Rechtbank Den Haag, 06-10-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:10863, C-09-618078-KG ZA 21-892
Rechtbank Den Haag, 06-10-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:10863, C-09-618078-KG ZA 21-892
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 6 oktober 2021
- Datum publicatie
- 6 oktober 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2021:10863
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2022:144, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- C-09-618078-KG ZA 21-892
Inhoudsindicatie
Het coronatoegangsbewijs mag worden toegepast. Voor de maatregel bestaat een wettelijke grondslag. Daarnaast wordt er een legitiem doel mee gediend en is er geen sprake van strijd met het discriminatieverbod. Evenmin is sprake van een onevenredige inbreuk op andere grond- en mensenrechten en de AVG.
Uitspraak
Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/618078 / KG ZA 21-892
Vonnis in kort geding van 6 oktober 2021
in de zaak van
1 [eisende partij sub 1] te [plaats 1] ,
2. [eisende partij sub 2] te [plaats 2] ,
eisers,
advocaten mrs. B.J. Maes en M.Y. Hodak te Breda,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) te Den Haag,
gedaagde,
advocaten mrs. J. Bootsma en M.P. Sluijter te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eisende partij sub 1 c.s.] ’ en ‘de Staat’.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 september 2021, met producties 1 tot en met 13;
- de op 27 september 2021 door [eisende partij sub 1 c.s.] overgelegde producties 14 tot en met 54, waarvan [eisende partij sub 1 c.s.] de producties 19 tot en met 26, 28, 29, 33 tot en met 38, 43 tot en met 45 en 50 bij e-mail van 28 september 2021 weer hebben ingetrokken;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 5;
- een kopie van het op 24 september 2021 door [eisende partij sub 1 c.s.] ingediende verzoek tot wraking van de voorzieningenrechter en een kopie van de beslissing van de wrakingskamer van 27 september 2021 tot afwijzing van dit verzoek;
- de op 28 september 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door zowel mr. Maes, mr. Hodak als mr. Bootsma pleitnotities zijn overgelegd.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.
2 De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
Vanaf december 2019 heeft zich wereldwijd een nieuw coronavirus verspreid, ook wel SARS-Cov-2 genoemd (hierna: ‘het coronavirus’). Het coronavirus kan de ziekte Covid-19 veroorzaken.
Het is de taak van de Staat om passende maatregelen te nemen om epidemische ziekten zoveel mogelijk te voorkomen c.q. te bestrijden. Sinds medio maart 2020 heeft de Nederlandse regering diverse maatregelen genomen in verband met de uitbraak van het coronavirus, waarbij in de loop der tijd, al naar gelang de ontwikkelingen, maatregelen zijn opgeschaald of afgeschaald. De maatregelen zijn genomen na c.q. op basis van adviezen van het Outbreak Management Team (OMT) over de medisch-epidemiologische situatie en te nemen maatregelen. Van het OMT maken deel uit deskundigen op de relevante terreinen. De deskundigen van het OMT betrekken in hun advisering de laatste (wetenschappelijke) inzichten en publicaties in internationale wetenschappelijke tijdschriften en de adviezen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en het Europees Centrum voor ziektepreventie- en bestrijding (ECDC). Het Bestuurlijk afstemmingsoverleg infectieziektebestrijding (BAO), met daarin vertegenwoordigers van lokaal, sectoraal en nationaal bestuur, beoordeelt de door het OMT geadviseerde maatregelen op politiek-bestuurlijke haalbaarheid en wenselijkheid en adviseert de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Tevens maakt het kabinet gebruik van een Sociaal Maatschappelijk Economische Reflectie, waarbij inzichten worden gebruikt van het Sociaal- en Cultureel Planbureau (SCP), de Ministeries van Financiën, Economische Zaken en Klimaat en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de ‘Trojka’). Ook wordt gebruik gemaakt van uitvoeringstoetsen op de maatregelen door onder andere de gedragsunit van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) de Nationale Politie, het Openbaar Ministerie, de inspecties, veiligheidsregio’s en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Het is aan het kabinet om op basis van de adviezen van het OMT en het BAO en de aangereikte maatschappelijke weging het Nederlandse coronabeleid, na weging van de betrokken belangen, vast te stellen. Het RIVM coördineert vervolgens operationeel de bestrijding van het coronavirus in Nederland.
Met ingang van 1 december 2020 is de Tijdelijke Wet Maatregelen Covid-19 (Twm) in werking getreden. Daarmee is onder andere de Wet Publieke Gezondheid (Wpg) gewijzigd in die zin dat hoofdstuk Va, “Tijdelijke bepalingen bestrijding epidemie covid-19”, is gewijzigd en onder meer de artikelen 58a tot en met 58u aan de Wpg zijn toegevoegd.
Artikel 58b Wpg luidt – voor zover van belang – als volgt:
“1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de bestrijding van de epidemie, of een directe dreiging daarvan.
2. De bij of krachtens dit hoofdstuk toegekende bevoegdheden worden slechts toegepast voor zover die toepassing:
a. gelet op de ernst van de bedreiging van de volksgezondheid noodzakelijk is;
b. in overeenstemming is met de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat; en
c. gelet op het in het eerste lid genoemde doel de uitoefening van grondrechten zo min mogelijk beperkt en aan dat doel evenredig is.”
Met ingang van 1 juni 2021 is de Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen (Stb. 2021, 240) van 26 mei 2021 in werking getreden. Daarmee is hoofdstuk Va van de Wpg opnieuw gewijzigd, dit keer in verband met het stellen van tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij de bestrijding van het coronavirus. In paragraaf 3a, meer in het bijzonder artikel 58ra en artikel 58rb, Wpg is onder meer het volgende bepaald:
“ Artikel 58ra. Reikwijdte
1 In een krachtens paragraaf 2 van dit hoofdstuk vast te stellen ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het beschikken over een daarbij te bepalen resultaat voor deelname aan of toegang tot daarbij te bepalen activiteiten of voorzieningen op uitsluitend de volgende terreinen:
a . cultuur;
b . evenementen;
c . georganiseerde jeugdactiviteiten;
d . horeca; of
e . sport.
2 Regels met betrekking tot het beschikken over vaccinatie tegen het virus SARS-CoV-2 of herstel van een infectie met het virus SARS-CoV-2 worden slechts gesteld indien:
a . op basis van een bewijs van vaccinatie tegen het virus SARS-CoV-2 of een bewijs van herstel van een infectie met het virus SARS-CoV-2 kan worden vastgesteld dat een vergelijkbare kans op overdracht van het virus SARS-CoV-2 bestaat als bij een bewijs van een negatieve testuitslag; en
b . de mogelijkheid wordt geboden in plaats van een bewijs van vaccinatie tegen het virus SARS-CoV-2 of een bewijs van herstel van een infectie met het virus SARS-CoV-2 gebruik te maken van een bewijs van een testuitslag.
(...)
8 Ten aanzien van personen die beroeps- of bedrijfsmatig werkzaamheden verrichten worden geen regels als bedoeld in het eerste lid gesteld.
9 Regels als bedoeld in het eerste lid gelden niet voor personen die vanwege een beperking of een ziekte geen test kunnen ondergaan of als gevolg van een test ernstig ontregeld raken. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de toepassing van de eerste volzin, in ieder geval met betrekking tot de vaststelling dat een persoon vanwege een beperking of ziekte geen test kan worden afgenomen en met betrekking tot de deelname aan of toegang tot activiteiten of voorzieningen voor deze personen.
(...)
Artikel 58rb. Voorwaarden
Onverminderd artikel 58b, tweede lid, kunnen slechts regels als bedoeld in artikel 58ra, eerste of derde lid, worden gesteld, indien deze, rekening houdend met de aard van de activiteiten of voorzieningen:
a. in het maatschappelijk belang zijn aangewezen;
b . uitvoerbaar en doelmatig zijn, mede gelet op de aanvang en duur van de periode waarin de regels van toepassing zijn en de mogelijkheden om een resultaat te verkrijgen;
c. gepaard gaan met voorzorgsmaatregelen om eventuele maatschappelijk ongewenste effecten ervan, waaronder afbreuk aan andere maatregelen tegen verspreiding van het virus SARS-CoV-2, vermijdbare achterstanden of ongelijke toegang tot activiteiten, voorzieningen of onderwijs te voorkomen, weg te nemen of te verminderen.
De inzet van coronatoegangsbewijzen is nader uitgewerkt in de Tijdelijke regeling maatregelen Covid-19 van 19 november 2020 (Trm), die daartoe bij Ministeriële regeling van 14 september 2021 (kenmerk 3237956-1013622-WJZ) is gewijzigd. Deze wijziging houdt verband met de vaststelling op nul meter van de veilige afstand, die personen krachtens artikel 58f Wpg en het Tijdelijk besluit veilige afstand buiten een woning tot andere personen moeten aanhouden (kortgezegd: de afschaffing van de zogenaamde ‘anderhalve meter-regel’). Deze ministeriële regeling is op 21 september 2021 in de Staatscourant (nr. 41410) gepubliceerd en op 22 september 2021 in werking getreden. De ministeriële regeling is op grond van de nahangprocedure van artikel 58b, tweede en derde lid, Wpg aan de Tweede Kamer voorgelegd. De Tweede Kamer heeft op 16 september 2021 met de regeling ingestemd. De Tweede Kamer is voorafgaand aan die besluitvorming van 16 september 2021 op 15 september 2021 technisch gebriefd door de directeur van het Centrum Infectieziektebestrijding van het RIVM, [de directeur ] . Tijdens die technische briefing heeft [de directeur ] aan de hand van onderstaande ‘bolletjesmatrix’ de transmissie van het coronavirus met en zonder vaccin toegelicht.
In de artikelen 4.1, 4.2 en 4.3 Trm is thans bepaald dat – behoudens een aantal uitzonderingen – eet- en drinkgelegenheden, locaties voor kunst en cultuur en evenementen (inclusief professionele sportwedstrijden) vanaf 25 september 2021 alleen toegankelijk zijn voor publiek dat in het bezit is van een geldig coronatoegangsbewijs en een geldig identiteitsdocument. Een beheerder van een gelegenheid waarvoor de inzet van het coronatoegangsbewijs verplicht is, controleert bij de toegang of een geldig coronatoegangsbewijs kan worden getoond. De organisator van een evenement controleert bij aanvang van het evenement of de desbetreffende persoon over een geldig coronatoegangsbewijs beschikt. Controle vindt plaats aan de hand van een papieren QR-code of de QR-code uit de CoronaCheck-app. Personen tot en met twaalf jaar mogen zonder geldig coronatoegangsbewijs worden toegelaten en personen tot en met dertien jaar zonder geldig identiteitsbewijs. Het bewijs van vaccinatie, het bewijs van herstel van infectie met het coronavirus en een testbewijs gelden elk als coronatoegangsbewijs. Bij eveneens door de Tweede Kamer goedgekeurde ministeriële regeling van 17 september 2021 (kenmerk 3228633-1012641-WJZ), die op 24 september 2021 in de Staatscourant (nummer 41779) is gepubliceerd, is onder meer aan artikel 4.2 Trm een vijfde lid toegevoegd, waarin – kort gezegd – is bepaald dat de coronatoegangspasverplichting niet geldt voor de bij een eet- en drinkgelegenheid behorende terrassen in de buitenlucht.