Rechtbank Den Haag, 09-09-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:8886, 8429332 RL EXPL 20-5528
Rechtbank Den Haag, 09-09-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:8886, 8429332 RL EXPL 20-5528
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 9 september 2020
- Datum publicatie
- 11 september 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2020:8886
- Zaaknummer
- 8429332 RL EXPL 20-5528
Inhoudsindicatie
Kennelijk onredelijk ontslag, klokkeluidersregeling
Uitspraak
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
Rolnr.: 8429332 RL EXPL 20-5528
9 september 2020
AP/d
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna: werknemer,
gemachtigden: mr. C.C. Oberman en mr. N.M. Cuppen,
tegen
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Buitenlandse Zaken)
zetelende te Den Haag,
gedaagde partij,
hierna: de Staat,
gemachtigde: mr. J.B.F. Smit.
1 De procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- -
-
de dagvaarding van 30 maart 2020 met producties;
- -
-
de conclusie van antwoord met productie.
Op 8 juli 2020 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij werknemer in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. C.C. Oberman en mr. N.M. Cuppen en namens de Staat is verschenen mr. J.B.F. Smit. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier zakelijke aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Mr. C.C. Oberman heeft pleitaantekeningen overgelegd. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.
2 De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen – voor zover thans van belang – het volgende vast.
Werknemer is op 1 juni 2013 voor bepaalde tijd in dienst getreden van de Staat als lokaal aangesteld medewerker van de Ambassade te Nigeria met standplaats Abuja. Werknemer was laatstelijk werkzaam in de functie van [functie] . Haar contract is op 4 maart 2016 met ingang van 1 januari 2017 verlengd voor zeven jaar tot 31 december 2023. Haar laatstgenoten salaris bedroeg NGN 1.503.217,- bruto per maand. Daarnaast ontving zij vakantiegeld (in de maand mei) en een dertiende maand.
Per 1 september 2017 trad op de ambassade van Nigeria een nieuwe ambassadeur als Chef de Poste aan, de heer [betrokkene 1] (hierna de CdP).
Werknemer heeft eind 2017 aan de heer [betrokkene 2] , Embassy Police Liaison Officer, melding gedaan van een vermoeden van integriteitsschendingen door de CdP. Tijdens een “staff retreat” in april 2018 zijn de integriteitsschendingen door twee collega’s en werknemer zelf ter sprake gebracht, in aanwezigheid van de heer [betrokkene 3] , [functie] , en mevrouw [betrokkene 4] , [functie] . De meldingen gingen over schending van de geheimhoudingsplicht, ontoelaatbaar aannemen van giften en misbruik van diensten van de ambassade.
Van 10 tot 12 mei 2018 heeft een bemiddeling plaatsgevonden in een arbeidsconflict tussen de CdP en werknemer.
In juli 2018 heeft werknemer de onder 2.3. genoemde integriteitschendingen gemeld aan de heer [betrokkene 5] , [functie] . Op 26 juli 2018 bericht [betrokkene 5] per e-mail aan werknemer:
“First of all, thank you for giving us more information about a possibly integrity breach. We do understand that sometimes it is not easy to talk about colleagues in relation to a possibly integrity breach. However, know that colleagues who contact us to report something, enjoy protection from the organization. You can always report to us without having any legal consequences for yourself. From VCI we find it important that colleagues know how to find us and dare to report without fear of the consequences.”
Op 31 juli 2018 heeft werknemer een samenvatting van haar melding gemaild aan [betrokkene 5] . Zij schrijft onder meer:
“During our discussion yesterday you mentioned that you would need the names of the persons I have discussed with on the issues of:
1. Shell – breach of confidentiality. Saturday 9th December 2017 – incoming visit of the Dutch financial police on evening of Monday 11th December 2018. And Staff Policy meeting was on am of Monday 11th December 2017.
2. Chartered jet.
Regarding the Shell issue persons informed and knew of the incident:
(…)
Regarding the Chartered Jet issue – Friday 25th May 2018
(…)
I have also attached the e-mail conversation where [betrokkene 1] sent a thank you email to the MD of NLNG where [betrokkene 6] and [betrokkene 7] were copied in on [betrokkene 1] ’s original email. Also gifts would have been given to the ambassador those we saw on Twitter and possibly others. They were not brought back to the embassy.
Yes there has been other areas of integrity breaches at the embassy in areas of abuses of official cars.
(…)
Again, thank you for the chat and I hope something good can come out of this especially as I am putting myself in a delicate position but coming forward as if things go wrong I’m worried that my job and those of others I have mentioned will be at risk.
(…)”
Eind 2018 vond op de ambassade een onderzoek plaats door VCI (Directie Veiligheid, Crisiscoördinatie en Integriteit) inzake mogelijke integriteitsschendingen. Naar aanleiding van dit onderzoek (door partijen ook aangeduid als “de eerste missie”) is een vertrouwelijk rapport opgesteld.
Vanaf januari 2019 is de CdP gevraagd niet meer aanwezig te zijn op de ambassade te Abuja. Sindsdien is de CdP niet meer werkzaam geweest op de ambassade van Nigeria. De werkzaamheden van CdP zijn overgenomen door de Tijdelijk Zaakgelastigde, mevrouw [betrokkene 8] .
In een memo van de Secretaris Generaal van 5 februari 2019 getiteld “Terms of Reference bezoek Ambassade te Abuja” gericht aan de CdP is vermeld:
“(…)
Uit het MTO [medewerkerstevredenheidsonderzoek] van uw post van afgelopen mei komen de volgende punten naar voren, die aandacht behoeven:
- Werksfeer, werkplezier en sociale cohesie
- -
-
Samenwerking tussen de CdP en de rest van de (lokale) staf
- -
-
Veilige werkomgeving en omgangsvormen
- -
-
Transparantie
- -
-
Werkdruk en herstelbehoefte
Afgelopen december vond op uw post een onderzoek plaats van VCI inzake mogelijke integriteitschendingen. Daarover is een vertrouwelijk rapport verschenen en met u besproken. De conclusie van dit onderzoek staan op zichzelf.
Van 10 – 12 mei 2018 vond een bemiddeling plaats in een arbeidsconflict tussen u en een van uw lokale medewerksters. De bemiddeling is vooralsnog zonder succes gebleven.
Om het management van de post Abuja te versterken is door DAF de organisatie structuur aangepast door herinstelling van de positie van tweede man.
Doel
Aanleiding voor de onderhavige missie zijn de gerezen problemen in het functioneren van de post in het algemeen en het onopgeloste arbeidsconflict tussen u en een van uw medewerksters. Deze problemen geven mij aanleiding om ISB, samen met HDPO, te verzoeken een missie uit te voeren die zicht richt op het functioneren van de post. Specifiek heb ik de missie opdracht gegeven uw functioneren op de terreinen management/leiderschap, organisatie & communicatie en veilige werkomgeving in beeld te brengen, de mogelijke gevolgen ervan voor de post in kaart te brengen. Daarnaast heb ik de missie nadrukkelijk verzocht om helder in beeld te brengen wat de achtergrond is van het bestaande arbeidsconflict met een van uw medewerksters, wie daarin precies welke rol heeft gespeeld en om advies te geven hoe verder om te gaan met betrekking tot dit arbeidsconflict.
(…)
Het onderzoek op de post
Het onderzoek richt zich in de eerste plaats op de hierboven gestelde doelen. Daarnaast zal ook aandacht worden geschonken aan de mogelijke negatieve effecten van het voortsudderende arbeidsconflict op het functioneren van de gehele post in een tijd waarin Nederland de relatie met Nigeria probeert te intensiveren en een betrokken en gemotiveerd team nodig is. Zowel u als uw medewerkster hebben zich ziek gemeld vanwege dit conflict. Mijn zorg betreft de vraag of u in dit arbeidsconflict uw rol als leidinggevende en eindverantwoordelijke op de post op een goede manier heeft genomen.
(…)
In de periode van 11 tot 13 maart 2019 heeft het onderzoek (door partijen aangeduid als “de tweede missie”) plaatsgevonden.
Op 27 maart 2019 is werknemer vrijgesteld van werk. In het besluit van 27 maart 2019 is door mevrouw [betrokkene 8] , Tijdelijk Zaakgelastigde , aan werknemer het volgende meegedeeld:
“Today you spoke with [betrokkene 9] ( [functie] ) and myself about your future at the embassy in Abuja.
You were told that the situation at the offices has become untenable and that severe measures must be taken. On the explicit instruction of the management of the Ministry in The Hague, the embassy will seek termination of your contract of employment. You will be informed as soon as possible about further proceedings.
I herewith inform you that as per today I do not request service of you, which means that your presence in the office is no longer required. Your salary will be paid until further notice. You should however keep yourself available for consultation. You are of course allowed to collect your personal belongings. Your duty phone, entrance keys, laptop are to be handed over to the Assistant Operational Manager before you leave the office today.“
Vanaf 27 maart 2019 is werknemer de toegang tot haar zakelijke e-mail ontzegd. Op 30 april 2019 was voor haar e-mailadres het volgende automatische antwoord ingesteld: “[eiseres] no longer works for the Netherlands Embassy in Nigeria. Please send your e-mail to: (…)”
Per brief van 24 april 2019 gericht aan mevrouw [betrokkene 8] heeft de gemachtigde van werknemer verzocht de gronden voor de schorsing aan te geven.
Op 2 mei 2019 heeft werknemer tegen de schorsing bezwaar aangetekend bij de Commissie van Bezwaar DBZ. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft een verweerschrift ingediend. Op 11 juli 2019 heeft een hoorzitting plaatsgevonden in het kader van de bezwaarschriftprocedure. Tijdens die hoorzitting is de Minister verzocht om het besluit met stukken te onderbouwen. Op 18 juli 2019 zijn namens de Minister de volgende stukken ingediend:
- de Terms of Reference bezoek aan ambassade Abuja;
- het verslag van de missie uitgevoerd door HDPO (Hoofddirectie Personeel en Organisatie en Inspectie) en ISB (Inspectie, Signalering, Begeleiding) in maart 2019,
waarin een groot deel van de tekst met zwarte markering onleesbaar is gemaakt;
- een verklaring van de functionarissen die de missie hebben uitgevoerd gedateerd 16 juli 2019.
In het ongedateerde geschoonde verslag van de missie, getiteld “Verslag missie ISB/HDPO aan ZMA Abuja” is bij de inleiding vermeld:
“Op verzoek van Plaatsvervangend Secretaris-generaal voerden ISB en HDPO gezamenlijk een missie uit om de bestaande managementproblemen op de post in kaart te brengen en mogelijke oplossingen in beeld te brengen. De op 5 februari jl. vastgesteld ToR vragen specifiek om het functioneren te onderzoeken op het gebied van leiderschap/management, organisatie & communicatie en veilige werkomgeving en aanbevelingen voor verbetering te doen. In het bijzonder is gevraagd om advisering inzake de oplossing van het arbeidsconflict tussen CdP en de lokale medewerkster politiek en economie, In de voorbereiding is verder aangegeven dat eventuele aanbevelingen over de organisatie van het postennetwerk in Nigeria en over de effectiviteit van het in het voorjaar van 2018 ingezette instrument van mediatie welkom zouden zijn.”
De gemachtigde van werknemer heeft op 19 juli 2019 gevraagd de laatste pagina van het rapport, waarin de sancties ten aanzien van de werknemer staan, ongeschoond te verstrekken. Namens de Staat is hierop op 22 juli 2019 het volgende geantwoord:
“Ik begrijp uw verzoek omdat de enige bullet die hier is blijven staan het onderwerp ‘sancties tav lokale medewerkster politiek en economie’ heeft. De tekst daaronder gaat echter niet over sancties jegens haar, maar betreft een analyse waarin de mogelijk te volgen opties en strategiebepaling zijn opgenomen ten aanzien van haar ontslag.
De laatste bullet betreft de sancties tegen de CdP, deze kunnen om moverende redenen eveneens niet vrijgegeven worden.
Ter onderbouwing van bovenstaande heb ik besloten nog enkele extra zinsdelen vrij te geven. Zie hiervoor de bijlage. “
Na het vrijgegeven van enkele extra zinsdelen van de laatste pagina van het verslag is onder het kopje Arbeidsconflict met betrekking tot medewerker de volgende tekst leesbaar:
“Sancties ten aanzien van lokale medewerkster en economie”,
“Daarom liggen de volgende mogelijkheden voor:”,
“De missie is voorstander van de laatste optie”.
De overige tekst (10 regels) is zwart gemaakt.
Op 22 juli 2019 is namens de Minister door de Tijdelijk Zaakgelastigde [betrokkene 6] overgegaan tot ontslag van werknemer. In de brief aan werknemer is voor zover van belang het volgende vermeld:
“(…) As you recently stated that you are not interested in a settlement, I herewith give notice of your dismissal because of a fundamentally disrupted working relationship and a loss of trust in you. I do not believe that your return to the office would or even could lead to a fruitful future employment.
(…)
In March 2019 an inspection by HDPO and ISB took place after it was established that the embassy in Abuja had severe managerial problems. It turned out that there were several problems, among which your attitude and behaviour in relation with your local and expat colleagues was an important one.
I cannot enter into individual cases because your former colleagues fear consequences from you. I do however share the conclusion of the inspectors that there were many serious, severe complaints about your behaviour. In the words of the inspectors: “Many staff members feel unsafe in the contact with her”, and with “her” the inspectors mean you.
I also found that there is a pattern visible since 2013, with problems in your communication. As stated in the introductory interview form of October 29th, 2013: “she could make an effort to get along with people that do not have her drive attitude of intelligence”, “she is quick to take offence and/or feels slighted too easily, when no real harm was meant by the other party”. In the interview of April 7Th, 2017, it was also mentioned that “not every disagreement with her on the way to do a job should be interpreted as people actively working against het”. This points out that you are quickly offended and that you react in an aggressive way if others do not agree with you or have another way of going about their duties.
Your ill-tempered behaviour over the years up till present was as such that individuals were afraid of you, and that they were manipulated and shouted at by you to the point that this can be considered as intimidation and even bullying. And this did not happen with the regard to one or two staff members but several, over a long period of time.
I acknowledge the fact that you were never sufficiently corrected and that a substantial part of the work you did in the past was highly appreciated. And that your contract was renewed in 2015. But I cannot tolerate the fact that you had a large part in creating an unsafe environment at the embassy. I do not envisage a way in which the working relationship could be continued and I have lost trust in you because of your repeated and undiminishing unacceptable behaviour. I also ascertain that the atmosphere at the embassy has substantially and greatly improved since March 24th 2019 into a normal, confident and happy working environment, according to all concerned.
(…)”
De arbeidsovereenkomst is geëindigd op 9 oktober 2019. De Staat heeft aan werknemer een vergoeding uitgekeerd van een half maand salaris per gewerkt jaar
Werknemer heeft ook tegen het ontslag bezwaar aangetekend. Tijdens de hoorzitting op 2 december 2019 zijn de bezwaren van werknemer tegen de schorsing en het ontslag gezamenlijk behandeld. Op 14 april 2020 heeft de Commissie van Bezwaar DBZ (hierna de Commissie) haar advies aan de Minister uitgebracht. De Commissie heeft de Minister geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren.
3 Vordering, grondslag en verweer
Werknemer vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
a. te verklaren voor recht dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst van werknemer met ingang van 1 oktober 2019 kennelijk onredelijk is;
b. de Staat te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis aan werknemer te betalen een bedrag van NGN 107.308.017 bruto (€ 263.529,-), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2019;
c. de Staat te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis aan werknemer te betalen een bedrag van € 13.530,- aan kosten voor rechtsbijstand, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding;
d. de Staat te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis aan werknemer te betalen een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2019;
e. de Staat te veroordelen in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis.
Werknemer stelt daartoe – kort samengevat – het volgende. Er is sprake van een kennelijk onredelijk ontslag en een kennelijke onredelijke opzegging. De arbeidsovereenkomst is opgezegd onder opgave van een valse reden. Het ontslag is een gevolg van de klokkenluidersmelding die werknemer heeft gedaan ten aanzien van integriteitsschendingen door de CdP. Er vonden twee missies plaats naar aanleiding van de klokkenluidersmelding. Na de eerste missie in november 2018 was de CdP, sinds begin 2019, niet meer werkzaam op de ambassade. Daarop volgde een tweede missie op 11 en 12 maart 2019 die achteraf gezien volledig gericht was op werknemer. De Staat wilde van haar af. Op 27 maart 2019 is werknemer zonder toelichting geschorst. Pas op 18 juli 2019, vier maanden later heeft de Staat inhoudelijke stukken overgelegd. Nog voordat de week waarin werknemer de tijd had gekregen om op de stukken te reageren, is de Staat over gegaan tot haar ontslag. Iedere vorm van hoor en wederhoor ontbrak wederom. Met de overgelegde stukken is nog geen openheid van zaken gegeven. Het onderzoeksverslag bevat aanbevelingen voor de sancties tegen werknemer maar dat deel is geschoond. De Staat doet alsof de twee missies volkomen los van elkaar stonden. Dat is niet zo. Dat blijkt al uit het feit dat de tweede missie ook ziet op de CdP. Hij was sinds dat jaar niet meer werkzaam op de ambassade maar ten tijde van de tweede missie formeel nog altijd de CdP. Werknemer was al zes jaar werkzaam op de ambassade en heeft altijd op dezelfde manier gecommuniceerd. Dat was nooit een probleem en er zijn nooit (disciplinaire) maatregelen jegens haar genomen. Zij heeft niet de kans gekregen zich te verbeteren, laat staan zich te verweren. Er is een reden bedacht om haar ontslag te kunnen realiseren. De werkelijke reden is de klokkenluidersmelding. Het ontslag is ook kennelijk onredelijk omdat de gevolgen voor werknemer te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de Staat.
De Staat is van mening dat de vorderingen van werknemer moeten worden afgewezen. Kort samengevat stelt de Staat daartoe het volgende. Het rapport van het onderzoek door VCI is niet overgelegd omdat dit verslag geen betrekking op het ontslag van werknemer en omdat het een vertrouwelijk karakter draagt. Het tweede rapport opgemaakt door HDPO en ISB is niet zozeer opgemaakt naar aanleiding van de melding van eiseres maar moet worden gezien als een sequeel van de niet succesvol gebleken arbeidsbemiddeling van 10 – 12 mei 2018, bemiddeling die plaats vond naar aanleiding van een gerezen arbeidsconflict met werknemer. De rapporten hebben een verschillende scope en staan geheel los van elkaar. Werknemer had zich onder de vorige CdP verzekerd van een tamelijk bevoorrechte positie, als het ging om dienstreizen, cursussen, bijeenkomsten e.d. Dat gaf onvermijdelijk scheve ogen onder de overige lokale medewerkers. De opvolgend CdP, heeft geprobeerd die situatie te veranderen. Werknemer heeft geprobeerd om haar positie veilig te stellen door de andere lokale medewerkers stevig onder druk te zetten, te intimideren en te bedreigen met de goede contacten met hooggeplaatste personen die zij stelde te hebben (en de ellende die deze personen de lokale medewerkers zouden kunnen bezorgen), en het gezag van de nieuwe CdP te ondermijnen. Zij maakte zich schuldig aan schreeuwen, intimiderend optreden naar collega’s en gezagsondermijnend communiceren terwijl zij ook een gebrek aan zelfreflectie toonde en weigerde in te zien dat haar manier van optreden onderdeel van het probleem en oorzaak van het arbeidsconflict vormde. Het is werknemer die stelt dat de ontslagreden vals of voorgewend is zodat het ingevolge artikel 150 Rv aan haar is dit te bewijzen. Er bestaan sterke contra-indicaties voor de stelling van werknemer dat zij is ontslagen vanwege de integriteitsmeldingen. Die zijn gelegen in de toedracht zoals beschreven in het rapport van HDPO en ISB. Zij schragen de conclusie dat er in het functioneren van werknemer, meer in het bijzonder ten aanzien van haar interactie met haar lokale collega’s, geen vertrouwen meer bestond. Een andere contra-indicatie is het tijdsverloop. Tussen de melding (juli 2018) en het ontslag (22 juli 2019) zit ruim een jaar tijd. Bovendien is werknemer ontslagen door een andere persoon, de Tijdelijk Zaakgelastigde, [betrokkene 6] .