Home

Rechtbank Den Haag, 09-08-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:8921, AWB - 17 _ 1849

Rechtbank Den Haag, 09-08-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:8921, AWB - 17 _ 1849

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
9 augustus 2017
Datum publicatie
8 september 2017
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2017:8921
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1849
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 04-04-2025 tot 01-07-2025] art. 1:3

Inhoudsindicatie

Wet op de kansspelen (Wok).

De besluiten waarbij de tenaamstelling van de bestaande kansspelvergunningen van de Staatsloterij en de Lotto B.V. is gewijzigd, zijn geen besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Het gaat om lopende vergunningen waarbij uitsluitend de namen van de vergunninghouders zijn gewijzigd. Geen rechtsgevolgen die niet al door de oorspronkelijke belsuiten tot vergunningverlening teweeg zijn gebracht.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummers: SGR 17/1849 en SGR 17/2956

(gemachtigde: mr. M.I. Robichon-Lindenkamp)

en

(gemachtigde: mr. I.M. Zuurendonk).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Lotto B.V. (gemachtigde: mr. C.E.E. Zoïs).

Procesverloop

Bij besluit van 25 november 2014 heeft verweerder een vergunning voor het organiseren van de sporttotalisator 2015/2016 verleend aan de Stichting de Nationale Sporttotalisator (SNS).

Bij besluit van 25 november 2014 heeft verweerder een vergunning voor het organiseren van de instantloterij verleend aan SNS.

Bij besluiten van 1 april 2016 (de primaire besluiten) heeft verweerder de tenaamstelling van de sporttotalisatorvergunning en de instantloterijvergunning gewijzigd in Lotto B.V

Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt. Bij besluiten van 31 januari 2017 en 15 maart 2017 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2017.

Het beroep is gevoegd behandeld met de beroepen van de [Stichting X] (16/8496, 16/8501 en 16/8486), [bedrijf Y] (16/8474) en [bedrijf Z] (17/1880).

Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Na sluiting van het onderzoek zijn de gevoegde zaken gesplitst.

Overwegingen

1. Bij besluit van 7 december 2015 heeft de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) een vergunning verleend voor de fusie tussen de Staatsloterij B.V. (voorheen SENS) en Lotto B.V. (voorheen SNS). Deze vergunning is een zogenoemd concentratiebesluit.

Bij beschikkingen van 18 februari 2016 heeft de rechtbank Den Haag toestemming verleend tot omzetting van SENS en SNS naar een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. SENS is thans genaamd Staatsloterij B.V. en SNS is thans genaamd Lotto B.V.

2 Verweerder heeft de bezwaren van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij de besluiten tot wijziging van de tenaamstelling van de vergunningen.

De wijziging van de rechtsvorm die heeft geleid tot wijziging van de naam is een aparte procedure die los staat van het concentratiebesluit. Het had op de weg van eiseres gelegen bezwaar te maken tegen de wijziging van de rechtsvorm van SNS dan wel tegen het concentratiebesluit. De onderhavige procedure is daarvoor niet de geëigende weg.

3 Eiseres heeft gesteld dat zij opkomt voor de belangen van haar leden die al jaren willen toetreden tot de Nederlandse kansspelmarkt. Deze leden beschikken over een rechtstreeks belang omdat de vergunningverlening aan SNS, en als gevolg daarvan ook de onderhavige wijzigingsvergunning, onrechtmatig is omdat verweerder voorafgaand daaraan, in strijd met het Europese recht, geen transparante vergunningprocedure heeft gevoerd. Verder heeft eiseres betoogd dat dat het besluit in strijd is met de Wok omdat er geen wettelijke basis bestaat voor overdracht van de vergunning aan een andere rechtspersoon en omdat de vergunning ingevolge artikel 16 van de Wok aan slechts één rechtspersoon mag worden verleend.

4 Beoordeeld dient te worden of verweerder de bezwaren van eiseres terecht en op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Met het begrip rechtshandeling wordt een handeling bedoeld die is gericht op rechtsgevolg.

De rechtbank ziet zich allereerst, ambtshalve, voor de vraag gesteld of de primaire besluiten, waarbij de tenaamstelling van de vergunningen is gewijzigd, op rechtsgevolg zijn gericht en dus als besluiten zijn aan te merken.

De rechtbank ziet niet in op welke wijze door deze besluiten rechtsgevolgen in het leven zijn geroepen die niet al door de oorspronkelijke besluiten teweeg zijn gebracht.

Het gaat om lopende vergunningen waarbij uitsluitend de naam van de vergunninghouder is gewijzigd. De vergunning is in essentie niet gewijzigd. De kernbegrippen zoals de entiteit van de vergunninghouder, de aard van de spellen, de spelvormen, de voorwaarden van vergunningverlening en de looptijd zijn onveranderd gebleven. De naamswijziging op zichzelf kwalificeert dan ook niet als een rechtens relevante wijziging waardoor een rechtsgevolg ontstaat maar als een technisch/administratieve wijziging. Van besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb is dan ook geen sprake.

Reeds hierom zijn de bezwaren ongegrond.

Het betoog ter zitting dat sprake is van besluiten omdat anders een lacune in de rechtsbescherming zou ontstaan slaagt, om de volgende redenen, niet. De naamswijziging is een gevolg van de wijziging van de rechtsvorm die samenhangt met de fusie tussen SENS en SNS. Zowel tegen de wijziging van de rechtsvorm als het concentratiebesluit kon in rechte worden opgekomen. Voor de wijziging van de rechtsvorm is toestemming verleend door de civiele rechter van deze rechtbank. Het feit dat in de aangepaste vergunning een regeling is getroffen voor de eventuele overgang naar een andere aanbieder door vervreemding van de aandelen is een logisch uitvloeisel van de wijziging van de rechtsvorm van stichting naar B.V. en kan niet als een op zich zelf staand rechtsgevolg worden beschouwd. Een oordeel van de bestuursrechter over de gewijzigde rechtsvorm zou overigens tot gevolg hebben dat de civiele machtiging geen betekenis meer zou hebben. Voor zover eiseres met de onderhavige procedure wil bereiken dat een rechterlijk oordeel wordt verkregen over de rechtmatigheid van de eerder verleende kansspelvergunningen in relatie tot het transparantiebeginsel, verwijst de rechtbank naar het eerder gegeven oordeel in haar uitspraken van, onder meer, 7 maart 2016 en 20 oktober 2016 (ECLI:NL:RBDHA:2016:2390 en ECLI:NL:RBDHA:2016:13064). Deze zaken zijn inmiddels onderwerp van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Van een lacune in de rechtsbescherming is dan ook geen sprake.

5 De rechtbank komt, gezien het vorenstaande, tot de conclusie dat de primaire besluiten geen besluiten zijn in de zin van de Awb. Gelet daarop heeft verweerder de bezwaren van eiseres terecht, zij het op een onjuiste grondslag, niet-ontvankelijk verklaard. Voor vernietiging van de besluiten om die reden bestaat geen aanleiding aangezien aannemelijk is dat eiseres hierdoor niet is benadeeld.

6 De beroepen dienen ongegrond te worden verklaard.

7 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Sleeswijk Visser-de Boer, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M. van der Meide, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2017.

Rechtsmiddel