Rechtbank Den Haag, 02-11-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:12153, 9368970/EJ VERZ 21-84472
Rechtbank Den Haag, 02-11-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:12153, 9368970/EJ VERZ 21-84472
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 2 november 2021
- Datum publicatie
- 24 november 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2021:12153
- Zaaknummer
- 9368970/EJ VERZ 21-84472
Inhoudsindicatie
Ontslag op staande voet na discussie over opgenomen verlof. De werkgever meent dat de werknemer geen toestemming had gevraagd en/of gekregen. Werknemer diende de desbetreffende dag een taakstraf uitvoeren. De kantonrechter is van oordeel dat verweerder als goed werkgever in redelijkheid eraan diende mee te werken dat de werknemer de taakstraf, door middel van het opnemen van verlof, kon uitvoeren.
Uitspraak
Zittingsplaats Gouda
Zaaknr.: 9368970/ EJ VERZ 21-84472
Uitspraakdatum: 2 november 2021
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker tevens verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij in de zaak van het verzoek, verwerende partij in de zaak van het (voorwaardelijke) tegenverzoek
gemachtigde: mr. E.M. Buijs-van Bemmel,
tegen
[verweerder tevens verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij in de zaak van het verzoek, verzoekende partij in de zaak van het (voorwaardelijke) tegenverzoek
gemachtigde: J.P.J. Franssen.
Partijen worden aangeduid als “ [verzoeker tevens verweerder] ” en “ [verweerder tevens verzoeker] ”.
1 ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen op de griffie op 28 juli 2021, heeft [verzoeker tevens verweerder] een verzoek gedaan ex artikel 7:681 lid 1 sub a BW. [verweerder tevens verzoeker] heeft een verweerschrift ingediend tevens houdende een (voorwaardelijk) tegenverzoek. Op 6 oktober 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
2 FeitenDe kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.2.1 [verzoeker tevens verweerder] is met ingang van 1 juli 2020 bij [verweerder tevens verzoeker] in dienst getreden als monteur tegen een salaris van € 2.325,35 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag.2.2 Tussen [verweerder tevens verzoeker] en [verzoeker tevens verweerder] is een aantal malen discussie gevoerd over het niet dan wel te laat op het werk verschijnen van [verzoeker tevens verweerder] en het niet dan wel onvoldoende overleg voeren hierover. [verweerder tevens verzoeker] heeft aan [verzoeker tevens verweerder] op 4 februari en 26 mei 2021 brieven gestuurd met een officiële waarschuwing.2.3 Op (zondag) 30 mei 2021 heeft [verweerder tevens verzoeker] aan [verzoeker tevens verweerder] het volgende WhatsApp-bericht gestuurd:“Hey [naam] , ik zag dat je voor morgen in had geschreven dat je vrij bent. Maar dat moet wel overlegd worden. Ik heb morgen gewoon werk staan dus ik heb je gewoon nodig.”2.4 [verzoeker tevens verweerder] heeft hierop als volgt gereageerd:Staat er al meer dan een maand in moet naar taakstraf dusEn over 2 week dacht ik heb ik een week vrij”Op de laatste regel heeft [verweerder tevens verzoeker] op zijn beurt gereageerd met:“Dat is niet overlegdHet staat ook niet tussen je vrije dagen”Waarop vervolgens [verzoeker tevens verweerder] heeft bericht:“Van die week niet nee dat heb ik vrijdag te horen gekregen dat die week me nieuwe keuken geleverd wordt dus dat moest ik nog ff door gevenEn dat van die maandag had ik wel door gegeven al meer dan een maand geleden”2.5 [verweerder tevens verzoeker] heeft vervolgens aan [verzoeker tevens verweerder] gevraagd met wie hij overleg had gevoerd om de maandag vrij te hebben. [verzoeker tevens verweerder] heeft daarop laten weten dat hij dat niet meer wist. Vervolgens heeft [verweerder tevens verzoeker] meegedeeld dat als [verzoeker tevens verweerder] de maandag niet op zijn werk zou verschijnen, dat als ongeoorloofd verlof zou worden aangemerkt. [verzoeker tevens verweerder] heeft vervolgens als volgt gereageerd:“Hahaha is goed joh schrijf maar lekker een 3de waarschuwing is dat gelijk de laatste dan”2.6 [verzoeker tevens verweerder] is op 31 mei 2021 niet op het werk verschenen.2.7 Op 1 juni 2021 hebben partijen een ‘goed en open gesprek met elkaar gehad’.2.8 Na dit gesprek heeft [verzoeker tevens verweerder] op 1 juni 2021 een brief van [verweerder tevens verzoeker] ontvangen gedateerd op 31 mei 2021. In de brief bevestigt [verweerder tevens verzoeker] dat hij [verzoeker tevens verweerder] op 31 mei 2021 op staande voet heeft ontslagen. Als reden werd genoemd het ongeoorloofd opnemen van verlof in combinatie met de twee eerdere officiële waarschuwingen. Ondanks dat [verweerder tevens verzoeker] hem had bericht geen goedkeuring te geven voor het opnemen van verlof, is [verzoeker tevens verweerder] niet op het werk verschenen en heeft hij respectloos jegens [verweerder tevens verzoeker] gereageerd.2.9 Bij brief van eveneens 1 juni 2021 heeft [verzoeker tevens verweerder] geprotesteerd tegen het ontslag op staande voet.2.10 Met ingang van 1 juli 2021 heeft [verzoeker tevens verweerder] een andere dienstbetrekking gevonden.
3 Geschil3.1 [verzoeker tevens verweerder] verzoekt, na wijziging/vermindering van zijn verzoek en zakelijk weergeven, om [verweerder tevens verzoeker] te veroordelen aan hem te betalen een billijk vergoeding van
€ 2.511,38 bruto, alsmede een transitievergoeding van € 839,42, te vermeerderen met wettelijke rente en de proceskosten.
3.2 [verzoeker tevens verweerder] legt, samengevat, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag. [verweerder tevens verzoeker] had geen dringende reden om hem op staande voet te ontslaan. [verzoeker tevens verweerder] had al een aantal weken van tevoren aan [verweerder tevens verzoeker] doorgegeven dat hij vanwege het uitvoeren van een taakstraf op een drietal dagen niet op het werk kon verschijnen. De eerste twee dagen zijn door [verweerder tevens verzoeker] akkoord bevonden en tot verbazing van [verzoeker tevens verweerder] heeft [verweerder tevens verzoeker] op 30 mei 2021 bericht dat hij op de derde dag, 31 mei 2021, geen verlof kon opnemen. Aangezien het voor [verzoeker tevens verweerder] niet meer mogelijk was om de uitvoering van de taakstraf op een andere datum te laten inplannen, is hij op 31 mei 2021 niet op het werk verschenen. Op 1 juni 2021 hebben [verzoeker tevens verweerder] en [verweerder tevens verzoeker] nog een goed gesprek met elkaar gevoerd. [verzoeker tevens verweerder] heeft toen niet vernomen dat [verweerder tevens verzoeker] hem al bij brief van 31 mei 2021 op staande voet had ontslagen.
3.3 [verweerder tevens verzoeker] heeft verweer gevoerd. Hij heeft voorts, na wijziging/vermindering van zijn tegenverzoek, verzocht om [verweerder tevens verzoeker] te veroordelen aan hem een vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 2.325,25 met veroordeling van [verzoeker tevens verweerder] in de proceskosten.
3.4 Op de standpunten van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.