Home

Rechtbank Den Haag, 16-09-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:10611, C/09/578945 / FA RK 19-6119

Rechtbank Den Haag, 16-09-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:10611, C/09/578945 / FA RK 19-6119

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
16 september 2019
Datum publicatie
10 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2019:10611
Zaaknummer
C/09/578945 / FA RK 19-6119

Inhoudsindicatie

De rechtbank spreekt de voorlopige voogdij uit over twee jonge kinderen, geboren in het kalifaat van IS en verblijvend in een Syrisch vluchtelingenkamp.

Door het overlijden van de moeder en de onbekende verblijfsplaats van de vader, die bovendien in Nederland bij verstek is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar en van wie de Nederlandse nationaliteit in 2017 is ontnomen, is sprake is van een gezagsvacuüm en staan de kinderen niet onder het vereiste wettelijk gezag.

Teneinde de belangen van de kinderen te kunnen behartigen acht de rechtbank het dringend en onverwijld noodzakelijk dat in gezagsuitoefening van de kinderen wordt voorzien.

Uitspraak

Meervoudige kamer

Team Jeugd & Bopz

Zaaksgegevens: C/09/578945 / FA RK 19-6119

Datum uitspraak: 16 september 2019

in de zaak naar aanleiding van het op 19 augustus 2019 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden (hierna te noemen: de Raad),

betreffende:

- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2016 te Syrië, hierna te noemen: [minderjarige 1] en

- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2019 te Syrië, hierna te noemen: [minderjarige 2] ,

hierna samen te noemen: de kinderen.

De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

hierna te noemen: de vader,

geëmigreerd, thans zonder bekende woon- of verblijfplaats;

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

de beoogd voogdes.

De rechtbank merkt als informanten aan:

hierna: de grootouders vaderszijde,

en

[informant]

hierna: de oom vaderszijde.

Het procesverloop

Bij beschikking van 19 augustus 2019 heeft de kinderrechter in deze rechtbank het spoedkarakter van het verzoek afgewezen en het verzoek voor het overige aangehouden tot de terechtzitting van 29 augustus 2019.

Op 29 augustus 2019 is de zaak door de kinderrechter verwezen naar de meervoudige kamer en is zitting bepaald op 30 september 2019.

Bij mail van 10 september 2019 heeft de Raad verzocht de geplande zittingsdatum van

30 september 2019 te vervroegen. De rechtbank heeft hieraan gehoor gegeven en op

16 september 2019 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.

Daarbij zijn verschenen:

- [vertegenwoordigers van de Raad]

, namens de Raad;

- mevrouw [vertegenwoordigers van de GI] , namens de gecertificeerde instelling;

- de grootouders vaderszijde, als informant;

- de oom vaderszijde, als informant.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:

- voornoemde beschikking van 19 augustus 2019, waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd.

Ter zitting heeft de oom vaderszijde aangegeven dat [minderjarige 1] is geboren op [geboortedag 1] 2016 en niet op [foutieve geboortdag] 2016 zoals in het verzoek staat. De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat de geboortedatum van [minderjarige 1] [geboortedag 1] 2016 is, mede omdat de Raad zich hier ter zitting aan heeft gerefereerd en vooralsnog andere, objectieve informatie ontbreekt, waaruit de geboortedatum kan worden afgeleid.

Verzoek

Het verzoek strekt er toe de gecertificeerde instelling te belasten met de voorlopige voogdij over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

Ter zitting heeft de Raad het verzoek als volgt kort nader toegelicht. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven thans in het vluchtelingenkamp [verblijfplaats] in Syrië. Er zijn ernstige zorgen over hun veiligheid en ontwikkeling. Zij hebben onvoldoende voedsel en medische zorg en zij hebben ernstige medische klachten. De moeder van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is overleden en het is onbekend waar de vader verblijft. Er is hierdoor sprake van een gezagsvacuüm. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden op dit moment in het vluchtelingenkamp opgevangen door een Nederlandse

IS-vrouw die de grootouders vaderszijde en oom vaderszijde telefonisch op de hoogte houdt van de ontwikkelingen van de kinderen en hun zorgelijke medische toestand. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dienen volgens de Raad zo spoedig mogelijk naar Nederland gebracht te worden, zodat zij de noodzakelijke medische verzorging kunnen krijgen en verenigd kunnen worden met hun grootouders vaderszijde en oom vaderszijde. Hiervoor is het noodzakelijk dat in het gezag over hen wordt voorzien, zodat contact gezocht kan worden met de nodige instanties om ervoor te zorgen dat zij naar Nederland gehaald kunnen worden.

Beoordeling

De rechtbank verwijst ten aanzien van de rechtsmacht, het toepasselijke recht en de relatieve bevoegdheid naar hetgeen in deze zaak is overwogen in de beschikking van de kinderrechter van 19 augustus 2019.

Op grond van de inhoud van het verzoekschrift met bijlagen en de verklaringen van de gehoorde personen gaat de rechtbank er thans vanuit dat door het overlijden van de moeder en het verdwijnen van de vader, die bovendien in Nederland bij verstek is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar en van wie de Nederlandse nationaliteit in 2017 is ontnomen, sprake is van een gezagsvacuüm en dat de kinderen derhalve niet onder het vereiste wettelijk gezag staan.

Teneinde de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te kunnen behartigen en de nodige stappen te kunnen nemen om de kinderen naar Nederland te halen, acht de rechtbank het dringend en onverwijld noodzakelijk om in gezagsuitoefening van de kinderen te voorzien.

Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing