Home

Rechtbank Den Haag, 16-08-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:10919, 7743299 RP VERZ 19-50283

Rechtbank Den Haag, 16-08-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:10919, 7743299 RP VERZ 19-50283

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
16 augustus 2019
Datum publicatie
17 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2019:10919
Zaaknummer
7743299 RP VERZ 19-50283

Inhoudsindicatie

Verzoek ex artikel 36 WOR

Uitspraak

Team kanton Den Haag

CB

Zaaknr.: 7743299 RP VERZ 19-50283

16 augustus 2019

Beschikking op verzoekschrift ex artikel 36 WOR in de zaak van:

De Ondernemingsraad Bedrijfsvoering Belastingdienst, gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,

hierna te noemen: de ORBB,

verzoekende partij,

gemachtigde: mr. S.F.H. Jellinghaus (De Voort advocaten)

tegen

De Staat der Nederlanden, in het bijzonder het Ministerie van Financiën,

gevestigd en kantoorhoudende te Den Haag,

hierna te noemen: de Staat,verwerende partij,

gemachtigden: mevr. mr. M.B. de Witte-Van den Haak en mevr. mr. A.A.T.M. de Jong (Pels Rijcken)

1 De procedure

1.1

De kantonrechter heeft kennis genomen van:

-

het verzoekschrift, ingekomen bij de griffie op 3 mei 2019 met elf producties (nrs. 1 tot en met 11);

-

het verweerschrift met 30 producties (nrs. 1 tot en met 30);

-

de brief van de gemachtigde van de ORBB van 11 juli 2019 met een aanvullende productie (nr. 11);

-

de brief van de gemachtigde van de Staat van 12 juli 2019 met een aanvullende productie (nr. 31).

1.2

Op 12 juli 2019 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn namens de ORBB de heer [betrokkene 1] alsmede de gemachtigde van de ORBB verschenen en zijn namens de Staat de heer [betrokkene 2] en de gemachtigden van de Staat verschenen. De gemachtigden hebben wederzijds pleitnota’s overgelegd. Van het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling heeft de griffier zakelijke aantekeningen gemaakt.

1.3

Het verzoekschrift is aanvankelijk mede ingediend door de Ondernemingsraad Switch, maar nog voor de mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft deze ondernemingsraad zijn verzoek tegen de Staat ingetrokken.

1.4

Uitspraak is bepaald op heden.

2 De feiten

2.1

Het directoraat-generaal Belastingdienst (‘DGBD’ of ‘de Belastingdienst’) is een organisatieonderdeel van het Ministerie van Financiën, belast met de uitvoering van de belastingwetgeving (inclusief toeslagen) en de douanewetgeving. Het DGBD is verantwoordelijk voor de heffing, controle en inning van de rijksbelastingen, houdt toezicht op de in- en uitvoer van goederen, is belast met de opsporing van (belasting)fraude en keert toeslagen uit. Binnen het DGBD zijn in totaal ongeveer 30.000 medewerkers werkzaam.

2.2

Als gevolg van een kabinetsbeslissing van 27 januari 2017 naar aanleiding van het Rapport van de Commissie Onderzoek Belastingdienst wordt een nieuwe topstructuur binnen het DGBD ingevoerd, waarbij de rollen, taken en bevoegdheden van de Belastingdienst opnieuw worden vastgesteld. De kern van de nieuwe structuur is dat de Belastingdienst weer volledig wordt geïntegreerd binnen het Ministerie van Financiën.

2.3

Op grond van een besluit van de Minister van Financiën van 20 september 2017 is de directeur-generaal Belastingdienst (DG) belast met de implementatie van de nieuwe topstructuur. Op 5 december 2018 heeft de DG het ‘Organisatiebesluit directoraat generaal Belastingdienst 2018’ genomen, waarmee de nieuwe organisatiestructuur wordt ingevoerd.

2.4

De nieuwe topstructuur kent drie lagen, te weten de uitvoerende taken door de primaire processen (‘Uitvoering’), de strategie, kaders en uitvoeringsbeleid, waarvoor de concerndirecties verantwoordelijk zijn (‘Kaderstelling’) en de ondersteunende taken, die worden uitgevoerd door de Corporate Diensten en Shared Services Organisaties (‘Ondersteuning’). De nieuwe topstructuur is nader uitgewerkt en beschreven in hoofdstuk 5 van het document ‘Topstructuur van het directoraat-generaal Belastingdienst van 13 september 2018’.

2.5

Alle organisatieonderdelen die verband houden met het primaire proces (belastingheffing, controleren en innen, toezicht op in- en uitvoer van goederen, opsporing van fraude en uitkeren van toeslagen) worden aangestuurd door de DG. Alle organisatieonderdelen die niet vallen onder het primaire proces worden aangestuurd door de plaatsvervangend directeur-generaal (pDG). De bevoegdheden van de DG en pDG zijn vastgelegd in het ‘Mandaatbesluit (van de DG) Directoraat Generaal Belastingdienst 2018’ van 5 december 2018.

2.6

Als gevolg van de organisatiewijziging dient de medezeggenschapsstructuur van de Belastingdienst opnieuw te worden vormgegeven. Binnen het primaire proces zijn negen (nieuwe) ondernemingsraden ingericht. Beoogd wordt voor de organisatieonderdelen, die geen deel uitmaken van het primaire proces, één ondernemingsraad in te richten, de Ondernemingsraad Kadestelling en Ondersteuning (de ORKO). Alle ondernemingsraden binnen de Belastingdienst worden overkoepeld door een groepsondernemingsraad DG Belastingdienst (GOR) alsmede een departementale ondernemingsraad Ministerie van Financiën (DOR), waaronder naast de GOR de Ondernemingsraad Kerndepartement (Ministerie van Financiën) valt. In de GOR krijgt de ORKO 19 van de in totaal 185 zetels.

2.7

De ORKO wordt ingericht voor de medewerkers, die werken bij de Concerndirecties, Corporate Diensten, de Shared Services Organisaties, het Bureau DG en het Bureau Investeringsagenda van de Belastingdienst. In totaal betreft dit tezamen 13 organisatieonderdelen, waar ongeveer 3.000 medewerkers werkzaam zijn.

2.8

Tussen 4 en 18 juni 2019 hebben ondernemingsraadverkiezingen voor de ORKO plaatsgevonden, waarbij de 19 leden van de ORKO zijn verkozen. Van de 19 leden van de ORKO zijn tien leden herkozen uit ondernemingsraden, die als gevolg van de reorganisatie verdwijnen.

2.9

De ORBB is destijds ingesteld op basis van de oude topstructuur van de Belastingdienst, die inmiddels is opgeheven. De ORBB bestaat in feite alleen nog in het kader van de onderhavige procedure.

3 Het verzoek, de onderbouwing daarvan en het verweer

3.1

De ORBB verzoekt de Rechtbank, team kanton, om bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad voor recht te verklaren dat het besluit om één ondernemingsraad (OR Kaderstelling en Ondersteuning) in te stellen voor de organisatieonderdelen Concerndirecties, Corporate Diensten, de Shared Services Organisaties, het Bureau DG en het Bureau Investeringsagenda nietig is alsmede [de Staat] te verplichten om zich te onthouden van handelingen die strekken tot uitvoering of toepassing van het nietige besluit alsmede alle reeds verrichte uitvoeringshandelingen terug te draaien binnen 7 dagen na het wijzen van de beschikking.

3.2

De ORBB onderbouwt zijn verzoek met de stelling dat de verschillende organisatieonderdelen van de Belastingdienst, die weliswaar ieder vanuit zijn eigen taken en bevoegdheden ondersteunend zijn aan het primaire proces, onvoldoende samenhang vertonen om te kunnen spreken van één onderneming, waarvoor één ondernemingsraad kan worden of dient te worden ingesteld. Daarmee is de gekozen medezeggenschapsstructuur strijdig met de Wet op de Ondernemingsraden (WOR).

3.3

De Staat voert verweer tegen de stellingen van de ORBB. Voor zover van belang voor de beslissing zal het verweer van de Staat hieronder besproken worden.

4 De beoordeling

5 De beslissing