Rechtbank Den Haag, 31-03-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:3222, C-09-528803-KG ZA 17-335
Rechtbank Den Haag, 31-03-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:3222, C-09-528803-KG ZA 17-335
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 31 maart 2017
- Datum publicatie
- 31 maart 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2017:3222
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2017:1931, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- C-09-528803-KG ZA 17-335
Inhoudsindicatie
De voorzieningenrechter wijst de vordering van eisers af omdat de rechtbank in de strafprocedures al afwijzend heeft beslist op een gelijkluidend verzoek van eisers. Via de voorzieningenrechter kan niet een beslissing van een andere rechter worden aangevochten.
Uitspraak
Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/528803 / KG ZA 17/335
Vonnis in kort geding van 31 maart 2017
in de zaak van
1 [eiseres sub 1] ,
wonende te [… 1] ( [land] ),
2. [eiseres sub 2] ,
wonende te [… 2] ( [land] ),
3. [eiseres sub 3] ,
wonende te [… 1] ( [land] ),
4. [eiser sub 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. R.A. Korver te Amsterdam,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. W. Heemskerk te Den Haag.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met de daarbij en nadien overgelegde producties;
- de door gedaagde overgelegde producties;
- de op 24 maart 2017 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.
2 De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
Op 27 juni 2015 is de heer [A] (hierna: [A] ) op een muziekfestival te Den Haag door vijf politieagenten aangehouden en overmeesterd. Op enig moment na die aanhouding is geconstateerd dat [A] geen hartslag meer had. Na reanimatiepogingen en overbrenging naar een ziekenhuis, is [A] op zondag 28 juni 2015 overleden.
Naar het handelen van de vijf betrokken politieagenten heeft de Rijksrecherche onderzoek verricht. Het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) heeft naar aanleiding daarvan besloten twee agenten (aangeduid als DH01 en DH02) strafvorderlijk te vervolgen en de zaak tegen de andere drie agenten (aangeduid als DH03, DH04 en DH05) te seponeren.
Op 20 februari 2017 heeft in de strafzaken tegen DH01 en DH02 een regiezitting plaatsgevonden. Daarvan zijn processen-verbaal opgemaakt. Ten aanzien van de behandeling van de zaak is in beide processen-verbaal onder meer opgenomen:
“De rechtbank heeft in deze zaak stukken gezien waaruit voldoende blijkt dat de veiligheid van de verdachte het noodzakelijk maakt dat hij in dit proces anoniem optreedt. Daarom is daarvoor gekozen. De verdachte bevindt zich, zoals reeds eerder vermeld, in een afgeschermde ruimte, die alleen voor de rechtbank en de officier van justitie zichtbaar is. Voorts is de stem van de verdachte vervormd. Zijn naam komt in geen enkel stuk in het dossier voor. De rechtbank weet dat de persoon die zij nu in de afgeschermde ruimte ziet zitten de verdachte is waar het in deze zaak om gaat, omdat de voorzitter en de griffier voor de aanvang van de zitting zijn identiteit hebben vastgesteld aan de hand van een geldig identiteitsdocument.”
Ten aanzien van het kenbaar maken van de namen van de verdachten wordt in de processen-verbaal melding gemaakt van, kort gezegd:
- -
-
het voor de zitting ontvangen verzoek van de raadsman van eisers, alsmede van de raadsman van andere nabestaanden, ieder voor zich, om “te bepalen dat aan hun cliënten, in elk geval aan de raadslieden, de personalia van de verdachten in deze zaak zullen worden bekend gemaakt.”
- -
-
de toelichting die voormelde raadslieden hebben gegeven op dat verzoek en de reactie daarop van de advocaat van de verdachten en van de officier van justitie, die zich beiden daartegen hebben verzet.
- -
-
de beslissing die de rechtbank, na zich in raadkamer te hebben teruggetrokken voor beraad op het verzoek, heeft genomen, te weten:
“Het desbetreffende verzoek is gebaseerd op artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering dat gaat over het recht van het slachtoffer op inzage in en afgifte van processtukken.
In de processtukken van deze zaak komt de naam van de verdachte niet voor. De naam op zich valt niet aan te merken als een processtuk dat in aanmerking zou kunnen komen voor inzage of afgifte. Het verzoek vindt dus geen grondslag in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering. Een andere grond is genoemd noch gebleken. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
Eisers hebben bij het Gerechtshof Den Haag (hierna: het hof) klaagschriften als bedoeld in artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) ingediend, waarin zij zich beklagen over de niet-vervolging van DH03, DH04 en DH05 en over de niet-vervolging ter zake van bepaalde feiten van DH01 en DH02. De behandeling van die klaagschriften heeft op 15 maart 2017 plaatsgevonden. Ten tijde van de behandeling ter zitting in deze procedure was de verwachting dat het hof op 29 maart 2017 uitspraak zou doen.