Rechtbank Den Haag, 13-04-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:3952, C-09-489719-HA ZA 15-659
Rechtbank Den Haag, 13-04-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:3952, C-09-489719-HA ZA 15-659
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 13 april 2016
- Datum publicatie
- 14 april 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2016:3952
- Zaaknummer
- C-09-489719-HA ZA 15-659
Inhoudsindicatie
Thuiskopieheffing. Voornemen om een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad te stellen over de vraag of, mede gezien het Copydan-arrest (HvJEU 5 maart 2015, zaak C-463/12, ECLI:EU:C:2015:144) , in het Nederlandse rechtsstelsel een vordering tot restitutie van teveel betaalde thuiskopieheffing alleen toekomt aan de eindverwerver van de drager en niet aan de betalingsplichtinge.
Uitspraak
vonnis
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/489719 / HA ZA 15-659
Vonnis van 13 april 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IMATION EUROPE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
procesadvocaat mr. D. Knottenbelt,
behandelend advocaten mrs. A.P. Groen en A.C.M. Alkema,
TEGEN
1. de stichting
STICHTING DE THUISKOPIE,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
procesadvocaat: mr. J.P. Heering,
behandelend advocaat mr. D. Griffiths,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN (ministerie van veiligheid en justitie),
gedaagde,
advocaat: mr. S.M. Kingma.
Partijen worden hierna aangeduid als “Imation”, “Thuiskopie” en “de Staat”.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
de dagvaardingen van 19 en 20 mei 2015 met producties;
- -
-
de conclusies van antwoord met producties;
- -
-
het tussenvonnis van 9 september 2015 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- -
-
het proces-verbaal van comparitie van 11 februari 2016 en de daarin genoemde stukken;
- -
-
de opmerkingen van partijen over het buiten hun aanwezigheid opgemaakte proces-verbaal.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.
2 De feiten
Deze zaak gaat over een aantal aspecten van de thuiskopieheffing. Imation stelt de Staat aansprakelijk uit hoofde van onrechtmatige daad en spreekt Thuiskopie aan op grond van ongerechtvaardigde verrijking dan wel onverschuldigde betaling voor in de jaren 2003 tot en met 2013 door haar teveel afgedragen thuiskopieheffing. Zij vordert onder meer restitutie van teveel betaalde thuiskopieheffing.
De Staat en Thuiskopie hebben onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof te Den Haag van 26 mei 2015 (ECLI:NL:GHDHA:2015:3876) aangevoerd dat uit het Copydan-arrest (HvJEU 5 maart 2015, zaak C-463/12, ECLI:EU:C:2015:144) volgt dat Imation geen vorderingsrecht toekomt ter zake van teveel betaalde thuiskopieheffing. Zij betogen dat een vordering tot restitutie van teveel betaalde thuiskopieheffing die niet verschuldigd is voor professioneel gebruik – zoals aan de orde in het hiervoor genoemde arrest van het gerechtshof – alleen toekomt aan de eindverwerver van de drager en niet aan de betalingsplichtige, die de door haar betaalde heffing kan afwentelen op de eindverwerver. Zij stellen zich verder op het standpunt dat dit principe ook geldt voor op andere gronden voor terugvordering van teveel betaalde thuiskopieheffing, aangezien het in een stelsel waarin de betalingsplichtige de mogelijkheid heeft het bedrag van de heffing via de prijs van de dragers af te wentelen op de eindverwerver, die aldus de lasten draagt, in overeenstemming is met het rechtvaardige evenwicht tussen de belangen van auteursrechthebbenden en van gebruikers van beschermd materiaal, dat enkel de eindverwerver van de drager terugbetaling van deze heffing kan krijgen, voor zover teveel is betaald.
Imation stelt zich op het standpunt dat haar wel een vorderingsrecht toekomt ter zake van teveel betaalde thuiskopieheffing. Zij betoogt dat de uitleg van het Copydan-arrest door het gerechtshof Den Haag niet juist is. Het oordeel van het HvJEU in het Copydan-arrest formuleert volgens Imation geen rechtsregel die inhoudt dat alleen de eindverwerver van de drager resititutie mag vragen van teveel betaalde thuiskopieheffing. Imation wijst er verder op dat voor Nederland – anders dan in Copydan dat het Deense thuiskopiestelsel betrof – nu juist vaststaat dat eindverwervers geen restitutie kunnen vragen van teveel betaalde ongedifferentieerd geheven thuiskopievergoeding; daarmee staat volgens Imation vast dat Nederland niet aan de door het HvJEU in het Copydan-arrest geformuleerde voorwaarden voor ongedifferentieerde heffing voldoet.
Zoals tijdens de comparitie van partijen is besproken, speelt dit geschilpunt ook in een aantal andere procedures tussen deze en andere partijen over teveel betaalde thuiskopieheffing en is het verzoek tot het openstellen van (tussentijds) cassatieberoep tegen het hiervoor bedoelde arrest van het gerechtshof afgewezen. Het zal dus naar verwachting enige tijd duren tot de Hoge Raad zich in een cassatieprocedure zal uitspreken over deze vraag. Vanwege het belang van deze vraag voor de zich vaker voordoende zaken over door betalingsplichtigen gevorderde restitutie van teveel betaalde thuiskopieheffing overweegt de rechtbank om een pre-judiciële vraag te stellen aan de Hoge Raad over de door de Staat en Thuiskopie gestelde consequentie van het Copydan-arrest. De rechtbank heeft voorshands de volgende vragen voor ogen:
1. Komt, mede gezien het Copydan-arrest, in het Nederlandse rechtsstelsel een vordering tot restitutie van teveel betaalde thuiskopieheffing alleen toe aan de eindverwerver van de drager en niet aan de betalingsplichtinge?
2. Dient bij de beantwoording van die vraag onderscheid te worden gemaakt tussen vorderingen gebaseerd op de grondslag dat er thuiskopieheffing is voldaan over dragers bestemd voor professioneel gebruik en vorderingen gebaseerd op andere grondslagen?
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen om zich over de formulering van deze vragen uit te laten.
Tijdens de comparitie van partijen lag het zwaartepunt van de behandeling bij het bespreken van nut en noodzaak van het stellen van een pre-judiciële vraag aan de Hoge Raad en het verdere procedurele verloop van deze zaak. Imation heeft slechts kort kunnen reageren op een aantal door de Staat en Thuiskopie gevoerde verweren waarop moet worden beslist voordat een pre-judiciële vraag aan de Hoge Raad kan worden gesteld, omdat anders geen sprake is van een vraag waarop het antwoord nodig is om op de eis te beslissen. Het gaat om het door de Staat en Thuiskopie gevoerde verjaringsverweer, het 'passing on' verweer en de verweren die ertoe strekken te betogen dat aansprakelijkheid geheel ontbreekt dan wel dat geen enkele schade kan zijn geleden.
Imation zal in de gelegenheid worden gesteld zich hierover nader uit te laten, waarna de Staat en Thuiskopie daarop kunnen reageren.
Het voorgaande leidt tot een conclusiewisseling over i) de formulering van de pre‑judiciële vraag die de rechtbank overweegt te stellen aan de Hoge Raad en ii) de onder 2.6 bedoelde verweren van de Staat en Thuiskopie die - indien en voor zover zij worden gehonoreerd - aanstonds leiden tot afwijzing van de vordering omdat deze is verjaard, aansprakelijkheid geheel ontbreekt of in het geheel geen schade kan zijn geleden door Imation.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
3 De beslissing
De rechtbank
verwijst de zaak naar de rol van 11 mei 2016 voor het nemen van een conclusie door Imation met de onder 2.8 bedoelde inhoud;
bepaalt dat de Staat en Thuiskopie daarop bij conclusie kunnen reageren op de rol van 8 juni 2016;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. L. Alwin, M.C. Ritsema van Eck- van Drempt en F.M. Bus en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2016.