Home

Rechtbank Den Haag, 31-05-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:5799, AWB 17/9492

Rechtbank Den Haag, 31-05-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:5799, AWB 17/9492

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
31 mei 2017
Datum publicatie
14 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2017:5799
Zaaknummer
AWB 17/9492
Relevante informatie
Vreemdelingenwet 2000 [Tekst geldig vanaf 01-10-2022] art. 28

Inhoudsindicatie

ghanees - gestelde homoseksuele geaardheid en daaruit voortvloeiende problemen ongeloofwaardig - beroep ogg

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 17/9492

(gemachtigde: mr. G.H.P. Buren),

en

(gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins).

Procesverloop

Bij besluit van 26 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarbij heeft verweerder aan eiser, ambtshalve toetsend, geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend en evenmin uitstel van vertrek.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens verschenen is K. Mensah, tolk.

Overwegingen

1. Ter zitting heeft verweerder aangegeven eiser alsnog in de door hem hier te lande opgegeven en met een (door Bureau Documenten van de IND authentiek bevonden) geboorteafschrift onderbouwde geboortedatum [geboortedatum] 1998 te volgen. Verder heeft verweerder ter zitting aangegeven eiser niet langer een inreisverbod op te leggen van twee jaren.

2. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser -samengevat weergegeven- het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1998 en in het bezit van de Ghanese nationaliteit. Hij is homoseksueel. In 2007 overleed eisers vader en in 2012 zijn moeder. Eiser was betrokken bij de organisatie van een bijeenkomst voor homoseksuelen die zou plaatsvinden op 7 maart 2015. Toen eiser in dit verband rond kerst 2014 in zijn dorp bezoek kreeg van een aantal mannen van wie algemeen bekend is dat zij homoseksueel zijn, was dit voor eisers familie de bevestiging van het bij hen al bestaande vermoeden dat ook eiser homoseksueel is. Eiser is daarop door zijn stiefvader, tevens de broer van zijn vader, die na de dood van eisers vader met zijn moeder is getrouwd, met een mes mishandeld en met de dood bedreigd. Terwijl eisers stiefvader, die imam is, vervolgens de politie aan het alarmeren was, kon eiser met hulp van andere familieleden vluchten. Eiser dook onder bij zijn partner [persoon] , op ongeveer acht uur met de auto van zijn dorp, en ging verder met de voorbereiding van de bijeenkomst. Toen de politie eisers schuilplaats twee maanden later ontdekte is hij uit Ghana gevlucht. Doordat eisers seksuele geaardheid ook bekend is geworden bij het meisje waarmee hij geacht wordt te trouwen en haar familie, vreest hij ook voor hen.

3. Verweerder volgt eiser wel in de door hem opgegeven identiteit en nationaliteit. Dat eiser homoseksueel is en om die reden zijn land van herkomst heeft verlaten acht verweerder echter ongeloofwaardig. Omdat Ghana door verweerder wordt aangemerkt als veilig land van herkomst heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.

4. Eiser kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. Op hetgeen door eiser is aangevoerd zal hieronder -voor zover van belang- worden ingegaan.

5. De rechtbank overweegt als volgt.

5.1.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in de uitspraak van 15 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1630) geoordeeld dat verweerder aan de hand van de onderzoeksmethode zoals weergegeven in Werkinstructie 2015/9 op een zorgvuldige manier onderzoek doet naar een gestelde seksuele geaardheid, en dat verweerder met die werkinstructie voldoende inzichtelijk heeft gemaakt op welke wijze de antwoorden op vragen over een seksuele gerichtheid worden beoordeeld.

In Werkinstructie 2015/9 staat dat in het algemeen kan worden gesteld dat het zwaartepunt ligt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen (onder meer bewustwording en zelfacceptatie) van de vreemdeling met betrekking tot zijn homoseksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemeen beeld passen. Dit geldt temeer als de vreemdeling afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit maatschappelijk onacceptabel of strafbaar gesteld is.

5.2.

De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat verweerder in het onderhavige geval overeenkomstig de werkinstructie heeft gehoord en beslist. Aan de orde is de vraag of verweerder kan worden gevolgd in zijn standpunt dat de door eiser gestelde seksuele gerichtheid ongeloofwaardig is.

5.3.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers verklaringen over zijn gestelde homoseksualiteit niet geloofwaardig zijn. Verweerder overweegt hiertoe allereerst niet ten onrechte dat eiser ongerijmd, vaag en summier heeft verklaard over zijn gestelde proces van bewustwording en acceptatie en dat hij te dien aanzien in oppervlakkige verklaringen is blijven steken. Zo heeft eiser verklaard dat hij ‘zo’ geboren is en dat hij ‘het’ al is geweest sinds het moment dat hij bewust was van zichzelf. Eiser heeft voorts weliswaar verklaard dat hij sinds zijn twaalfde nooit interesse voor vrouwen heeft getoond, maar wanneer hij zich van zijn homoseksuele geaardheid bewust werd en wanneer hij zich voor het eerst tot een jongen/man aangetrokken voelde heeft hij desgevraagd niet kunnen concretiseren.

Eiser heeft verder verklaard dat hij er geen moeite mee had toen hij zich realiseerde dat hij homoseksueel is. Ook heeft hij verklaard dat hij zichzelf niet anders ziet dan als een ‘gewoon’ mens. Op de vraag of de problemen die eiser in verband met zijn geaardheid ondervond geen twijfels teweeg hebben gebracht of periodes waarin hij het moeilijk had, heeft eiser voorts geantwoord dat hij daarover niets kan zeggen. Eiser heeft ook verklaard dat het hem niet kan schelen wat zijn vriendjes of broers over hem denken en dat hij gewoon is wie hij is. Verweerder acht voornoemde verklaringen niet ten onrechte ongerijmd, vaag en summier, temeer daar eiser naar eigen zeggen afkomstig is uit een land en een islamitisch gezin, waar homoseksualiteit niet wordt geaccepteerd.

In zijn zienswijze en in beroep heeft eiser aangevoerd dat hij niet of nauwelijks een bewustwordingsproces heeft meegemaakt omdat hij altijd geweten heeft dat hij homoseksueel is en dat dit blijkens de UNHCR Guidance Note on Refugee Claims Relating to Sexual Orientation and Gender Identity (door eiser aangeduid als UNHCR Guidelines over LHBT) mogelijk is. In zijn zienswijze heeft eiser daarnaast ook aangevoerd dat onduidelijk is waarom iedere homoseksueel zou moeten schrikken, zich zou moeten verzetten of zou moeten twijfelen over zijn geaardheid en dat hij wel degelijk verklaringen heeft afgelegd waaruit blijkt dat hij over de mogelijke consequenties van zijn geaardheid heeft nagedacht. Verweerder heeft hierin geen aanleiding hoeven zien om tot een ander standpunt te komen. In lijn met Werkinstructie 2015/9 heeft verweerder, gelet op het feit dat eiser deel uitmaakt van een islamitisch gezin waarvan het hoofd imam is en afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit niet wordt geaccepteerd en volgens hem zelfs met de dood wordt bestraft, eiser mogen aanrekenen dat hij kennelijk geen enkel proces van bewustwording of acceptatie heeft doorgemaakt. Dat eiser, zoals hij in beroep stelt, berust in zijn geaardheid omdat hij nu eenmaal zo door God geschapen is, en dat hij wel degelijk heeft nagedacht over de problemen die hij als gevolg van zijn geaardheid zou kunnen ondervinden, doet hieraan niet af.

Verweerder werpt eiser ook niet ten onrechte tegen dat hij klaarblijkelijk niet of nauwelijks enig conflict ziet tussen zijn gestelde seksuele geaardheid en zijn islamitische geloof, dat hij tot op heden praktiseert. Eiser heeft verklaard dat hij tot zijn vertrek uit Ghana naar de moskee ging en dat hij tot op heden bidt. Op de vraag hoe het voor hem was om naar de moskee te gaan, wetende dat zijn seksuele geaardheid daar werd afgekeurd heeft eiser geantwoord dat je het moet zien als een geschenk van God, dat je er niets aan kunt doen en dat het niets verandert aan wie je bent. Afgezet tegen de wijze waarop er in eisers land en religie tegen homoseksualiteit wordt aangekeken, heeft verweerder zijn houding ten opzichte van de islam ongerijmd mogen achten. De stelling in de zienswijze en in beroep dat op dit punt weinig vragen zijn gesteld en dat de oppervlakkigheid van eisers verklaringen over zijn geaardheid in relatie tot zijn geloof eerder lijken te duiden op weinig kennis van het geloof, heeft verweerder niet tot een ander standpunt hoeven leiden. Eiser heeft onder meer verklaard dat zijn stiefvader imam is, dat hij tot zijn vertrek uit Ghana naar de moskee ging en dat hijzelf geen imam kan worden omdat hij homoseksueel is. Dat eisers oppervlakkige verklaringen over zijn geaardheid in relatie tot zijn geloof zijn te wijten aan een gebrek aan kennis heeft verweerder derhalve niet ten onrechte niet gevolgd. De rechtbank volgt verweerder voorts in zijn standpunt dat eiser op dit punt niet te weinig vragen zijn gesteld en dat het primair aan eiser zelf is om op dit punt opheldering te geven.

5.4.

Verweerder overweegt ook niet ten onrechte dat eiser bevreemdingwekkend, vaag en summier heeft verklaard over relaties, homoseksuele contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van homoseksuele groepen. Zo heeft eiser desgevraagd niet kunnen aangeven wanneer en hoe lang hij zijn enige homoseksuele relatie, die met [persoon] , zou hebben gehad. Verweerder heeft voorts vaag verklaard over het soort relatie dat hij met [persoon] had, door te dien aanzien slechts te verklaren dat [persoon] ‘soort van’ zijn vrouw is. Eiser heeft ook niet geconcretiseerd waarover hij en [persoon] spraken, hoewel hem meermaals is gevraagd daarover te vertellen. De stelling van eiser in zijn zienswijze en in beroep dat hij bedoelde dat [persoon] zijn vaste vriend was en dat de vraagstelling van verweerder op dit punt vaag was, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte onvoldoende geacht.

Verder heeft eiser desgevraagd niet kunnen vertellen wat voor bijeenkomst voor homoseksuelen het precies was die hij aan het organiseren was en met wie hij dat zou doen. Verweerder heeft eiser dit mogen aanrekenen, ongeacht zijn stelling in de zienswijze dat hij slechts zijdelings bij de organisatie betrokken was en dat de aanduiding ‘bijeenkomst’ al voldoende zegt over wat er georganiseerd werd. Eiser heeft immers ook verklaard dat hij, nadat hij uit zijn dorp zou zijn gevlucht, verder is gegaan met de voorbereiding. Gelet hierop mag van hem worden verwacht dat hij meer over de bijeenkomst kan vertellen dan hij heeft gedaan. Eiser heeft desgevraagd ook niets kunnen vertellen over ‘Acra greater regime’, terwijl hij in zijn vrije relaas heeft verklaard dat dit een belangenorganisatie voor homoseksuelen in Ghana is die een programma zou hebben in de bijeenkomst waarbij ook hijzelf betrokken was. Verder heeft eiser afgezien van de naam niets kunnen vertellen over de groep ‘Order Galag’ (Gay and Lesbian Organisation Ghana) waar hij eveneens deel van uit zou maken. Verweerder heeft eiser ook dit mogen aanrekenen, ongeacht de stelling in de zienswijze en in beroep dat hij nog maar kort bij deze groep zat. Eiser heeft de groep aangeduid als ‘onze’ groep. Gelet hierop en op het feit dat het om een geheime organisatie voor homoseksuelen zou gaan in een land waar homoseksualiteit niet geaccepteerd wordt, mag van eiser worden verwacht dat hij ook hierover meer kan verklaren dan hij heeft gedaan.

5.5.

Verweerder overweegt verder niet ten onrechte dat eiser vaag en summier heeft verklaard over zijn contacten met homoseksuelen in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie. Afgezien van de regenboog als symbool voor LHBT’s heeft verweerder desgevraagd niets over LHBT-gemeenschappen in Nederland kunnen vertellen. Eiser heeft desgevraagd aangegeven niet op de hoogte te zijn van de mogelijkheden die in Nederland bestaan om met andere homoseksuelen in contact te komen en uit zijn verklaringen kan voorts worden afgeleid dat hij geen contact heeft gezocht met homo-belangenorganisaties in Nederland. Verweerder heeft eiser voornoemde vage en summiere verklaringen mogen aanrekenen, temeer daar eiser zijn land van herkomst juist zou zijn ontvlucht vanwege de slechte situatie voor homoseksuelen aldaar. Eisers in zijn zienswijze en in beroep gegeven verklaring voor zijn onwetendheid dat hij ten tijde van het nader gehoor nog maar drie maanden in Nederland was, heeft verweerder niet ten onrechte onvoldoende geacht.

Verweerder gaat voorts niet ten onrechte voorbij aan de stelling van eiser in zijn zienswijze dat hij zich inmiddels bij de organisatie ‘House of Rainbow’ heeft aangesloten en de foto’s die hij in dat verband heeft overgelegd van mannen die poseren bij een bord van die organisatie. Verweerder overweegt niet ten onrechte dat dergelijke stukken weliswaar kunnen dienen als ondersteuning van de verklaringen van de vreemdeling, maar dat de vreemdeling in de eerste plaats zelf zijn seksuele gerichtheid en het daarbij behorende bewustwordingsproces aannemelijk moet maken. Eiser is daarin, gelet op alle door hem afgelegde ongerijmde, vage en summiere verklaringen, niet geslaagd.

5.6.

Ook de problemen die eiser in verband met zijn gestelde homoseksuele geaardheid ondervonden zou hebben acht verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig. Niet valt in te zien waarom een groep als homoseksueel bekend staande mannen naar het huis van eisers familie zou zijn gekomen, zonder eerst met eiser te bespreken of hun bezoek en daarmee ook de confrontatie van zijn familie met zijn homoseksualiteit wel wenselijk was. Eiser heeft voor deze gang van zaken ter zitting geen aannemelijke verklaring kunnen geven. Eiser heeft desgevraagd voorts niet kunnen concretiseren welke familieleden hem precies zouden hebben bevrijd nadat zijn stiefvader hem opgesloten had. Eisers standpunt in zijn zienswijze en in beroep dat er heel veel familieleden aanwezig waren en ter zitting dat het om wel veertig familieleden ging, maakt niet dat verweerder niet van hem mag verwachten dat hij kan aangeven wie van hen hem zouden hebben bevrijd. Verder heeft eiser eerst verklaard dat hij na deze ontsnapping naar zijn neef ging, om later te verklaren dat hij niet naar een familielid, maar naar zijn partner [persoon] is gegaan. De verklaring van eiser dat hij zijn partner ‘gewoon’ neef noemt, heeft verweerder ontoereikend mogen achten om hem deze wisseling in zijn verklaringen niet aan te rekenen. Ook het standpunt in de zienswijze dat de uitdrukking ‘mijn neef’ op een vertaalfout of een misverstand duidt, heeft verweerder ontoereikend mogen achten. Op de vraag of hij zijn neef over het incident had ingelicht heeft eiser immers geantwoord dat dat niet nodig was omdat het familieleden waren die al op de hoogte waren. Hieruit kan niet anders worden afgeleid dan dat eiser aanvankelijk wel degelijk een neef en niet zijn partner heeft bedoeld.

Ingevolge Werkinstructie 2015/9 heeft verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de seksuele geaardheid van eiser mogen betrekken dat hij eisers verklaringen over de problemen die hij in dat verband ondervonden zou hebben eveneens ongeloofwaardig acht. In de werkinstructie staat immers dat wanneer de verklaringen van de vreemdeling over wat hem in het land van herkomst (of daarbuiten) als gevolg van zijn gestelde seksuele gerichtheid is overkomen en voor hem – mede – aanleiding vormde dat land te verlaten ongeloofwaardig zijn, dit het oordeel versterkt dat ook de seksuele gerichtheid zelf ongeloofwaardig is.

5.7.

De rechtbank gaat voorbij aan de door eiser in beroep aangehaalde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 10 april 2017 (ECLI:NL:RBROT:2017:2646). In die uitspraak oordeelde de rechtbank dat de vreemdeling een begin van bewijs had geleverd dat hij een langdurige relatie heeft gehad met een man en dat zij voornemens waren met elkaar in het huwelijk te treden. Daarvan is in het geval van eiser geen sprake.

5.8.

Nu verweerder eisers gestelde homoseksuele geaardheid en daaruit voortvloeiende problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig acht, overweegt verweerder tevens niet ten onrechte dat eiser in dat verband niet in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder a of b, van de Vw 2000.

5.9.

Eiser stelt in beroep dat Ghana in zijn individuele geval, vanwege zijn homoseksuele geaardheid, niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Nog daargelaten dat verweerder bij de aanwijzing van Ghana als veilig land van herkomst geen nadrukkelijke uitzondering heeft gemaakt voor de groep van LHBT’s, kan dit standpunt al op voorhand niet slagen aangezien eisers gestelde homoseksualiteit ongeloofwaardig is. Verweerder heeft eisers asielaanvraag dan ook niet ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.

6. Het beroep is ongegrond

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. D.D. van Loopik, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2017.

Rechtsmiddel