Home

Rechtbank Den Haag, 01-07-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:6156, 8492339 RP VERZ 20-50271

Rechtbank Den Haag, 01-07-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:6156, 8492339 RP VERZ 20-50271

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
1 juli 2020
Datum publicatie
8 juli 2020
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2020:6156
Formele relaties
Zaaknummer
8492339 RP VERZ 20-50271

Inhoudsindicatie

Vernietiging ontslag op staande voet afgewezen in verband met schending van de ambtelijke integriteit

Uitspraak

Zittingsplaats 's-Gravenhage

DA/D

Zaaknr.: 8492339 RP VERZ 20-50271

Uitspraakdatum: 1 juli 2020

Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

[werknemer] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekende partij in de zaak van het verzoek,

verwerende partij in de zaak van het zelfstandig (voorwaardelijk) verzoek,

gemachtigde: mr. G.C. Blom,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon Gemeente Den Haag,

gevestigd te ‘s-Gravenhage,

verwerende partij in de zaak van het verzoek,

verzoekende partij in de zaak van het zelfstandig (voorwaardelijk) verzoek,

gemachtigde: [gemachtigde 1] .

Partijen worden verder aangeduid als ‘ [werknemer] ’ en ‘de gemeente’.

1 Het procesverloop

1.1.

[werknemer] heeft een verzoek ingediend, ingekomen ter griffie op 4 mei 2020, om primair het door de gemeente gedane opzegging van 4 maart 2020 te vernietigen en subsidiair om ten laste van de gemeente een billijke vergoeding toe te kennen, een bedrag wegens onregelmatige opzegging en de transitievergoeding. In beide gevallen met nevenvorderingen.

1.2.

De gemeente heeft een verweerschrift ingediend, ingekomen ter griffie op 27 mei 2020 en een zelfstandig, voorwaardelijk verzoek gedaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

1.3.

Op 3 juni 2020 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Verschenen zijn [werknemer] bijgestaan door mr. Blom en [gemachtigde 1] namens de gemeente samen met de heer [betrokkene 1] . Door mr. Blom en [gemachtigde 1] zijn pleitaantekeningen overgelegd. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zich in het procesdossier bevinden. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [werknemer] bij brieven van 28 mei 2020 en 2 juni 2020 nog stukken toegezonden. De gemeente heeft op 15 juni 2020 nog schriftelijk gereageerd op de op 2 juni 2020 toegezonden stukken.

1.4.

De uitspraak is bepaald op 1 juli 2020.


2 De feiten

2.1.

[werknemer] is op 1 juni 2010 in dienst getreden bij de gemeente en is werkzaam in de

functie van controller bij het Bedrijfsvoeringsexpertisecentrum (“ BEC” ). Vanuit het BEC werkte [werknemer] als controller ten behoeve van de Dienst Stadsbeheer (hierna “DSB”), eerst voor het Veeg- en Straatbedrijf Den Haag (“Haags Veegbedrijf”) en sinds november 2018 voor de Handhavingsorganisatie.

2.2.

Op 23 december 2019 ontving een medewerker van de Handhavingsorganisatie

via het door de gemeente gebruikte administratieve systeem “Oracle” het verzoek van [werknemer] om een factuur van ZSN Advies & Beheer (hierna: “ZSN”) ter hoogte van
€ 72.585,48 goed te keuren. Omdat ZSN onbekend was, zijn medewerkers van de gemeente verder in het administratieve systeem gaan zoeken. Zij hebben vervolgens nog een aantal bedrijven aangetroffen, die zij als verdacht hebben aangemerkt.

2.3.

Daarop heeft de afdeling Internal Audit op 30 december 2019 een “quick scan” laten uitvoeren naar de specifieke facturatie in relatie tot het aanvragen van betalingen aan een viertal leveranciers in verband met mogelijke onregelmatigheden. In het rapport is onder meer het volgende vermeld, waarbij met “Controller” [werknemer] is bedoeld:

Wij hebben de facturen (58) van de vier leveranciers gecontroleerd in Oracle, zie bijlage 2. Bij vier facturen is wel een bijlage als prestatieverklaring aanwezig, voor de rest niet. Bij nagenoeg alle facturen vervult de Controller een zichtbare en formeel niet passende rol, terwijl de functie van controller juist van grote betekenis is als adviseur aan het lijnmanagement. Ons valt op dat:

• 4 x urenverantwoording coaching door Controller zijn getekend m.b.t. het eigen coaching traject i.p.v. door budgethouder.

• 16 van de facturen zijn als laatste gefiatteerd door Controller i.p.v. de budgethouder.

• Op 22 facturen staat een handtekening van de Controller met “akkoord”.

• 17 x is door Controller verzocht aan anderen om goed te keuren ivm spoed, waarvan 6x aan medewerkers, die geen juist mandaat hebben.

• Bouw B.V. factureert hoge bedragen zonder uitgebreide specificatie.

• De omschrijvingen van de uitgevoerde werkzaamheden is regelmatig hoog over of vaag bij diverse facturen bij de vier leveranciers.

• Kosten worden vaak verantwoord op “algemeen” of onder diverse werkzaamheden.”

2.4.

Naar aanleiding van de “quick scan” van Internal Audit heeft de gemeente op 8 januari 2020 besloten een integriteitsonderzoek naar [werknemer] te starten. Het onderzoek is uitgevoerd door Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. (“Hoffmann”). Op 3 maart 2020 heeft Hoffmann een rapport uitgebracht, waarin onder meer het volgende is vermeld:

Uit het onderzoek werd bekend dat de [werknemer] zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere integriteitsschendingen. De [werknemer] heeft een actieve rol gehad in het inkoop- en facturatieproces, terwijl dit geen onderdeel is van zijn werkzaamheden in de functie van financial controller en hij hiervoor ook geen mandaat heeft.

Daarnaast heeft de [werknemer] nieuwe leveranciers laten opvoeren, inkooporders aangemaakt, facturen in laten boeken en facturen gefiatteerd. Ook heeft hij doelbewust het proces versneld door boekingsaanwijzingsnummers op facturen te schrijven en meerdere malen, vanwege ‘spoed’, druk uitgeoefend op collega’s om facturen in te boeken en goed te keuren. Tevens is een e-mail aangetroffen waarin de [werknemer] een aankondiging heeft gedaan bij diverse collega’s, dat een aantal facturen nogmaals de workflow in gaan die eerder al zijn gecontroleerd en betaald met daarbij het verzoek om deze opnieuw goed te keuren. Uit onderzoek is gebleken dat de ingediende facturen die daarop volgden, geen correcties betroffen, maar nieuwe (vals) ingebrachte facturen.

Uit gesprekken met diverse medewerkers werd bekend dat zij volledig vertrouwden op het advies van de [werknemer] . Men vond het niet vreemd dat facturen op verzoek van de [werknemer] naar ‘andere geldpotjes’ moesten worden overgeheveld en facturen daardoor (opnieuw) moesten worden geaccordeerd, omdat men in de veronderstelling was dat daardoor budgetten beter beheerd werden.

De [werknemer] heeft tijdens het gesprek met onze medewerkers verklaard dat hij ‘mensen uit zijn netwerk’ heeft geholpen door hen in contact te brengen met de gemeente, zodat zij opdrachten konden uitvoeren voor de gemeente. De [werknemer] heeft toegegeven dat hij hier niet altijd zuiver in heeft gehandeld. De [werknemer] verklaarde zelf facturen te hebben gemaakt voor het bedrijf Tax Beheer en Onderhoud B.V. Dit blijkt tevens uit het digitaal onderzoek (zie § 3.4.1). Op de zakelijke laptop van de [werknemer] werd namelijk een Word-document aangetroffen van een factuur van Tax Beheer en Onderhoud B.V., waarvan de naam van de [werknemer] als ‘creator’ staat vermeld. De [werknemer] heeft verklaard dat hij zelf voor meerdere bedrijven, in ieder geval voor Tax, ZSN en Bouw B.V., facturen heeft ingediend waarvan hij (achteraf) wist dat er geen prestatie tegenover stond.

De [werknemer] heeft tijdens het gesprek niet de waarheid verteld omtrent de factuur van ZSN die hij in december 2019 had gefiatteerd. Zo vertelde de [werknemer] dat hij de factuur van ZSN in december per ongeluk had goedgekeurd, terwijl onze medewerkers diverse e-mails hebben aangetroffen waaruit blijkt dat hij in januari 2020 nogmaals heeft geprobeerd om dezelfde factuur betaalbaar te stellen en navraag doet waarom de factuur nog niet betaald is (zie § 3.5.3.12).

Ondanks de wetenschap dat er geen prestatie werd geleverd door diverse leveranciers, heeft de [werknemer] hier geen melding van gemaakt en is hij doorgegaan met het indienen van (valse) facturen. De [werknemer] heeft naar zijn zeggen fraude gepleegd, maar zegt zich daar eerder niet van bewust te zijn geweest.

(….)

In onderstaande tabel staan de bedrijven en facturen vermeld waarbij de [werknemer] een aandeel heeft gehad in het proces, bijvoorbeeld door een bedrijf als nieuwe leverancier te laten opvoeren, facturen in te laten boeken, facturen te fiatteren of collega’s daartoe de opdracht te geven. De [werknemer] was, hoewel hij hiertoe geen mandaat heeft, in de mogelijkheid om facturen goed te keuren, omdat facturen in Oracle aan hem werden overdragen, of omdat de zogeheten vakantieregel aanstond. Op die manier heeft de [werknemer] ook het mandaat om facturen goed te keuren overgedragen gekregen en kon hij derhalve facturen goedkeuren zodat deze vervolgens werden betaald. Ook was de [werknemer] de fiatteur op het moment dat hij een inkooporder/jaarorder had aangemaakt.

Het totale bedrag waarin de [werknemer] zoals hierboven beschreven bemoeienis had en dat is betaald door de gemeente aan de bedrijven bedraagt mogelijk
€ 1.778.362,22 (zie figuur 1). Dit is exclusief de factuur van ZSN die in december 2019 is onderschept ter waarde van €72.585,48 die voor de medewerkers van de gemeente aanleiding gaf om nader onderzoek te doen en derhalve werd geannuleerd.”

2.5.

Op 4 maart 2020 is [werknemer] door de gemeente op staande voet ontslagen.

3 Het verzoek

3.1.

[werknemer] verzoekt de kantonrechter primair het ontslag op staande voet te vernietigen en de gemeente te veroordelen tot doorbetaling van loon vanaf 4 maart 2020, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, en wedertewerkstelling. Aan dit verzoek legt [werknemer] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet.

3.2.

[werknemer] heeft subsidiair, namelijk voor het geval dat hij in plaats van vernietiging van de opzegging aanspraak zou willen maken op de billijke vergoeding ex artikel 7:681 lid 1 BW, een verzoek gedaan om ten laste van de gemeente een billijke vergoeding toe te kennen van € 547.000,-- (bruto). Volgens [werknemer] moet een billijke vergoeding worden toegekend, omdat geen sprake is van een dringende reden voor het ontslag op staande voet en het ontslag dus in strijd is met artikel 7:671 BW. [werknemer] heeft daarnaast een verzoek gedaan om de gemeente te veroordelen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding te betalen. Volgens [werknemer] is de gemeente op grond van artikel 7:672 lid 9 BW een vergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd, gelijk aan het bedrag aan loon over de opzegtermijn, te weten € 14.547,19 (bruto), vermeerderd met de wettelijke rente. [werknemer] stelt verder dat de gemeente op grond van artikel 7:673 lid 1 BW een transitievergoeding verschuldigd is van € 18.100,-- (bruto).

3.3.

Zowel in het primaire als in het subsidiaire verzoek, verzoekt [werknemer] de gemeente te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.516,83 (bruto), zijnde het bedrag dat de gemeente in het kader van de eindafrekening heeft ingehouden, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.

4 Het verweer en het zelfstandig verzoek

5 De beoordeling

6 De beslissing