Home

Rechtbank Den Haag, 16-11-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:13319, AWB - 17 _ 1453

Rechtbank Den Haag, 16-11-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:13319, AWB - 17 _ 1453

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
16 november 2017
Datum publicatie
3 mei 2019
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2017:13319
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1453

Inhoudsindicatie

nadeelcompensatie - eiseres exploiteerde een viskiosk zonder de benodigde vergunningen - voorzienbaar dat verweerder handhavend zou optreden - beroep ongegrond

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 17/1453

(gemachtigde: mr. M.C. van Meppelen Scheppink),

en

(gemachtigde: mr. R. Wassenburg).

Procesverloop

Bij besluit van 6 juni 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om nadeelcompensatie afgewezen.

Bij besluit van 26 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2017.

Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij besluit van 29 november 2013 heeft verweerder aan eiseres een last onder bestuursdwang opgelegd en haar gelast om de container met nummer C612 bij de standplaats 612, 613 en 614 te verwijderen en verwijderd te houden. De begunstigingstermijn is diverse malen verlengd. Op 9 juni 2015 heeft eiseres een afstandsverklaring getekend waarin zij afstand doet van haar container. Op 17 juni 2015 is de container verwijderd.

2. Op 3 mei 2016 heeft eiseres een verzoek om nadeelcompensatie ingediend. Onder verwijzing naar het taxatierapport van [B.V.] B.V. van 18 april 2015 stelt eiseres zich op het standpunt dat de dagwaarde van haar container € 68.750,- bedroeg en dat dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente als nadeelcompensatie moet worden toegekend.

3. Verweerder heeft het verzoek van eiseres afgewezen en zich op het standpunt gesteld dat de opgelegde last onder bestuursdwang als een normale maatschappelijke ontwikkeling in het algemeen belang moet worden beschouwd. Dit standpunt heeft verweerder in het bestreden besluit gehandhaafd.

4. Eiseres kan zich daarmee niet verenigen en voert – samengevat weergegeven – het volgende aan. Er zijn bijzondere omstandigheden waardoor verweerder niet in redelijkheid kan stellen dat sprak is van een normale maatschappelijke ontwikkeling waarvan de financiële consequenties redelijkerwijs enkel en alleen ten laste van eiseres kunnen komen. Verweerder gaat er ten onrechte aan voorbij dat de viskiosk vanaf het plaatsen in 2001 tot aan de verwijdering onafgebroken op de Haagse markt heeft gestaan en nooit iemand erop gewezen heeft dat naast de marktvergunning een afzonderlijke vergunning nodig is. Pas in het kader van de herontwikkeling van de Haagse markt bleek dat een vergunning voor het aanwezig hebben van de viskiosk ontbrak. De viskiosk had ten tijde van de verwijdering nog een hoge dagwaarde en eiseres heeft ook geen coulancevergoeding gehad. Daarnaast bestrijdt eiseres dat op grond van het programma van eisen van 2009 objectief kenbaar was dat de containers in het kader van de herinrichting zouden moeten worden verwijderd. Het programma van eisen kan daarom niet worden gezien als een concreet beleidsvoornemen. Het was voor eiseres ten tijde van de overname dan ook niet duidelijk dat de viskiosk op termijn van de Haagse markt zou verdwijnen.

5. De rechtbank overweegt als volgt.

6. Eiseres is sinds zij de kiosk in 2012 heeft overgenomen wel in het bezit geweest van de vereiste marktvergunning, maar niet in het bezit geweest van de vereiste containervergunning. De laatstgenoemde – persoonsgebonden – vergunning was verleend aan de vorige eigenaar (de heer [A]) en eiseres heeft bij de overname geen nieuwe vergunning aangevraagd. Vanwege het ontbreken van deze vergunning heeft verweerder handhavend opgetreden door op 29 november 2013 een last onder bestuursdwang op te leggen (het schadeveroorzakende besluit).

7. Anders dan eiseres lijkt te veronderstellen ziet het schadeveroorzakende besluit niet op de herontwikkeling van de Haagse Markt, maar op het feit dat eiseres een viskiosk exploiteerde zonder daarvoor de juiste vergunningen voorhanden te hebben. Dat dit aan het licht is gekomen in het kader van de herontwikkeling doet daar niet aan af. In het kader van de voorzienbaarheid overweegt de rechtbank derhalve dat het voor eiseres voorzienbaar had moeten zijn dat verweerder, nu zij een viskiosk exploiteerde zonder de juiste vergunningen, hiertegen handhavend zou optreden. Voor zover eiseres betoogt dat verweerder haar bij de overname erop had moeten wijzen dat zij naast een marktvergunning ook een containervergunning moest aanvragen, overweegt de rechtbank dat dit weliswaar de duidelijkheid voor eiseres ten goede zou zijn gekomen maar dat eiseres – voorafgaand aan de overname – binnen een V.O.F. heeft samengewerkt met de heer [A] en ook daarom op de hoogte had kunnen en moeten zijn van de vereiste vergunningen.

Dat uit het Programma van eisen van 2009 niet voldoende zou blijken dat de viskiosk van eiseres verwijderd zou moeten worden bij de herontwikkeling, leidt – wat daar ook van zij – niet tot een ander oordeel nu dat niet afdoet aan het feit dat eiseres niet de juiste vergunning had om de viskiosk te exploiteren.

8. Het beroep is ongegrond.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. D.G.J. Dop, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Brand, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2017.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel