Home

Rechtbank Den Haag, 14-01-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:353, AWB - 15 _ 6303

Rechtbank Den Haag, 14-01-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:353, AWB - 15 _ 6303

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
14 januari 2016
Datum publicatie
6 april 2016
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2016:353
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 15 _ 6303

Inhoudsindicatie

Wet op de Rechtsbijstand. Weigering toestemming extra uren aan de zaak te mogen besteden.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 15/6303

1. [eiseres] , te Kortenhoef

(gemachtigde: [gemachtigde])

2. [eiser] , kantoorhoudende te Wijchen,

eisers,

en

(gemachtigde: M.A.H de Pachter).

Procesverloop

Bij besluit van 16 april 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder toestemming geweigerd om extra uren te mogen besteden aan de zaak met toevoegkenmerk 2EY8831.

Bij besluit van 4 augustus 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.

Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2016.

Verschenen zijn [persoon A] als waarnemer van [gemachtigde] en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Aan eiseres sub 1 is een toevoeging verleend voor het voeren van een procedure tot nietig verklaring van het testament dat haar echtgenoot kort voor zijn overlijden heeft gewijzigd, waarbij hij zijn hele vermogen van € 26.000.000,- heeft nagelaten aan het Leger des Heils en Stichting de Zonnebloem.

2. Eisers hebben verzocht om 48 extra uren rechtsbijstand boven de forfaitair toegekende 33 uren.

3. Verweerder heeft de aanvraag bij het primaire besluit afgewezen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing gehandhaafd. Daaraan is ten grondslag gelegd dat de zaak niet als zo feitelijk of juridisch complex kan worden aangemerkt dat deze niet binnen 33 uur kan worden afgehandeld. Daarbij heeft verweerder in aanmerking genomen dat voor met deze zaak samenhangende werkzaamheden een afzonderlijke toevoeging is verstrekt.

4. In beroep betwisten eisers dit standpunt van verweerder. Eisers stellen dat er sprake is van een bijzondere rechtsvraag, namelijk of de overleden echtgenoot van eiseres sub 1 ten tijde van het wijzigen van zijn testament al dan niet wilsonbekwaam was. Dit moet met beperkte middelen na het overlijden van de betrokkene worden vastgesteld. Ook was er sprake van een omvangrijk juridisch relevant feitencomplex. Eisers hebben tot aan het Hof moeten doorprocederen om de medische stukken te krijgen op grond waarvan de psychiater de verklaring van wilsbekwaamheid heeft verstrekt. Vervolgens is de zaak voor gelegd aan een sociaal-medisch expert en een alzheimerexpert. Omdat dit nog niet tot uitsluitsel leidde hebben besprekingen moeten plaatsvinden, werd een autoriteit op het gebied van dementie en cognitieve stoornissen ingeschakeld ([autoriteit]). Daarnaast moest informatie worden verkregen van de behandelend geriater en [persoon B] van de GGZ. Beiden weigerden afgifte van het medisch dossier van de overledene. Het GGZ-dossier werd na uitgebreide gesprekken alsnog overhandigd. Tegen de geriater diende te worden geprocedeerd in kort geding om de medische informatie ter verkrijgen. Daarvoor is weliswaar een aparte toevoeging verstrekt, maar dat betekent niet dat de zaak tot nietigverklaring van het testament daardoor minder ingewikkeld is. Daarna hebben nog besprekingen met familieleden moeten plaatsvinden, waarna prof. Scheltens zijn eindrapport kon opmaken. Daarna kon de dagvaarding worden opgesteld. Eisers wijzen verder op de veelvuldige correspondentie met de wederpartijen, het Leger de Heils en de Stichting de Zonnebloem, over een mogelijke schikking en op de uitgebreide media-aandacht die de zaak heeft gekregen.

5. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.

5.1.

De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij de beantwoording van de vraag of een zaak feitelijk of juridisch complex is beoordelingsvrijheid toekomt. De toetsing door de rechtbank van het standpunt van verweerder over de feitelijke of juridische complexiteit van de zaak dient daarom terughoudend te zijn.

5.2.

Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van een bijzondere rechtsvraag. Het laten opstellen van de medische rapportages is niet uitzonderlijk en mocht verweerder als niet bewerkelijk aanmerken. Daarbij mocht verweerder in aanmerking nemen dat een afzonderlijke toevoeging is verstrekt voor een procedure tegen de behandelend geriater tot verkrijging van toegang tot medische informatie met betrekking tot de overleden echtgenoot.

Verweerder heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de zaak niet zodanig juridisch of feitelijk ingewikkeld is dat deze niet binnen het aantal forfaitaire uren van 33 kan worden afgewikkeld

Het beleid van verweerder dat reistijd nooit vergoed wordt acht de rechtbank niet onredelijk of onjuist.

5.3.

Het beroep is ongegrond.

5.4.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.