van het thuiskopiëren van audio en audiovisueel materiaal, die stammen uit de jaren ’90. Het is echter evident dat met de explosief gestegen opslagcapaciteit en gedaalde prijs van dragers, en het toegenomen gemak waarmee thuiskopieën worden gemaakt, de waarde van een afzonderlijke thuiskopie voor de consument de afgelopen decennia scherp is gedaald. Er zitten nog altijd maar 168 uren in een week, en de tijd besteed aan het beluisteren van opgenomen muziek en het bekijken van televisie en video is ondanks de opkomst van het internet opvallend stabiel gebleven (zie Bijlage A). Daarmee is ook de schade in verhouding tot het aantal thuiskopieën de afgelopen decennia gedaald.

e. Hoewel beide partijen dus de voorkeur hebben voor een schadevaststelling binnen de Nederlandse situatie, is dit niet haalbaar door het ontbreken van een gedeeld schadebegrip en van een voldoende gezaghebbende schadebepaling gegeven zo’n begrip.

3. Tegen deze achtergrond is gewerkt aan een regeling die sober is:

a. Zowel voor wat betreft de tarieven in relatie tot de prijzen van de dragers, om marktverstoring, ontduiking en vraaguitval te voorkomen;

b. Als voor wat betreft de totale lastendruk, waarbij gekeken is naar thuiskopieheffingen elders in Europa als ook naar de opbrengst van de thuiskopievergoeding voorafgaand aan de bevriezing.

4. De regeling dient zo min mogelijk marktverstorend te zijn, zo min mogelijk aanleiding te geven voor ontduiking (hetgeen leidt tot een ongelijk speelveld) en zo min mogelijk administratieve lasten te creëren.

Uitwerking hoogte totaalbedrag en verdeling over dragers

5. Op grond van de beginselen onder 2 en 3 streeft de regeling naar een bruto incasso van € 40 mln., uitgaande van de verkoopvolumes in 2011 (zie Bijlage B).

6. Bij een ontduiking van 35% komt de netto incasso daarmee op € 26 mln. Dit is ongeveer gelijk aan de incasso in 2005, het hoogtepunt voor de tarieven werden bevroren. Bij 25% ontduiking komt de netto incasso op ongeveer € 30 mln.

7. Dit geeft Thuiskopie de prikkel een hogere netto incasso te bereiken, wat haalbaar wordt geacht omdat de voorgestelde tarieven veel minder marktverstorend zijn dan de oude tarieven waardoor ontduiking veel minder lonend wordt.

8. Voor de verdeling over dragers wordt uitgegaan van dragers die in belangrijke mate worden gebruikt voor thuiskopiëren. De mate waarin dit gebeurt (het heffingsplichtig gebruik van capaciteit als percentage van de gemiddelde capaciteit) in combinatie met een globale prijsindicatie voor apparaten binnen een categorie, is bepalend voor het feitelijke tarief.

9. Onder heffingsplichtig gebruik wordt daarbij verstaan het gebruik van opslagcapaciteit voor audio, film en video, foto’s en e-boeken of luisterboeken, wanneer gekopieerd vanaf gekochte, gekregen, gehuurde of geleende dragers, gekopieerd van radio of tv, of gratis gedownload uit legale of illegale bron. Cijfers over dit gebruik zijn ontleend aan de laatste meting van Bureau Veldkamp (Bijlage C).

10. Apparaten en dragers met een laag heffingsplichtig gebruik ten opzichte van de capaciteit (<10%) en een lage potentiële opbrengst van de thuiskopievergoeding worden buiten de regeling gehouden, ten einde de regeling eenvoudig en sober te houden en administratieve lasten te beperken. Meer apparaten betekent immers meer betrokken bedrijven die de regeling moeten uitvoeren en meer professionele gebruikers die teruggave of ontheffing moeten aanvragen. Concreet gaat het hier om geheugenkaarten, USB-sticks en spelcomputers met harde schijf die op deze gronden buiten de regeling vallen.

11. Voor apparaten die een grote spreiding in capaciteit en kostprijs hebben, wordt gewerkt met een laag tarief voor de eenvoudigste apparaten en een basistarief voor de apparaten boven een vastgestelde capaciteitsdrempel.

12. De voorgestelde dragers en tarieven zijn dan als volgt:

Toelichting tabel

13. Afzetcijfers en bruto opbrengsten zijn schattingen gebaseerd op de realisaties over 2011, afkomstig van Gfk. Volumes voor settopboxen zijn geschat, aangezien veel settopboxen door kabelbedrijven direct aan consumenten worden geleverd.

14. Verschillen tussen de afzet en de afzet privé zijn gebaseerd op een schatting voor het aandeel professioneel gebruik.

15. Voor audio-/videospelers, HDD-recorders/settopboxen en telefoons met mp3-speler/smartphones wordt aangenomen dat het professioneel gebruik verwaarloosbaar is, dan wel dat het gebruik van zakelijk gebruikte smartphones in het kader van de thuiskopieregeling een privékarakter heeft. Voor deze apparaten is vrijstelling/terugbetaling van de thuiskopievergoeding daarom niet mogelijk.

16. Voor een viertal groepen apparaten is een laag-tarief ingevoerd om te voorkomen dat de heffing onevenredig drukt op de onderkant van de markt. Dit geldt voor audio-/videospelers, HDD-recorders/settopboxen, telefoons met mp3-speler/smartphones en tablets. Voor telefoons wordt daarbij uitgegaan van de uitbreidbare capaciteit, dus inclusief een geplaatste sd-kaart indien mogelijk. Telefoons zonder mogelijkheden voor de plaatsing van een sd-kaart en zonder intern geheugen geschikt voor muziekbestanden vallen buiten de regeling. Voor de sd-kaarten zelf wordt geen heffing ingevoerd.”

Uitvoering

17. Een lump-sum-regeling geldt in de ogen van de SONT als een aantrekkelijke manier om deze bedragen te innen: zo’n regeling, waarbij op brancheniveau en op basis van geschatte of feitelijke totaalafzet een totaalbedrag wordt overeengekomen, leidt tot zeer lage administratieve lasten en maximale ondernemersvrijheid in het vaststellen van prijzen voor consumenten en zakelijke afnemers.

18. Brancheorganisaties van producenten en importeurs geven echter aan dat een dergelijke regeling niet haalbaar is, omdat het incassorisico dat nu bij Stichting Thuiskopie ligt, te hoog wordt geacht door de brancheorganisaties.

19. Het alternatief is dan heffing op basis van afgezette hoeveelheden. Professionele gebruikers kunnen aanspraak maken op ontheffing of teruggave van de vergoedingen. In het eerste geval hoeven ze de vergoedingen niet te betalen over hun afname en wordt deze nergens in de keten afgedragen. In het laatste geval is wel afgedragen en kan de professionele gebruiker het bedrag terugclaimen bij Stichting Thuiskopie.

20. Uitwerking van de uitvoering kan geschieden in overleg tussen Stichting Thuiskopie en de producenten/importeurs, zoals dat in het verleden ook is gebeurd. Uitgangspunten zijn minimale administratieve lasten voor alle betrokkenen en minimale mogelijkheden en prikkels voor ontduiking. Partijen kunnen daarbij in onderling overleg tot een vergoeding komen voor meewerkende collectiviteiten van bedrijven, en/of een opslag bij ontduiking. Door de bestuursleden van de SONT wordt gevraagd om in de AMvB aandacht te schenken aan de verbetering van hun handhavingsmogelijkheden.

21. Voorts dienen de administratiekosten voor professionele gebruikers om ontheffing te krijgen dan wel betaalde bedragen terug te vragen zo laag mogelijk en op daadwerkelijke kosten gebaseerd te zijn.

22. De mogelijkheid wordt daarbij onderzocht om de heffing als externe kostenregel op de laatste factuur op te voeren, zoals dat gebeurt met de verwijderingsbijdrage. Dit lijkt administratief het meest eenvoudig te implementeren, kent het grootste draagvalk bij de industrie, heeft instemming van de Stichting Thuiskopie en biedt voordelen voor teruggave voor professioneel gebruik: alleen wanneer de heffing blijkens de factuur is betaald, kan aanspraak worden gemaakt op teruggave.

23. Om het draagvlak voor heffing te vergroten, wordt door Stichting Thuiskopie gezorgd voor transparantie van kosten en, eventueel in samenwerking met andere organisaties, repartitie aan rechthebbenden, uitgekeerde bedragen en ontvangers.

Tijdelijkheid

24. We stellen voor de dragers waar het om gaat alsook de tarieven voor de duur van drie jaar ongewijzigd te laten.

25. Verschillende factoren kunnen de incasso op langere termijn sterk veranderen:

a. toename betaald gebruik en legale businessmodellen,

b. minder ontduiking (gunstig voor het level playing field en gunstig voor de

rechthebbenden),

c. meer/minder teruggave/ontheffing in verband met professioneel gebruik, als gevolg van over- of onderschatting van de percentages professioneel gebruik, of als gevolg van niet-claimen,

d. sterke toe- of afname van de verkoopvolumes door verschuiving van de markt naar andere producten,

e. toename van het aandeel apparaten per categorie dat onder het basistarief valt als gevolg van groei in capaciteit,

f. ontwikkelingen in rechtsspraak en regelgeving in Nederland en de EU.

26. Dergelijke ontwikkelingen maken een periodieke herijking van het stelsel noodzakelijk.

27. In zo’n herijking zal een integrale afweging moeten worden gemaakt over tarieven, capaciteitsgrenzen tussen laag en basistarief en de relevante dragers, om te voorkomen dat de incasso louter als gevolg van de toenemende geheugencapaciteiten van apparaten en dragers explosief stijgt.”

De bijlagen bij het SONT-advies zien er – voor zover relevant – als volgt uit:

Bijlage A Tijdbesteding aan media door de jaren volgens SCP en SPOT

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) doet sinds 1975 vijfjaarlijks onderzoek naar de tijdbesteding van Nederlanders. De laatst beschikbare meting dateert van 2005. De beschikbare gegevens bieden goed zicht op het mediagebruik tussen 1975 en 2005, zie onderstaande figuur en tabel.

(…)

SPOT

Voor recentere jaren kan gekeken worden naar een andere bron. SPOT voert sinds 2006 ook om de 2 jaar tijdbestedingsonderzoek uit, met veel aandacht voor media. De cijfers hebben betrekking op de leeftijdgroep 20-64 en zijn niet direct vergelijkbaar met de cijfers van het SCP (ze liggen wat hoger), maar de ontwikkeling tussen de metingen van SPOT is wel goed te interpreteren. Tabel 2 hieronder vat de relevante gegevens samen.

Deze cijfers wijzen tussen 2006 en 2012 niet op een trendmatige toe- of afname van de tijd besteed aan televisie kijken en muziek luisteren (inclusief tv en muziek op de computer of mobiel).

Concluderend:

-

De tijd besteed aan het bekijken van audiovisueel materiaal is ondanks de opkomst van nieuwe media sinds 1975 nauwelijks veranderd (na een tijdelijke toename tussen 1985 en 2000).

-

De tijd besteed aan het beluisteren van radio en muziek is sinds 1975 gestaag gedaald; het beluisteren van muziek (excl. radio) is sinds 2006 ongeveer gelijk gebleven.

-

Niet bekend is welk deel van deze luistertijd wordt ingenomen door thuiskopieën.

Bijlage B Internationale vergelijking netto incasso thuiskopiestelsels in Europa en historie netto incasso Nederland

In 20 van de 27 EU lidstaten bestaat een thuiskopie-uitzondering in combinatie met een thuiskopievergoeding, al verschillen de stelsels en de hoogte van de vergoedingen sterk tussen de landen. Figuur 2 geeft de netto incassobedragen voor 2011 van deze 20 landen (inclusief Nederland) weer. Omwille van de vergelijkbaarheid zijn de bedragen omgerekend per hoofd van de bevolking en gecorrigeerd voor koopkrachtverschillen.

De verticale blauwe lijnen in de figuur geven de incasso per hoofd voor Nederland aan op basis van een bruto incasso van € 40 mln bij 35% en 25% ontduiking (resp. € 1,56 en € 1,80 per hoofd van de bevolking).

Bijlage C Gemiddeld heffingsplichtig gebruik

Tabel 3 geeft het gemiddeld percentage heffingsplichtig gebruik op basis van de laatste meting door Veldkamp. Onder heffingsplichtig gebruik wordt daarbij verstaan het gebruik van opslagcapaciteit voor audio, film en video, foto’s en e-boeken of luisterboeken, wanner gekopieerd vanaf gekochte, gekregen, gehuurde of geleende dragers, gekopieerd van radio of tv, of gratis gedownload uit legale of illegale bron. Gebruik voor software en games blijft dus buiten beschouwing. Geheugenkaarten, USB-drives en game concoles vallen onder meer vanwege het geringe percentage thuiskopieplichtig gebruik buiten de regeling.

2.13.

Bij Algemene Maatregel van Bestuur van 23 oktober 2012 (hierna: de AMvB) heeft de Kroon in lijn met het SONT-advies nieuwe voorwerpen aangewezen als bedoeld in artikel 16c Aw en is de hoogte van de thuiskopievergoeding opnieuw vastgesteld. De AMvB is per 1 januari 2013 in werking getreden. In artikel 1 van de AMvB is bepaald:

Artikel 1

De vergoeding en de voorwerpen waarop deze rust, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit. (…)

In de betreffende bijlage is niet alleen een thuiskopievergoeding voor Cd-R en DVD dragers (van € 0,03) vastgesteld, maar ook voor de hieronder opgesomde voorwerpen:

externe HDD Drive € 1,00

Audio-/videospeler ≤ 2Gb € 1,00

> 2Gb € 2,00

HDD Recorder/Settopbox ≤ 160 Gb € 2,50

> 160 Gb € 5,00

Telefoon met Mp3-speler/Smartphone < 16 Gb € 2,50

≥ 16 Gb € 5,00

Tablet ≤ 8 Gb € 2,50

> 8 Gb € 5,00

PC/Laptop € 5,00

2.14.

Bij algemene maatregel van bestuur van 15 oktober 2013 (hierna: de verlengings-AMvB) is de looptijd van de AMvB verlengd tot 1 januari 2016.

3 Het geschil

3.1.

Acer c.s. vordert in hoofdzaak 1 na wijziging van haar eis dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,

a. a) voor recht verklaart dat de AMvB en verlengings-AMvB (hierna tezamen te noemen: de AMvB’s) onverbindend zijn jegens Acer c.s.,

b) voor recht verklaart dat de Staat door het vaststellen en (doen) effectueren van de AMvB’s in strijd heeft gehandeld met artikel 16c lid 1 en 2 Aw en/of artikel 5 lid 2 van de richtlijn en/of met het zorgvuldigheidsbeginsel en/of met het verbod van willekeur,

c) voor recht verklaart dat de Staat door het vaststellen en (doen) effectueren van de AMvB’s onrechtmatig heeft gehandeld jegens Acer c.s.,

d) voor recht verklaart dat de Staat deswege vanaf 1 januari 2013 schadeplichtig is jegens Acer c.s., welke schade zal worden vastgesteld in een schadestaatprocedure,

e) voor recht verklaart dat de heffingen die SDT per 1 januari 2013 op grond van de AMvB’s zal innen en zal hebben geïnd onverschuldigd aan haar zijn betaald en/of dat SDT door het innen van deze heffingen ongerechtvaardigd is verrijkt, en

f) SDT veroordeelt tot restitutie van door Acer c.s. op grond van de AMvB’s afgedragen heffingen, te vermeerderen met de wettelijke rente,

met veroordeling van de Staat c.s. in de proceskosten.

3.2.

Nokia vordert in hoofdzaak 2 na wijziging van haar eis – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,

a. a) jegens de Staat voor recht verklaart dat i) primair: het uitvaardigen en toepassen van de AMvB’s (inclusief eventueel toekomstig te nemen besluiten of maatregelen van gelijke strekking) onrechtmatig is jegens Nokia (en alle andere qua positie met Nokia vergelijkbare aan heffingen onderworpen derden), ii) subsidiair: dit uitvaardigen en toepassen onrechtmatig is omdat in de AMvB’s een “Telefoon met Mp3-speler/Smartphone” is aangewezen als heffingsplichtig voorwerp als bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, dan wel iii) meer subsidiair: dit uitvaardigen onrechtmatig is nu in de AMvB’s niet is voorzien in een vergoeding van de schade die Nokia (en alle andere qua positie met Nokia vergelijkbare aan heffingen onderworpen derden) ten gevolge van de AMvB’s lijdt/lijden,

b) de Staat veroordeelt tot i) primair: buiten werking stelling van de AMvB’s jegens Nokia (en alle andere qua positie met Nokia vergelijkbare aan heffingen onderworpen derden), zo nodig mede door het gelasten van SDT de uitvoering en toepassing van de AMvB’s te staken en gestaakt te houden, althans ii) subsidiair: buiten werking stelling als primair gevorderd, voor zover daarin een “Telefoon met Mp3-speler/Smartphone” is aangewezen als heffingsplichtig voorwerp als bedoeld in artikel 16c Aw,

c) jegens SDT voor recht verklaart dat zij onrechtmatig en/of in strijd met het toepasselijke Unierechtelijke kader handelt jegens Nokia (en alle andere qua positie met Nokia vergelijkbare aan heffingen onderworpen derden) door vanaf 1 januari 2013 heffingen te innen op grond van de AMvB’s en/of door i) primair: Nokia (en alle andere qua positie met Nokia vergelijkbare aan heffingen onderworpen derden) aan te merken als importeur(s), althans degene(n) die de billijke compensatie moet(en) afdragen, ii) subsidiair: in de door SDT opgestelde “Voorwaarden Professionele Gebruiker” te bepalen dat voor telefoons met mp3-speler/smartphones geen vrijstelling of restitutie van de thuiskopievergoeding mogelijk is,

d) SDT (en de Staat hoofdelijk) veroordeelt tot i) restitutie aan Nokia van door haar op grond van de AMvB’s betaalde heffingen, te vermeerderen met de wettelijke rente, en tot ii) vergoeding van door Nokia als gevolg van de AMvB’s geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat,

met (hoofdelijke) veroordeling van i) primair: de Staat en SDT in de proceskosten en ii) subsidiair: SDT in de proceskosten, alles op grond van 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv).

3.3.

De stellingen waarop Acer c.s. en Nokia deze vorderingen gezamenlijk baseren, zijn samengevat de volgende.

- De hoogte van de thuiskopievergoeding is, in strijd met de uitleg die het Hof van

Justitie EU in zijn arrest van 21 oktober 20101 (hierna: het Padawan-arrest) aan het begrip billijke vergoeding als bedoeld in artikel 16c lid 2 Aw heeft gegeven, niet berekend op basis van het criterium van de schade die de rechthebbenden hebben geleden als gevolg van de invoering van de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik, maar willekeurig tot stand gekomen.

- De AMvB’s hebben ten doel om schade door downloaden uit illegale bron aan de

rechthebbenden te compenseren, hetgeen in strijd is met de richtlijn.

- In de AMvB’s wordt geen onderscheid gemaakt tussen professioneel en privé gebruik van de aangewezen voorwerpen. In het Padawan-arrest heeft het Hof van Justitie EU geoordeeld dat een systeem waarin ongedifferentieerd wordt geheven in strijd is met de richtlijn. Dit is volgens Nokia met name het geval bij de heffing voor de categorie Telefoon met Mp3-speler/Smartphone (hierna: smartphone(s)), nu ten aanzien van die voorwerpen niet is voorzien in een restitutiemogelijkheid van de voor een uiteindelijk professioneel gebruikte smartphone betaalde vergoeding.

- De thuiskopievergoeding in de AMvB’s omvat ten onrechte ook een vergoeding

voor het kopiëren van audiovisueel materiaal van uitvoerend kunstenaars uit landen die niet aangesloten zijn bij het Verdrag van Rome (zoals Amerikaanse acteurs) en die om die reden geen recht hebben op compensatie van schade die zij lijden door kopiëren voor privégebruik2.

- De Staat heeft bij de totstandkoming van de AMvB’s onzorgvuldig gehandeld.

- Ten onrechte is voor smartphones, computers, externe HDD drives en tablets

een thuiskopieheffing vastgesteld, nu die voorwerpen niet of nauwelijks worden gebruikt voor reproductiehandelingen als bedoeld in artikel 16c Aw. Zo al schade wordt veroorzaakt door het met die voorwerpen kopiëren voor privégebruik, is dit zo minimaal dat die schade geen thuiskopieheffing rechtvaardigt.

3.4.

De stellingen waarop Nokia haar vorderingen verder baseert, zijn samengevat de volgende:

- Als voor smartphones niettemin een thuiskopieheffing gerechtvaardigd is, staat de hoogte van de heffing in de AMvB’s niet in verhouding tot de schade die wordt veroorzaakt door het met die dragers kopiëren voor privégebruik. De hoogte van de thuiskopieheffing wordt ten onrechte gerelateerd aan de prijzen van de verschillende dragers in plaats van aan de omvang van de met het gebruik van die voorwerpen veroorzaakte schade.

- Het is Unierechtelijk ontoelaatbaar dat de maximaal uitbreidbare capaciteit van smartphones als basis dient voor de hoogte van de thuiskopievergoeding. Het vermoedelijke gebruik van de smartphones is het enige juiste criterium.

- Er is geen sprake van een rechtvaardig evenwicht zoals bedoeld in het Padawan-arrest. Het is niet alleen zo dat ten aanzien van smartphones niet is voorzien in een restitutiemogelijkheid van de voor een uiteindelijk professioneel gebruikte smartphone betaalde vergoeding, maar Nokia en andere importeurs en/of fabrikanten als bedoeld in artikel 16c lid 2 Aw hebben vanwege hun plaats in de distributieketen evenmin de mogelijkheid om de thuiskopieheffing door te berekenen in de door de privégebruiker betaalde prijs voor de aangewezen voorwerpen. Het heffen bij Nokia is dan ook in strijd met het Unierecht.

3.5.

De Staat c.s. voert verweer.

3.6.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in de vrijwaringszaken

3.7.

SDT vordert - samengevat - dat de Staat wordt veroordeeld om aan SDT te betalen al hetgeen waartoe SDT in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de hoofdzaak, met veroordeling van de Staat in de kosten van de vrijwaring.

3.8.

SDT voert daartoe aan dat, zo de vorderingen van Acer c.s. en/of Nokia jegens haar toewijsbaar zouden zijn, de Staat haar zou moeten vrijwaren omdat SDT op grond van een in de wet vastgelegde taakopdracht gehouden is (geweest) tot inning van de in de door Acer c.s. en Nokia bestreden AMvB’s bedoelde heffingen.

3.9.

De Staat voert verweer.

3.10.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing