Rechtbank Den Haag, 19-06-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:6145, C-09-544129-HA ZA 17-1247
Rechtbank Den Haag, 19-06-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:6145, C-09-544129-HA ZA 17-1247
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 19 juni 2019
- Datum publicatie
- 19 juni 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2019:6145
- Zaaknummer
- C-09-544129-HA ZA 17-1247
Inhoudsindicatie
Universiteit Leiden heeft in een sollicitatieprocedure voor de benoeming van een hoogleraar onrechtmatig gehandeld tegenover een sollicitant. Tijdens de sollicitatieprocedure heeft een lid van de benoemingsadviescommissie buiten de sollicitant om en zonder zijn toestemming informatie over hem verzameld. De verkregen informatie is, met toestemming van haar voorzitter, ook gebruikt in de sollicitatieprocedure door (leden van) de benoemingsadviescommissie zonder dit met de sollicitant te bespreken of aan hem mee te delen. Dit handelen is in strijd met de NVP-sollicitatiecode waaraan de universiteit zich uitdrukkelijk heeft gebonden. De rechtbank vindt het aannemelijk dat door dit handelen schade is veroorzaakt bij de sollicitant. De sollicitant heeft in deze procedure tevens het commissielid dat navraag had gedaan, de voorzitter van de benoemingsadviescommissie en de rector magnificus en voorzitter van het college van bestuur persoonlijk aansprakelijk gesteld. Die vorderingen zijn afgewezen. Het handelen is toe te rekenen aan Universiteit Leiden en deze personen hebben tegenover de sollicitant geen persoonlijk in acht te nemen zorgvuldigheidsnorm geschonden. Ook voor andere verwijten van de sollicitant bestaat geen grond.
Uitspraak
vonnis
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/544129 / HA ZA 17-1247
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 juni 2019
in de zaak van
[eiser] te [plaats 1] , Verenigd Koninkrijk
eiser,
advocaat mr. J.W. de Groot te Amsterdam,
tegen
1 UNIVERSITEIT LEIDEN te Leiden,
2. [gedaagde 2] te [plaats 2] ,
3. [gedaagde 3] te [plaats 3] ,
4. [gedaagde 4] te [plaats 3] ,
gedaagden,
advocaat mr. S.C. Krekel te Den Haag.
Eiser zal hierna ‘ [eiser] ’ worden genoemd. Gedaagden zullen ieder afzonderlijk worden aangeduid als ‘Universiteit Leiden’, ‘ [gedaagde 2] ’, ‘ [gedaagde 3] ’, ‘ [gedaagde 4] ’ en gezamenlijk als ‘Universiteit Leiden c.s.’
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
de dagvaarding van 27 november 2017;
- -
-
de akte overlegging producties van 6 december 2017;
- -
-
de conclusie van antwoord van 28 februari 2018 met producties;
- -
-
het vonnis van 28 maart 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- -
-
het buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte proces-verbaal van comparitie van 6
maart 2019, de daarin genoemde stukken en de opmerkingen op het proces-verbaal van Universiteit Leiden c.s. bij brief van 21 maart 2019 en van [eiser] bij brief van 26 maart 2019.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.
2 De feiten
[eiser] heeft carrière gemaakt als wetenschapper en hij is auteur van meerdere boeken en andere publicaties. Van 1 september 2008 tot 31 december 2016 was hij als “Professor of Linguistics” verbonden aan [de Universiteit] in het Verenigd Koninkrijk. [eiser] is getrouwd met [X] (hierna: [X] ). [X] was voltijds werkzaam bij de afdeling Franse Taalkunde van de Universiteit Leiden van september 2008 tot en met januari 2013 en daarna in deeltijd van juli 2014 tot juni 2016. Zij stond als promovenda onder begeleiding van prof. dr. [A] (hierna: [A] ), verbonden aan het Leiden University Centre for Linguistics (hierna: LUCL), een van de instituten van de Faculteit der Geesteswetenschappen (hierna: de faculteit) van de Universiteit Leiden.
In het najaar 2015 heeft het bestuur van de faculteit besloten een procedure te starten om een in 2016 vrijkomende leerstoel Engelse taalkunde bij het LUCL open te stellen. Daartoe is een profielschets en advertentietekst opgesteld en, op grond van de ‘Procedureregeling Instelling Leerstoelen en benoeming tot gewoon en bijzonder hoogleraar’ van de Universiteit Leiden (hierna: de Procedureregeling), een benoemingsadviescommissie ingesteld. Daarbij heeft [gedaagde 2] , destijds decaan van de faculteit, op 9 november 2015 ingestemd met het verzoek van de toenmalige wetenschappelijk directeur van het LUCL prof. dr. […] van 6 november 2015 om af te wijken van de gebruikelijke samenstelling van de benoemingsadviescommissie, te weten dat een benoemingsadviescommissie in meerderheid uit personen bestaat die geen deel uitmaken van het onderzoeksinstituut, dan wel de opleiding waarbinnen de te benoemen hoogleraar werkzaam zal zijn. Dit zou worden ondervangen door in het eindrapport van de benoemingsadviescommissie de redenen daarvoor te noemen.
De benoemingsadviescommissie bestond uit de volgende leden:
- [gedaagde 2] , decaan van de faculteit, Universiteit Leiden (voorzitter),
- [gedaagde 3] , wetenschappelijk directeur LUCL, Universiteit Leiden,
-prof. dr. [B] (hierna: [B] ), LUCL, Universiteit Leiden,
-prof. dr. [C] (hierna: [C] ), Vrije Universiteit Amsterdam,
-dr. [D] (hierna: [D] ), LUCL, Universiteit Leiden
- [A] , LUCL, Universiteit Leiden (academisch secretaris),
- [E] , student, Universiteit Leiden,
-drs. [F] (hierna: [F] ), werkzaam bij de faculteit, Universiteit Leiden (ambtelijk secretaris).
Een benoemingsadviescommissie adviseert, in de vorm van een conceptvoordracht, het faculteitsbestuur over de te benoemen hoogleraar. Als het faculteitsbestuur met dit advies instemt, vraagt het aan het college van bestuur van de Universiteit Leiden om tot benoeming van de hoogleraar over te gaan.
Begin maart 2016 stelde de Universiteit Leiden de vacature officieel open voor een “Full Professorship in English Linguistics” (hierna: de vacature) met een reactiemogelijkheid tot 17 maart 2016. In de advertentietekst werd opgenomen dat een sollicitatie onder meer gepaard diende te gaan met “Names, positions, and email addresses of three referees (no reference letters at this point)”. Op de (Engelstalige) website van de Universiteit Leiden werd over sollicitatieprocedures onder meer het volgende vermeld:
“Recruitment and selection regulation
The rules applying to recruitment and selection can be found in the Leiden University Regulations on Filling Vacancies (…) In addition, Leiden University is bound by the Job Application Code of the Dutch Association for Personnel Management and Organisation Development (NVP). This code is based on such principles as fairness, transparency and confidentiality. For more information, see the NVP website (http://www.nvp-plaza.nl/site/en/).”
In de toenmalige (Nederlandstalige versie) van de NVP-sollicitatiecode is voor zover hier van belang het volgende bepaald:
“De NVP Sollicitatiecode (…) bevat basisregels die organisaties (bedrijven en instellingen die arbeidsrelaties aangaan) en sollicitanten naar het oordeel van de Nederlandse Vereniging voor Personeelsmanagement & Organisatieontwikkeling (NVP) in acht behoren te nemen bij de werving en selectie ter vervulling van vacatures. Het doel van de code is een norm te bieden voor een transparante en eerlijke werving en selectieprocedure. (…)
UITGANGSPUNTEN
De code is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: (...)
- de van de sollicitant verkregen informatie wordt vertrouwelijk en zorgvuldig behandeld; ook in andere opzichten wordt de privacy van de sollicitant gerespecteerd;
-de sollicitant en de organisatie zijn zich ervan bewust dat beschikbare informatie van open bronnen, zoals internet en informatie via derden verkregen niet altijd betrouwbaar is;
-op een door de sollicitant schriftelijk bij de organisatie ingediende klacht over onzorgvuldige, onbillijke of onjuiste behandeling wordt door de betrokken organisatie schriftelijk gereageerd.
Het is van belang dat de sollicitant duidelijkheid heeft over de te volgen sollicitatieprocedure. Dit betekent dat indien de organisatie afwijkt van de eenmaal gekozen procedure, zij dit aan de sollicitant meedeelt en toelicht. (…)
WERVING
Een wervingsprofiel vermeldt, naast de relevante kenmerken van de vacature, de wijze van solliciteren, de door de sollicitant te verschaffen informatie (…), eventuele aanvullende selectieprocedures/-middelen (…)
Ongeacht de wijze van solliciteren (…) vermeldt de organisatie dat kandidaten gezocht kunnen worden via internet, waaronder social media. (…)
SELECTIEFASE (…)
De sollicitant verschaft de organisatie de informatie die een waar en getrouw beeld geeft van zijn vakbekwaamheid (opleiding, kennis en ervaring) en hij houdt geen informatie achter waarvan hij weet of behoort te weten dat deze van belang is voor de vervulling van de vacante functie waarop hij solliciteert.
(…)
NADER ONDERZOEK
Indien de organisatie inlichtingen over de sollicitant wil inwinnen bij derden, via internet zoals social media) en/of andere bronnen, vraagt zij hiertoe vooraf diens toestemming, tenzij zulks niet vereist is op grond van een wettelijk of algemeen verbindend voorschrift. De te verkrijgen informatie moet direct verband houden met de te vervullen vacature en mag geen onevenredige inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de sollicitant. De bij derden en andere bronnen, waaronder websites (waaronder social media), verkregen informatie zal, indien relevant, a) aan de sollicitant worden meegedeeld, met uitdrukkelijke vermelding van de bron b) met de sollicitant worden besproken.”
Op 16 maart 2016 heeft [eiser] gesolliciteerd op de vacature. Als “referees” gaf hij op: prof. dr. [G] , verbonden aan Georgetown University, Verenigde Staten van Amerika, prof. dr. [H] , verbonden aan de University of Alberta in Canada, en prof. dr. [I] , verbonden aan de University of Birmingham in het Verenigd Koninkrijk.
Uit de binnengekomen sollicitaties op de vacature selecteerde de benoemingsadviescommissie een shortlist van vier kandidaten, waaronder [eiser] . Bij e-mail van 29 maart 2016 werd [eiser] geïnformeerd dat hij was geselecteerd voor het vervolg van de sollicitatieprocedure en uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek met de benoemingsadviescommissie in Leiden op 25 april 2016.
Op 14 april 2016 werd [eiser] per e-mail nader geïnformeerd over het verdere programma van 25 april 2016, inhoudende een door [eiser] te verzorgen onderwijs- en onderzoekspresentatie. Bij e-mail van 18 april 2016 is [eiser] op de hoogte gesteld van de samenstelling van de benoemingsadviescommissie .
[eiser] heeft ondertussen een aanbod van [de Universiteit] om vrijwillig af te vloeien aanvaard. Bij overeenkomst van 15 april 2016 is onder meer afgesproken dat het arbeidscontract van [eiser] met [de Universiteit] op 31 december 2016 wordt beëindigd, met een positieve referentie van [de Universiteit] over [eiser] ’ functioneren.
Op 18 april 2016 is binnen het LUCL de shortlist met vier kandidaten voor de vacature openbaar gemaakt, zodat geïnteresseerden bij de door de kandidaten te geven presentaties aanwezig konden zijn.
Op de faculteitsborrel van 19 april 2016 sprak dr. [J] (hierna: [J] ), universitair docent bij de Universiteit Leiden haar collega dr. [K] (hierna: [K] ), eveneens universitair docent bij de Universiteit Leiden, aan en vroeg zich af of [K] [eiser] kende, vanwege haar werkverleden bij [de Universiteit] . [K] vertelde aan [J] dat [eiser] volgens haar problemen had gehad op [de Universiteit] . [J] adviseerde [K] dit met [gedaagde 3] te bespreken en informeerde hierover ook [gedaagde 3] zelf. Na afloop van de borrel kwamen [K] en [gedaagde 3] elkaar tegen en bespraken zij bij het kantoor van [gedaagde 3] de informatie die [K] had over [eiser] . Daarbij heeft [gedaagde 3] [K] gevraagd naar academische collega’s die met [eiser] hadden samengewerkt bij [de Universiteit] . [K] heeft daarop verschillende namen aan [gedaagde 3] verstrekt.
[gedaagde 3] heeft vervolgens, medio april 2016 en voorafgaand aan het sollicitatiegesprek met [eiser] , zonder dat aan de benoemingsadviescommissie te melden, per e-mail vier van de door [K] genoemde academici benaderd over hun ervaringen met [eiser] . Bij e-mail van 20 april 2016 heeft [gedaagde 3] aan prof. dr. [L] (hierna: [L] ) het volgende geschreven:
“My name is [gedaagde 3] and I am Academic Director of the Leiden University Centre for Linguistics. Although your name sounds Dutch, I approach you in English – however, should you decide to reply to my request I am happy to talk to you in Dutch as well.
The reason I write to you is that a former colleague of yours from [de Universiteit] , Prof. [eiser] has applied for a professorship in English Linguistics at our institute. Although Prof. [eiser] has not listed you as one of his referees, I believe it may be useful to consult former colleagues from [de Universiteit] to obtain their evaluation. I would be most grateful if you provide me with a short reference of Prof. [eiser] – of course I will treat your reference confidentially.
Thank you very much in advance. I look forward to hearing from you.”
De e-mails aan andere drie academici hadden een soortgelijke strekking. In antwoord daarop heeft [gedaagde 3] twee daarvan telefonisch gesproken. Eén academicus heeft niet gereageerd.
[L] heeft bij brief van 21 april 2016, op briefpapier van haar werkgever [werkgever] en door haar ondertekend, gescand en verzonden per e-mail, onder meer het volgende aan [gedaagde 3] bericht:
“Ref: Professor [eiser] - application for professorship in English Linguistics at Leiden University
Thank you for your request for a confidential evaluation of the above candidate. This is not an easy reference to write, as normally references are more or less by definition positive in nature. In this case, I am afraid it is rather difficult to be positive.
I have known Professor [eiser] since October 2008 when he joined the Department of Linguistics at [de Universiteit] as the new Chair of Linguistics. I had just started there myself (March 2008) in my role as Chair of Bilingualism, a position shared between the Department of Linguistics and the Centre for Bilingualism. We were direct colleagues until I left in February 2015.
During my time at [de Universiteit] I have worked very closely together with Professor [eiser] and have been able to get a good idea of his abilities. There is no doubt that he is a gifted writer. He has published a great number of monographs, all in the area of Cognitive Linguistics, as well as some edited books. Furthermore, he is fast, publishing a book per year on average. The majority of his publications are books, there is very little in terms of peer-reviewed journal articles. So if you are looking for a prolific writer, Professor [eiser] is your man.
I am afraid that his gift does not extend to collegiality. During my time at [de Universiteit]
(particularly during the time I was Head of Department) I have witnessed many problems with Professor [eiser] and have often had to intervene. In some cases, we had to involve Human Resources and on one occasion he has been officially reprimanded. One particularly nasty incident with the Vice Chancellor led to him being forced to step down as Acting Head of School.
These issues with Professor [eiser] were apparent during the whole period of time we overlapped, although after he was officially reprimanded, things quietened down considerable. It is therefore possible that he may have changed his ways.
I am sorry this does not make for good reading. If you have any questions or need further
information please do not hesitate to contact me.”
Met deze informatie over [eiser] heeft [gedaagde 3] in eerste instantie niets gedaan.
Op 25 april 2016 heeft de benoemingsadviescommissie onder meer het sollicitatiegesprek met [eiser] gevoerd. [eiser] heeft op die dag ook de verzochte presentaties verzorgd. [gedaagde 3] heeft tijdens het sollicitatiegesprek geen melding gemaakt van het feit dat hij van derden (niet-referenten) informatie over [eiser] had verkregen. Tijdens het gesprek met [eiser] heeft [gedaagde 3] , naar eigen zeggen, geprobeerd die nadere informatie te verwerken in de vragen die hij aan [eiser] heeft gesteld.
Vlak voor het sollicitatiegesprek was binnen de benoemingsadviescommissie bekend geworden dat [eiser] gehuwd was met [X] en dat [A] haar promotor was.
Toen op 25 april 2016 met drie van de vier geselecteerde kandidaten het sollicitatiegesprek was gevoerd en zij hun presentaties hadden gegeven vond een tussentijdse evaluatie door de benoemingsadviescommissie plaats. Eén kandidaat viel af. Over de presentaties van [eiser] werd wisselend geoordeeld. [gedaagde 3] en [B] waren niet te spreken over het gesprek met [eiser] . [A] betoogde daarentegen dat [eiser] de beste kandidaat was. Een meerderheid van de commissie vond een andere (de derde) kandidaat beter.
[gedaagde 2] heeft bij e-mail van 30 april 2016 mr. [M] (hierna: [M] ), directeur bedrijfsvoering van de Universiteit Leiden, om het volgende advies gevraagd:
“Het betreft de volgende benoemingsprocedure bij de taalkunde - na die van de leerstoel Nederlandse taalkunde. Benoemingsprocedures bij de taalkunde verlopen anders dan alle andere die ik heb meegemaakt, vooral omdat iedereen (binnen en buiten Leiden) zich ermee bemoeit en er sprake is van een uitgebreid geruchtencircus.
Nu gaat het om de leerstoel Engelse taalkunde, waarbij de commissie bij voorbaat verdeeld lijkt. Eén van de leden van de benoemingsadviescommissie, [A] , blijkt nu de promotor te zijn van de nog niet-gepromoveerde echtgenote van één van de kandidaten (die hij sterk steunt). [A] heeft dit niet gemeld – hetgeen ik eerlijk gezegd onbehoorlijk vind. Maar is het ook zo onbehoorlijk (of is hier sprake van een te grote schijn van belangenverstrengeling) dat hij zich zou moeten terugtrekken als lid van de benoemingsadviescommissie? Ik treft nergens gedragsregels aan hieromtrent. Let wel: als ik [A] vraag zich terug te trekken, dan levert dat weer heel veel opwinding op.
Ik hoor graag van je.”
Bij e-mail 9 mei 2016 antwoordde [M] aan [gedaagde 2] als volgt:
“Er zijn inderdaad geen formele regels op dit punt. Dat vind ik ook wel logisch omdat het onvermijdelijk is dat er in dit soort procedures netwerkrelaties blijken te zijn. Het feit dat [A] de promotor van de partner van een kandidaat is zou er wat mij betreft niet toe hoeven te leiden dat hij geen deel meer kan uitmaken van de benoemingsadviescommissie.
Maar ik ben het wel met je eens dat het uit oogpunt van zorgvuldigheid/transparantie logisch was geweest als [A] zelf melding had gemaakt van de feiten.
Mijn advies is dat je contact met hem zoekt (mondeling of telefonisch, ik zou dat soort dingen niet via de email doen), hem zegt welk feit jou ter ore is gekomen en hem vervolgens de vraag stelt of hij zelf van oordeel is dat hij onbevooroordeeld kan opereren in de benoemingscommissie. Als het antwoord daarop “ja” is zou ik daar genoegen mee nemen maar hem wel vragen om alsnog (zelf) de collega’s in de commissie te informeren over zijn rol als promotor. Ik zou de kwalificatie “onbehoorlijk” maar niet in de mond nemen, dat werkt vermoedelijk onnodig polariserend. Als je vooral de nadruk legt op het feit dat je als decaan in overeenstemming met universitair beleid transparantie essentieel vindt, kan niemand daar een speld tussen krijgen.”
[gedaagde 2] heeft het advies van [M] opgevolgd. [A] heeft zich niet uit de benoemingsadviescommissie teruggetrokken.
Nadat op 10 mei 2016 met de vierde kandidaat het sollicitatiegesprek was gevoerd en diens presentatie had plaatsgevonden, heeft de benoemingsadviescommissie geïnventariseerd of tot een voordracht van één kandidaat kon worden gekomen. Omdat dat toen niet mogelijk bleek, is de beraadslaging op 11 mei 2016 voortgezet. Bij die gelegenheid diende ieder commissielid een ‘ranking’ te geven: kandidaten zouden moeten worden voorzien van de plaats 1, 2 of 3. Eerst zou [gedaagde 2] het woord geven aan [C] , zijnde het externe lid van de benoemingsadviescommissie. Als laatste zou [gedaagde 3] als wetenschappelijk directeur van het LUCL zijn voorkeur mogen uitspreken. [A] heeft een door hem zelf opgestelde matrix met negen criteria over de kandidaten ingebracht, waaruit zou volgen dat [eiser] de beste kandidaat was. [gedaagde 2] besloot daarop de matrix bij de stukken te voegen.
[C] en [A] plaatsten [eiser] op positie 1. [D] , [B] en [gedaagde 2] gaven daarop een voorkeur voor een andere kandidaat op plaats 1, een derde kandidaat op plaats 2 en plaatsten [eiser] op positie 3. [gedaagde 3] kwam als laatste aan het woord. Hij sloot zich aan bij [D] , [B] en [gedaagde 2] ten aanzien van de kandidaten op plaats 1 en plaats 2; maar ten aanzien van [eiser] meldde [gedaagde 3] dat deze kandidaat niet benoembaar was vanwege de door hem verkregen informatie. Hij meldde dat hij eerst van [K] inlichtingen had gekregen en dat hij de door haar aangedragen personen heeft benaderd voor informatie. Hij wees erop dat hij een brief had ontvangen van één van de door hem benaderde personen, waarvan hij de inhoud graag met de benoemingsadviescommissie zou willen delen, zonder naam van de afzender te noemen. [A] maakte daartegen direct bezwaar. [gedaagde 2] besloot vervolgens dat [gedaagde 3] de brief mocht voorlezen.
Daarbij was het student-lid, dat [eiser] op plaats 2 had gezet, niet aanwezig.
[gedaagde 2] constateerde een gebrek aan unanimiteit, maar een meerderheid voor een bepaalde kandidaat. [gedaagde 2] heeft daarop de vergadering gesloten en ambtelijk secretaris [F] verzocht een eindverslag op te stellen.
Bij e-mail van 12 mei 2016 heeft [A] bij [gedaagde 2] en [gedaagde 3] opnieuw bezwaar gemaakt tegen het delen van de door [gedaagde 3] over [eiser] verkregen informatie. [gedaagde 2] antwoordde [A] bij e-mail van 17 mei 2016 voor zover van belang als volgt:
“Voor de goede orde: in mijn waarneming is [gedaagde 3] [Rb.: [gedaagde 3] ] ongevraagd door iemand benaderd met een mededeling over kandidaat [eiser] (hetgeen iets anders is dan een onderzoek instellen naar een kandidaat), heeft hij getracht die mededeling van een context te voorzien en heeft hij van dit alles op transparante wijze verslag gedaan in de benoemingsadviescommissie ( [gedaagde 3] had er ook voor kunnen kiezen geen mededeling over een en ander te doen). Jij hebt daar op heldere wijze bezwaar tegen aangetekend en zowel [gedaagde 3] ’ mededeling als jouw bezwaar […] worden als het goed is onderdeel van het verslag van de benoemingsadviescommissie. Het is vervolgens in eerste instantie aan het FB om hiermee iets te doen.”
Bij brief van 18 mei 2016 heeft mr. [advocaat I] (advocaat) namens [eiser] aan het college van bestuur van de Universiteit Leiden onder meer het volgende geschreven:
“My client has recently been advised by a source at his current employer, [de Universiteit] , UK, that one of the members of the Leiden search committee, Prof. Dr. [gedaagde 3] , the Director of LUCL, has contacted several co-workers of my client at [de Universiteit] , informing them on my client’s application and seeking information to undermine his candidacy. One co-worker at [de Universiteit] agreed to provide such information as a written report, on condition of anonymity. According to my client’s source at [de Universiteit] , Prof. Dr. [gedaagde 3] informed this co-worker that the report would be made available to the members of the search committee, expressly to attempt to influence the search committee not to recommend my client for appointment. I note that my client was at no stage advised that additional sources at [de Universiteit] would be contacted, nor did he consent to such enquiries being undertaken and information sought.
[…]
I understand that to date, the university has not yet appointed someone in the position of Professor of English Linguistics. If the (anonymized) report has indeed been requested for, presented, and used in the selection process, this would be a serious breach of Dutch privacy law, more particular the Wet Bescherming Persoonsgegevens and would unfairly prejudice my client’s candidacy. This report solicited by Prof. Dr. [gedaagde 3] should have been excluded by Prof. Dr. [gedaagde 2] (in his capacity as Chair of the search committee). Use of such a report would also amount to a serious breach of good employment practices. Moreover, if, as I suspect, the other candidates were not subject to such privacy and data breaches, then this further demonstrates that my client was unfairly targeted by the actions of Prof. Dr. [gedaagde 3] . Needless to say, Leiden University is bound by the guidelines for recruitment as issued by the Nederlandse Vereniging voor Personeelsmanagement
(http://workingat.leiden.edu/vacancies/procedure/job-application-procedure.html). In particular because Leiden University actively made these guidelines a part of its policy, the consequence of breaching these guidelines is that Leiden University acts unlawfully (‘onrechtmatig’) against my client. My client is informed that the events as described above would also be a violation of both data protection and employment laws in the UK.
Please also note that any anonymized report from the source at [de Universiteit] is rogue and unreliable. […]
In light of the foregoing, I kindly request and as far as necessary demand you to send 1) an unredacted copy of the anonymized letter provided to Prof. Dr. [gedaagde 3] 2) the name of the letter’s author and 3) all unredacted minutes of the selection process as it pertains to my client, further to search committee meetings for shortlisting purposes, and meetings held on April 25th,
and May 10th or 11th including all documentation used to assess and compare my client to the other candidates, such as a written metrics based on the job specification to compare candidates to my client no later than 25 May 2016. If such information is not received, I am instructed to initiate a witness hearing involving all members of the selection committee […]. The object of the witness examination will – naturally – be to verify the above statements. […]”
Bij brief, gedateerd op 24 mei 2016, schrijft [gedaagde 4] , rector magnificus en voorzitter van het college van bestuur van de Universiteit Leiden, aan mr. [advocaat I] het volgende:
“Uw brief d.d. 18 mei hebben wij in goede orde ontvangen.
Wij hebben een onvolkomenheid geconstateerd bij de gevolgde procedure ter vervulling van de vacature Leerstoel Engelse Taalkunde. Derhalve zal het selectieproces opnieuw worden uitgevoerd, met een volledig gewijzigde samenstelling van de benoemingsadviescommissie. Dit maakt dat een inhoudelijke reactie op uw brief niet aan de orde is.”
Op 26 mei 2016 bericht [gedaagde 2] de benoemingsadviescommissie per e-mail onder meer als volgt:
“VERTROUWELIJK
Geachte leden van de benoemingsadviescommissie van de leerstoel Engelse taalkunde,
Naar aanleiding van de werkzaamheden van onze commissie, heeft de universiteit moeten constateren dat de benoemingsadviescommissie niet geheel volgens de regels heeft gehandeld. Tevens is geconstateerd dat één of meer leden van de commissie de vertrouwelijkheid waarbinnen de commissie haar werk moet verrichten, heeft geschonden. Dit betekent dat het bestuur van de faculteit der Geesteswetenschappen een volledig nieuwe benoemingsadviescommissie zal benoemen die de selectie van een nieuwe hoogleraar Engelse taalkunde ter hand zal nemen. Hierbij bedank ik jullie daarom voor jullie inspanningen.”
Bij e-mail van dezelfde datum bericht de hr-manager van de faculteit van de Universiteit Leiden [eiser] onder meer als volgt:
“With regard to your application for the position of Chair of English Linguistics at Leiden University, regretfully I have to inform you, that the university had concluded that some irregularities have occurred in the selection process.
A new Search Committee will be appointed by the Board of the Faculty of Humanities.
In this respect, I would like to ask you if you are still willing to be a candidate for the position.
If this is the case, please let me know. You do not need to reapply.”
Bij e-mail van 31 mei 2016 heeft [A] [gedaagde 4] bericht over de onregelmatigheden die zich bij de benoemingsadviescommissie hadden voorgedaan en aan hem een notitie daarover toegezonden. Daarop heeft [gedaagde 4] bij e-mail van 2 juni 2016 [A] onder meer het volgende geantwoord:
“Het besluit van de decaan een nieuwe procedure te starten met een nieuwe benoemingsadviescommissie is in samenspraak met het college van bestuur genomen. Bij benoemingen van hoogleraren zijn velen betrokken, elk vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid. De eindverantwoordelijkheid voor de procedure ligt formeel bij het College van Bestuur dat besluit over benoemingen.
Vanzelfsprekend vinden wij het belangrijk dat er lessen getrokken worden uit het gebeurde, en dat zal ook plaatsvinden. Maar het is ook belangrijk om de vertraging in de vervulling van de positie zo beperkt mogelijk te laten zijn.
Daarom is de procedure opnieuw gestart waarbij wij uiteraard zorgvuldig zullen bewaken dat de uitvoering volgens de regels verloopt. Over de manier waarop we de lessen gaan trekken om te voorkomen dat dit soort incidenten opnieuw gebeuren, zijn wij inmiddels in overleg met het faculteitsbestuur.”
Op 3 juni 2019 heeft [eiser] deze rechtbank verzocht een voorlopig getuigenverhoor te bevelen tegen de Universiteit Leiden.
Bij e-mail van 21 juni 2016 verzoekt de hr-manager van de faculteit van de Universiteit Leiden [eiser] onder meer het volgende:
“By e-mail dated May 26th you were informed that a new Search Committee would be appointed for the position of Chair of English Linguistics at Leiden University. Furthermore, you were asked if you are still willing to be a candidate for this position.
As we understand your position as communicated by your lawyer, you would like to await the outcome of a possible provisional examination of witnesses before you decide on this matter. Unfortunately, it is not possible for us to postpone the selection process. As you know, the position becomes vacant at the end of this year and any selected candidate will most likely had a notice period. We have to take this into account when scheduling interviews with all possible candidates and the new Search Committee. We also have to take in account the holiday period. Therefore, we need to know if you are still willing to be a candidate on July 4th at the latest.
Could you please inform me before the aforementioned date?”
Bij e-mail van 22 juni 2016 heeft [eiser] de Raad van Toezicht van de Universiteit Leiden geïnformeerd over zijn sollicitatie-ervaringen bij de Universiteit Leiden en daarbij een persbericht bijgevoegd dat hij hierover inmiddels breed onder landelijke dagbladen had verspreid.
Bij brief van 24 juni 2016 heeft mr. [advocaat II] (advocaat) namens de Universiteit Leiden aan mr. [advocaat I] bericht dat de Universiteit Leiden druk doende was met het feitenonderzoek. De Universiteit Leiden betwistte de stellingen van [eiser] en kondigde aan dat verweer te zullen voeren tegen het ingediende verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De Universiteit Leiden gaf te kennen van mening te zijn dat [eiser] ’ mededelingen aan derden onrechtmatig zijn en dat hij de Universiteit Leiden schade toebrengt, waarvoor [eiser] aansprakelijk is.
Bij e-mail van 14 juli 2016 heeft de hr-manager van de faculteit van de Universiteit Leiden [eiser] als volgt medegedeeld:
“On June 21 I sent you an e-mail concerning the selection process for the position of Chair of English Linguistics an Leiden University. The deadline for application expired on July 4th as mentioned in the e-mail. Unfortunately, we have not received an application or confirmation that you are willing to be a candidate and follow the selection procedure. The application procedure is now closed and thus you will not be considered as a candidate for the vacant position.
I trust to have informed you sufficiently.”
Op 27 juli 2016 ontving [eiser] via zijn advocaat de volgende e-mailverklaring van [gedaagde 3] , naar aanleiding waarvan de Universiteit Leiden [eiser] heeft gevraagd zijn verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor in te trekken:
“Naar aanleiding van uw vraag of ik als lid van de benoemingscommissie iemand die werkzaam is bij de Universiteit van [de Universiteit] heb benaderd met als doel informatie in te winnen over de heer [eiser] , kan ik u bevestigen dat dit niet het geval is geweest.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.”
[eiser] heeft daarop bij brieven van 28 juli 2016 en 15 augustus 2017 aan de Raad van Toezicht van de Universiteit Leiden onder meer geschreven dat er vanuit de Universiteit Leiden oneigenlijke druk op hem werd uitgeoefend om zijn verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor in te trekken.
Bij beschikking van 22 september 2016 heeft deze rechtbank het verzoek van [eiser] tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toegewezen. [eiser] heeft ten overstaan van mr. H.W. Vogels als getuigen achtereenvolgens doen horen: [A] , [gedaagde 4] , [C] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] op 2 december 2016, zichzelf op 16 maart 2017, [F] , de heer [N] en mevrouw [O] op 31 maart 2017 en de heer [P] en [K] op 2 juni 2017. De Universiteit Leiden heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om getuigen te horen.
[eiser] heeft op 7 december 2016 en 14 juni 2017 nadere brieven aan de Raad van Toezicht van de Universiteit Leiden verstuurd.
[eiser] heeft in de periode 2016 tot en met 2018 meermaals, bij verschillende universiteiten, vruchteloos gesolliciteerd naar een hoogleraarschap in zijn vakgebied.