Rechtbank Den Haag, 06-12-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:14872, 09/827015--16
Rechtbank Den Haag, 06-12-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:14872, 09/827015--16
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 6 december 2016
- Datum publicatie
- 9 december 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2016:14872
- Zaaknummer
- 09/827015--16
Inhoudsindicatie
Op 7 januari 2016 is door alerte tramcontroleurs een diefstal met geweld verijdeld, die bij een tunneltje bij voetbalvereniging VUC zou worden gepleegd.
WOB: medeplegen van de voorbereidingshandelingen voor een ernstig strafbaar feit. Verdachte, toen 15 jaar, heeft samen met twee medeverdachten goederen voorhanden gehad waarmee door hen beoogd werd een beroving te plegen. (bivakmutsen en een gaspistool) De jongens hadden al bepaald waar en wanneer de overval zou gaan plaatsvinden. Het is niet zover gekomen doordat twee medeverdachten in de tram zijn aangehouden wegens zwartrijden en dat in de fouillering van één van hen de bivakmutsen en een gasdrukpistool werden aangetroffen. Verdachte bleef ontkennen; het zou slechts stoere praat zijn geweest.
Hij had geen documentatie en laat zich al geruime tijd goed begeleiden en behandelen na 25 dagen voorlopige hechtenis.
Uitspraak: werkstraf van 100 uur / 50 dagen verv. jeugddetentie, met aftrek, waarvan 50 uur voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden meldplicht bij William Schrikker jeugdreclassering, onderwijs volgen, sociale vaardigheidstraining volgen, behandeling volgen als de jeugdreclassering dat nodig acht.
Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/827015-16
Datum uitspraak: 3 november 2016
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
[adres] .
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 20 oktober 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. Visser en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. M.D. Winter, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 januari 2016 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, en/of Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld en/of afpersing, beide al dan niet in vereniging, althans alleen, en/of op de openbare weg, opzettelijk twee, althans één, gasdrukwapens/alarmpistolen, althans op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) en/of twee bivakmutsen en/of één stuk nitraatvuurwerk/knalvuurwerk, bestemd tot het begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
3 Bewijsoverwegingen
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat bij de verdachte en de medeverdachten geen plan bestond om een overval te plegen, aangezien geen tijdstip was afgesproken. Bovendien is volgens de raadsman niet aan de verdachte toe te rekenen dat een medeverdachte de betreffende goederen bij zich had. Ook de berichten die de verdachten onderling uitwisselden zijn onvoldoende om de verdachte als medepleger aan te merken.
De beoordeling van de tenlastelegging. 1
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Op 7 januari 16 zijn de verdachte en [medeverdachte 1] (verder [medeverdachte 1] ) in Den Haag in tram 6 aangehouden toen zij reisden zonder vervoerbewijs. Zij waren op weg naar [medeverdachte 2] (verder: [medeverdachte 2] ).2Tijdens de identiteitsfouillering van [medeverdachte 1] werd bij hem een op een echt gelijkend klein vuurwapen aangetroffen. Na zijn aanhouding bleek dat hij ook 2 bivakmutsen en een illegaal stuk Pools vuurwerk bij zich had. 3
Uit de WhatsApp-gesprekken die in de telefoon van [medeverdachte 2] stonden, komt naar voren dat deze op 6 januari 2016 met de verdachte contact had over een straatroof die zij met [medeverdachte 1] op vrijdag of donderdag bij een tunnel zouden plegen en dat daarbij een ‘gunoe’ of pistool zou worden gebruikt. De verdachte schreef in die berichten op 6 januari 2016 dat hij een groeps-chat gaat maken, ‘straatroof’, meldde daarin ‘vrijdag’ en ‘bij tunnel’ en antwoordde op de opmerking van Hicham ‘maar we gaan het echt doen he’: ‘ja’. De verdachte schreef ook aan [medeverdachte 2] dat deze op vrijdag moet zwemmen en ze daarom beter op donderdag 7 januari 2016 kunnen gaan. Hicham schreef op 7 januari 2016 in contact met Anass dat die 3 bivakmutsen mee moest nemen om de roof te ‘klaren’. 4
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte 1] de twee mutsen en het pistool bij zich had als voorbereiding op de overval op die dag. Ze gingen naar [medeverdachte 2] en zouden met hem gaan eten en dan de overval plegen nadat [medeverdachte 2] klaar zou zijn met zijn werk. Dat zou gebeuren bij een tunnel in de buurt van voetbalvereniging VUC te Den Haag. 5
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben verklaard dat het plan om met zijn drieën bij de tunnel bij voetbalvereniging VUC iemand te beroven, met de verdachte is besproken. 6
De rechtbank gaat gelet op voormelde bewijsmiddelen voorbij aan de verklaringen van de verdachte, enerzijds dat de berichten over een overval alleen maar dienden om [medeverdachte 2] ertoe te brengen een nep-wapen aan [medeverdachte 1] terug te geven en anderzijds dat de berichten door hem als stoere praat beschouwd werden en hij dacht dat het niet tot het plegen van een straatroof zou komen, nu de rechtbank deze ongeloofwaardig acht. Deze verklaringen passen niet bij de aard en inhoud van de genoemde WhatsApp-gesprekken en worden voorts evenmin bevestigd door de verklaringen die de medeverdachten hebben afgelegd. De verklaring dat het alleen maar ging om stoere praat heeft verdachte voorts eerst ter terechtzitting afgelegd, terwijl uit zijn verklaringen bij de politie een heel ander beeld naar voren komt.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte samen met zijn medeverdachten de goederen voor handen heeft gehad en dat hij met hen van plan was die te verdelen en te gebruiken bij de uitvoering van hun gezamenlijk plan om iemand te beroven. Uit voormelde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking bij de voorbereidingshandelingen, zodat de verdachte als medepleger van het feit kan worden beschouwd.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met zijn medeverdachten een wapen voorhanden heeft gehad dat, met de overige aangetroffen voorwerpen, bestemd was tot het begaan van deze diefstal met geweld of een afpersing; feiten waarop een gevangenisstraf van meer dan acht jaren is gesteld.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten aanzien van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat
hij op 07 januari 2016 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, en/of Den Haag, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld en/of afpersing, beide al dan niet in vereniging en/of op de openbare weg, opzettelijk twee gasdrukwapens en twee bivakmutsen en één stuk knalvuurwerk, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad.