Home

Rechtbank Den Haag, 30-05-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:6517, C/09/529407 / HA ZA 17-322

Rechtbank Den Haag, 30-05-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:6517, C/09/529407 / HA ZA 17-322

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
30 mei 2018
Datum publicatie
26 juni 2018
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2018:6517
Zaaknummer
C/09/529407 / HA ZA 17-322

Inhoudsindicatie

artikel 3:94 BW cessie, generieke omschrijving over te dragen vordering in de koopovereenkomst voldoende, artikel 6:177 BW, artikel 6:177a BW, aardbeving schade.

Uitspraak

vonnis

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/529407 / HA ZA 17-322

Vonnis van 30 mei 2018

in de zaak van

1 [eisende partij sub 1],

2. [eisende partij sub 2],

beiden wonende te [woonplaats],

eisers,

advocaat: mr. R.K. Torn te Amsterdam,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.,

gevestigd te Assen,

gedaagde,

advocaat: mr. P.A.Th. Kostwinder te Groningen.

Partijen zullen hierna ‘[eisende partij sub 1 c.s.]’ en ‘NAM’ genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding van 17 maart 2017, met producties 1 tot en met 14;

-

de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 4;

-

het tussenvonnis van 28 juni 2017;

-

de op 6 november 2017 ontvangen brief van NAM met productie 4;

-

de op 7 november 2017 ontvangen brief van [eisende partij sub 1 c.s.] met producties 15 tot en met 17;

-

de op 30 januari 2018 ontvangen brief van NAM met producties 5 en 6;

-

het proces-verbaal van comparitie van 13 februari 2018.

1.2.

Het proces-verbaal van de comparitie van partijen is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over het proces-verbaal voor zover het feitelijke onjuistheden betreft. [eisende partij sub 1 c.s.] heeft hiervan gebruik gemaakt bij brief van 1 maart 2018. Deze correspondentie maakt onderdeel uit van het procesdossier.

1.3.

Ten slotte is de datum voor vonnis nader bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

[eisende partij sub 1 c.s.] heeft in december 2014 een woning, gelegen aan de [adres] (hierna: de woning), gekocht.

2.2.

In de koopovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:

7.4 In deze koopovereenkomst is zoveel mogelijk begrepen de overdracht van alle aanspraken die verkoper ten aanzien van de onroerende zaak kan of zal kunnen doen gelden tegenover derden, waaronder begrepen de bouwer(s), onderaannemer(s), installateur(s), architect(en) en leverancier(s), zoals wegens verrichte werkzaamheden of aan de onroerende zaak toegebrachte schade, zonder dat verkoper tot vrijwaring verplicht is. Deze overdracht vindt plaats per de datum van de eigendomsoverdracht. (...)

2.3.

De levering heeft plaatsgevonden op 31 december 2014. In de akte van levering is de volgende passage opgenomen:

Alle aanspraken die verkoper ten aanzien van het verkochte kan of zal kunnen doen gelden tegenover derden, waaronder begrepen bouwers, (onder)aannemers, installateurs en leveranciers gaan over op koper. Voor zover deze aanspraken niet kunnen gelden als kwalitatieve rechten als bedoeld in artikel 251 boek 6 van het Burgerlijk Wetboek is verkoper verplicht op eerste verzoek van koper aan een overdracht mee te werken”.

2.4.

NAM is concessiehoudster voor de aardgaswinning uit het zogenoemde Groningerveld. Deze aardgaswinning veroorzaakt aardbevingen die schade tot gevolg kunnen hebben.

2.5.

In verband met de regeling van schade die ten gevolge van aardbevingen kan ontstaan is een ‘Protocol schadeafhandeling’ opgesteld. De tweede versie van dit protocol is van toepassing op schades die na 1 november 2014 worden gemeld. Hierin is, kort gezegd, bepaald dat schademeldingen ter zake aardbevingsschade kunnen worden gedaan bij het Centrum Veilig Wonen (hierna ‘het CVW’). Het CVW zal de schade door een expert laten onderzoeken. Ingeval degene die schade heeft gemeld het met het oordeel van die expert oneens is, kan een contra-expert worden benoemd. Ingeval de bevindingen van de contra-expert afwijken van die van de eerste expert en partijen geen onderlinge overeenstemming bereiken, kan de zaak worden voorgelegd aan een arbiter.

2.6.

[eisende partij sub 1 c.s.] heeft op 25 september 2015 schade ten gevolge van een aardbeving gemeld bij het CVW. Deze schade zou reeds voordat de woning aan hem was overgedragen zijn ontstaan.

2.7.

Vervolgens is de woning in oktober 2015 geïnspecteerd door een deskundige van het CVW. Deze onderzoeker heeft vijftien schades in de woning bekeken. Zijn conclusie luidt:

Er is geen oorzakelijk verband aangetroffen tussen de door de schademelder getoonde schade en de bevingen. De aangetroffen schades zijn mogelijk veroorzaakt door zetting, (thermische) werking materialen, ontbreken lateiconstructie, ontbreken dilataties en krimp”.

2.8.

[eisende partij sub 1 c.s.] heeft vervolgens een contra-expertise aangevraagd. De contra-expert heeft de woning in november 2015 bezocht en ten aanzien van de vijftien schades geconcludeerd dat sprake was van “[a]anwezige scheurvorming die (duidelijk) significant is verergerd tijdens de bevingen”.

2.9.

Omdat de eerste expert en de contra-expert geen overeenstemming over hun beoordeling hebben bereikt, is de zaak voorgelegd aan een arbiter. In het kader van de procedure bij de arbiter heeft op 8 november 2016 een schouw en zitting plaatsgevonden. Beide partijen hebben daaraan voorafgaand een zienswijze bij de arbiter ingediend. In de zienswijze van NAM zijn de vijftien schades opnieuw besproken. Concluderend wordt in de zienswijze opgemerkt dat de schade aan de woning is ontstaan ten gevolge van “verhinderde vervorming, overbelasting en weersinvloeden”. Volgens de zienswijze zijn deze aspecten als enige oorzaak van de schade aan te merken. [eisende partij sub 1 c.s.] concludeert in zijn zienswijze dat er onomstotelijk causaal verband is vastgesteld tussen de geïnduceerde bevingen en de onstane schades.

2.10.

De arbiter heeft op 13 december 2016 uitspraak gedaan. Onder verwijzing naar de onder 2.3 aangehaalde passage uit de akte van levering, heeft de arbiter geconcludeerd dat voor overdracht van eventuele vorderingsrechten van de vorige eigenaren van de woning aan [eisende partij sub 1 c.s.] een afzonderlijke overdracht (cessie) noodzakelijk is. De koopovereenkomst kwalificeert volgens de arbiter niet als zodanig, omdat de vordering daarin onvoldoende is bepaald. De arbiter heeft geoordeeld dat reeds omdat geen rechtsgeldige overdracht van de vordering heeft plaatsgevonden, NAM niet gehouden is om schade aan [eisende partij sub 1 c.s.] te vergoeden.

2.11.

Op 11 januari 2017 is een akte van cessie opgemaakt en ondertekend, waarin de vorige eigenaren van de woning alle aanspraken ter zake vergoeding van de door [eisende partij sub 1 c.s.] geconstateerde aardbevingsschade aan de woning, voor zover deze schade is ontstaan voor eigendomsoverdracht van hen aan [eisende partij sub 1 c.s.], overdragen aan [eisende partij sub 1 c.s.] De akte is opgesteld op blanco papier en namens de vorige eigenaren ondertekend door een advocaat. Van de cessie is op 6 februari 2017 mededeling gedaan aan NAM.

2.12.

Op verzoek van [eisende partij sub 1 c.s.] heeft Zetstra Bouw een begroting gemaakt van de kosten van herstel. Deze zijn begroot op € 26.260,08.

2.13.

[eisende partij sub 1 c.s.] heeft NAM vervolgens aansprakelijk gesteld voor de kosten van herstel en de overige door hem geleden schade.

2.14.

NAM heeft [eisende partij sub 1 c.s.] naar het CVW verwezen.

3 Het geschil

4 De beoordeling

5 De beslissing