Home

Rechtbank Den Haag, 11-12-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:13594, 8847448 RP VERZ 20-50617

Rechtbank Den Haag, 11-12-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:13594, 8847448 RP VERZ 20-50617

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
11 december 2020
Datum publicatie
4 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2020:13594
Zaaknummer
8847448 RP VERZ 20-50617

Inhoudsindicatie

Verzoek aan kantonrechter op grond van artikel 96 Rv. Uitleg NOW 1.2.-regeling voor wat betreft het bonusverbod. Was werknemer als voormalig statutair bestuurder ook beleidsbepaler?

Uitspraak

Team Kanton Den Haag

CB/bc

Zaaknummer: 8847448 RP VERZ 20-50617

Uitspraakdatum: 11 december 2020

Beschikking op een verzoekschrift ex artikel 96 Rv in de zaak van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekende partij,

verder te noemen: [verzoeker] ,

gemachtigde: mr. J.J.M. Damen (Damen Advocatuur),

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam B.V.],

gevestigd en kantoorhoudend te Delft,

verwerende partijen,

hierna te noemen: [naam B.V.] ,

gemachtigde: mr. P.P.J. Elshof (Cees Advocaten).

1 Het procesverloop

1.1.

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-

het inleidend verzoekschrift van 30 oktober 2020 met negen producties (nrs. 1 tot en met 9);

-

het verweerschrift van 29 oktober 2020 met een productie (nr. 1).

1.2.

Op 27 november 2020 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Daarbij is namens [verzoeker] de gemachtigde verschenen en zijn namens [naam B.V.] de heer [betrokkene] en de gemachtigde van [naam B.V.] verschenen. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het procesdossier bevinden.

1.3.

Uitspraak op het inleidende verzoek is bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

[verzoeker] , geboren op [geboortedag] 1954 is op 1 juli 2006 in dienst getreden bij [naam B.V.] . [verzoeker] was eerst werkzaam als [functie 1] , later als [functie 2] van [naam B.V.] .

2.2.

Op 20 november 2018 is [verzoeker] arbeidsongeschikt geworden en momenteel is hij nog steeds arbeidsongeschikt. De 104-weken periode in verband met (door)betaling van het ziekengeld is geëindigd op 20 november 2020.

2.3.

In de tussen partijen geldende arbeidsovereenkomst is het volgende bepaald:

Er zal per kwartaal een bonus worden uitgekeerd van 2.500,00 euro bruto.

Tot en met 2019 heeft [verzoeker] elk kwartaal deze bonus ontvangen.

2.4.

Op 2 juni 2020 is in een (eerdere) procedure tussen [verzoeker] en [naam B.V.] en schikking tot stand gekomen, die is vastgelegd in een proces-verbaal. Voor zover relevant voor deze procedure luidt het proces-verbaal:

[naam B.V.] betaalt aan [verzoeker] aan achterstallige bonus een bedrag van € 250,00 bruto. Voorts wordt vanaf 1 januari 2020 aan [verzoeker] betaald een bonus van
€ 2.500,00 bruto per kwartaal, naast het in de arbeidsovereenkomst vermelde salaris, een en ander totdat de 104-weken termijn is verstreken. Genoemde bonus wordt evenwel niet aan [verzoeker] uitbetaald, indien en voor zover mocht blijken dat de NOW-regeling uitbetaling van een dergelijke bonus niet toestaat.

2.5.

Uit een Uittreksel van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van 27 augustus 2019 blijkt dat [verzoeker] per 1 januari 2009 is ingeschreven als zelfstandig bevoegd bestuurder met de titel van ‘ [titel 1] ’. Ook was [holding] bestuurster van [naam B.V.] als ‘ [titel 2] ’. Per 8 januari 2020 is [verzoeker] als zodanig uit het Handelsregister uitgeschreven. Thans is [holding] enig bestuurster van [naam B.V.] .

3 Het inleidende verzoek en het verweer daartegen

3.1.

[verzoeker] verzoekt de kantonrechter te bepalen dat de NOW 1.2-regeling (Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 mei 2020, 2020-0000061139) niet verbiedt om door [naam B.V.] ook in het jaar 2020 aan [verzoeker] uit te betalen en kwartaalbedrag van € 2.500,00 bruto en/of te bepalen dat aan [verzoeker] ook over het jaar 2020 onverkort een kwartaalbedrag van € 2.500,00 toekomt, met veroordeling van [naam B.V.] in de kosten van de procedure.

3.2.

Aan dit verzoek legt [verzoeker] - kort gezegd - ten grondslag dat hij geen [functie 2] is, noch is geweest in de zin van de NOW-regeling, waardoor het bonusverbod niet op hem van toepassing is.

3.3.

[naam B.V.] verweert zich tegen het verzoek - kort gezegd - met de stelling dat [verzoeker] wel een [functie 2] in de zin van de NOW-regeling is, waardoor het bonusverbod wel op hem van toepassing is en [naam B.V.] niet gehouden is over het jaar 2020 de bonus te betalen op grond van het proces-verbaal van 2 juni 2020.

4 De beoordeling

5 De beslissing