Rechtbank Den Haag, 28-03-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:3109, C/09/569762 / KG ZA 19/238
Rechtbank Den Haag, 28-03-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:3109, C/09/569762 / KG ZA 19/238
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 28 maart 2019
- Datum publicatie
- 2 april 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2019:3109
- Zaaknummer
- C/09/569762 / KG ZA 19/238
Inhoudsindicatie
Kort geding. Arbeidsrecht. In het licht van de Wet compensatie transitievergoedingen en de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever kan het in stand laten van een slapende arbeidsovereenkomst bij duurzame arbeidsongeschiktheid - afhankelijk van de omstandigheden van het geval - strijd met goed werkgeverschap opleveren. In deze concrete situatie is daarvan naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake. Werkgever wordt bevolen de arbeidsovereenkomst met eiseres met onmiddellijke ingang op te zeggen, onder toekenning van de wettelijke transitievergoeding.
Uitspraak
Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/569762 / KG ZA 19/238
Vonnis in kort geding van 28 maart 2019
in de zaak van
[eiseres] te [plaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. H.A. Hoving te Nijmegen,
tegen:
[de gedaagde] te [plaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. G.J. Kessels te Leiden.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [de gedaagde] ’.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de door [de gedaagde] overgelegde conclusie van antwoord, met producties;
- de op 18 maart 2019 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
Ter zitting is vonnis bepaald op 26 maart 2019. Vonnis is vervolgens nader bepaald op heden.
2 De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
[de gedaagde] is een [zorginstelling] in de regio [Regio] en bestaat uit [… 1] met [… 2] . [de gedaagde] staat onder toezicht van een Raad van Toezicht (hierna: RvT).
[eiseres] is sinds [datum 1] voor onbepaalde tijd in dienst bij (een rechtsvoorganger van) [de gedaagde] .
Op [datum 2] is [eiseres] benoemd tot statutair directeur van de op [datum 3] opgerichte [gedaagde] .
Tussen [eiseres] en [de gedaagde] gelden de arbeidsvoorwaarden die zijn vastgelegd in een schriftelijke arbeidsovereenkomst van [datum 4] . In de considerans van deze overeenkomst staat vermeld dat de arbeidsovereenkomst een schriftelijke vastlegging vormt van de manier waarop partijen sinds [datum 5] feitelijk uitvoering geven aan de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst en de geldende arbeidsvoorwaardelijke afspraken en dat [eiseres] op [datum 2] is benoemd tot statutair directeur. De overeenkomst vermeldt verder in artikel 6.1 en 7.1 dat [eiseres] wordt tewerkgesteld als directeur van [de gedaagde] , dat zij als directeur de rechten en verplichtingen heeft die de wet en de statuten van [de gedaagde] aan bestuurders toekennen en dat zij verantwoording verschuldigd is aan de RvT.
Behoudens beëindiging op andere gronden eindigt de arbeidsovereenkomst van [eiseres] van rechtswege op [datum 6] , zijnde de AOW-leeftijd.
In [jaar] is bij [eiseres] kanker gediagnosticeerd. Sinds [datum 7] is [eiseres] in verband met deze ziekte aaneengesloten arbeidsongeschikt. In [datum 8] is door haar behandelend arts aan [eiseres] medegedeeld dat zij medisch uitbehandeld is.
De werkzaamheden van [eiseres] zijn in verband met haar arbeidsongeschiktheid overgenomen door een interim-directeur.
Vanaf [datum 9] heeft tussen [eiseres] en de RvT contact plaatsgevonden over de re-integratie van [eiseres] . Hierbij heeft de RvT er rekening mee gehouden dat [eiseres] niet zou terugkeren als (statutair) directeur, vanwege de veeleisendheid van die functie en de voor [de gedaagde] noodzakelijke bestuurlijke continuïteit. Van re-integratie van [eiseres] is het niet gekomen.
Bij brief van [datum 10] is [eiseres] opgeroepen voor een vergadering van de RvT op [datum 11] of [datum 12] . Op deze vergadering zou besloten worden over het voorgenomen ontslag van [eiseres] als statutair directeur van [de gedaagde] . De oproepingsbrief vermeldt dat de RvT de bedrijfsarts heeft verzocht om een prognose van het herstel van [eiseres] te geven, dat de bedrijfsarts die prognose niet kon geven, maar wel aangaf dat [eiseres] door de medische behandelingen (mogelijk) niet duurzaam inzetbaar is en dat de kans bestaat dat zij de zwaarte van de functie in de veranderend omstandigheden niet aan zou kunnen. Om die reden heeft de RvT, zo staat in de brief, moeten besluiten dat re-integratie in haar functie voor [eiseres] niet meer tot de mogelijkheden behoort. De verwachting dat [eiseres] niet duurzaam inzetbaar is en (i) de continuïteit van de organisatie, (ii) voornemen tot wijziging van de profielschets van de bestuurder en (iii) gebrek aan vertrouwen hebben, aldus de RvT in deze brief, geleid tot het voorgenomen besluit van de RvT om [eiseres] uit haar functie van statutair bestuurder/directeur te ontslaan. In de brief staat tevens vermeld dat de RvT de arbeidsrechtelijke relatie met [eiseres] wil laten voortduren omdat de RvT gedurende de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] geen reden ziet om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De RvT is blijkens de brief voornemens met [eiseres] afspraken te maken over de invulling van de re-integratie in overleg met de bedrijfsarts.
Het statutair ontslag van [eiseres] is uiteindelijk aan de orde gekomen op de vergadering van de RvT van [datum 13] . [eiseres] was bij deze vergadering niet aanwezig. Zij heeft bij brief van haar advocaat van [datum 14] haar raadgevende stem ingebracht. Kort samengevat komt haar standpunt er op neer dat zij zich niet kan vinden in het voorgenomen ontslag.
In de vergadering van de RvT van [datum 13] is besloten [eiseres] te ontslaan uit haar statutaire functie. Dit is bij brief van dezelfde datum aan [eiseres] medegedeeld. In die brief staat vermeld dat dit ontslag is gegeven met het oog op de continuïteit van de organisatie en het voornemen tot wijziging van de profielschets van de bestuurder. Het eerder gestelde gebrek aan vertrouwen is niet aan het besluit ten grondslag gelegd. Over de noodzaak van het ontslagbesluit staat het volgende vermeld in de brief:
“Anders dan uw advocaat stelt, snijdt de RvT met zijn ontslagbesluit niet de verbinding met uw arbeidsovereenkomst door. Er is in de ogen van de RvT geen sprake van een Siamese tweeling die niet gescheiden kan worden. De wet en de statuten voorzien in onderhavige situatie uitdrukkelijk in twee los van elkaar staande juridische betrekkingen: de vennootschapsrechtelijke en de arbeidsrechtelijke. Het is mogelijk dat de vennootschapsrechtelijke betrekking eindigt terwijl de arbeidsrechtelijke betrekking wordt voorgezet.
Zeker in onderhavige situatie is dit mogelijk omdat u arbeidsongeschikt bent en de RvT zich aan zijn verplichtingen als werkgever wenst te houden en u de veiligheid van een dienstverband gunt om te herstellen en te re-integreren zodra dit mogelijk is. Voorts speelt hierbij een rol dat u voor uw benoeming als statutair bestuurder een andere functie binnen de [Groep] vervulde. De RvT is voornemens om de re-integratiemogelijkheden onder begeleiding van de bedrijfsarts te onderzoeken. De RvT sluit hierbij niet uit dat re-integratie binnen de [Groep] mogelijk is. Dit wordt door u mogelijk als een demotie ervaren maar dit is onvoldoende om te constateren dat er geen invulling kan worden gegeven aan het dienstverband en dat er sprake is van een Siamese tweeling.
U stelt dat er geen noodzaak is voor het beëindigen van de vennootschapsrechtelijke betrekking. De noodzaak volgt reeds uit de twee grondslagen waarop het ontslagbesluit is gebaseerd. Het is op basis van de statuten onmogelijk om een tweede statutair bestuurder te benoemen naast u. Dit is niet alleen statutair onmogelijk maar is ook onwenselijk. Een tweede (al dan niet tijdelijke) bestuurder is kostbaar. Gelet op de organisatie qua grootte en complexiteit is een tweede bestuurder overbodig. Zolang u als statutair bestuurder zou aanblijven, blijft u formeel verantwoordelijk voor uw statutaire positie, hetgeen gelet op uw langdurige arbeidsongeschiktheid en de onzekere prognose omtrent uw herstel ongewenst is.”
Op [datum 15] heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat [eiseres] om medische redenen de eigen of aangepaste werkzaamheden binnen of buiten de eigen organisatie niet kan verrichten en dat dat een blijvende situatie is. Een vervolgafspraak met de bedrijfsarts was niet meer aan de orde.
Sinds [datum 16] is [eiseres] volledig en duurzaam arbeidsongeschikt in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en ontvangt zij een IVA-uitkering. De loondoorbetalingsverplichting van [de gedaagde] is op dat moment geëindigd.
Partijen hebben de afgelopen periode met elkaar (door tussenkomst van hun advocaten) gecorrespondeerd over een arbeidsrechtelijk ontslag van [eiseres] waarbij [eiseres] recht zou hebben op een transitievergoeding. [de gedaagde] heeft het verzoek tot ontslag van [eiseres] over te gaan niet ingewilligd.
3 Het geschil
[eiseres] vordert – zakelijk weergegeven – [de gedaagde] te bevelen om de arbeidsovereenkomst met [eiseres] met onmiddellijke ingang, althans op een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen datum, op te zeggen op grond van artikel 7:671 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW), onder toekenning van de wettelijke transitievergoeding van € 150.067,= bruto, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [de gedaagde] in de kosten van dit geding.
Daartoe voert [eiseres] – samengevat – het volgende aan. [de gedaagde] houdt de arbeidsovereenkomst tussen partijen ten onrechte ‘slapend’, alleen om de wettelijke transitievergoeding niet aan [eiseres] uit te hoeven keren. Gezien de omstandigheden in deze situatie en omdat [de gedaagde] compensatie kan ontvangen voor de aan [eiseres] uit te keren transitievergoeding, is [de gedaagde] op grond van goed werkgeverschap verplicht de arbeidsovereenkomst, met schriftelijke instemming van [eiseres] die zij op voorhand verleent, op te zeggen. [eiseres] heeft vanwege de ernst van haar ziekte een dringend en spoedeisend belang om nog voor haar overlijden de arbeidsovereenkomst beëindigd te krijgen en haar aanspraak op een transitievergoeding geldend te maken.
[de gedaagde] voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.