Home

Rechtbank Den Haag, 23-03-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:4521, 897922 RP VERZ 21-50028

Rechtbank Den Haag, 23-03-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:4521, 897922 RP VERZ 21-50028

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
23 maart 2021
Datum publicatie
11 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:4521
Zaaknummer
897922 RP VERZ 21-50028

Inhoudsindicatie

Werkgever niet aansprakelijk voor tbc-besmetting. Deelgeschil. Geen schending zorgplicht ter zake van preventie. Geen algemene of bijzondere waarschuwings- of zorgplicht. Vordering afgewezen.

Uitspraak

Zittingsplaats ‘s-Gravenhage

JL/c

Zaak-/rolnummer: 897922 RP VERZ 21-50028

23 maart 2021

Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekende partij,

gemachtigde: mr. R. Schoemaker,


tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Parnassia Groep B.V.,

gevestigd te ‘s-Gravenhage,

2. de onderlinge waarborgmaatschappij

Centramed B.A.B.,

gevestigd te Zoetermeer

verwerende partijen,

gemachtigde: mr. O.L. Nunes.

Partijen worden aangeduid als [verzoekster] , Parnassia en Centramed. Verweerders worden gezamenlijk aangeduid als Parnassia c.s.

1 Procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het verzoekschrift met producties, ter griffie ingekomen op 15 januari 2021;

-

het op 10 februari 2021 ingekomen verweerschrift, met producties;

-

de brief van mr. Schoemaker van 12 februari 2021, met als bijlagen producties 11 tot en met 15.

1.2.

Op 16 februari 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hierbij zijn verschenen: [verzoekster] in persoon bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, alsmede namens Parnassia mevrouw [betrokkene 1] , [functie] , en namens Centramed mevrouw [betrokkene 2] , [functie] , bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

1.3.

Parnassia c.s. heeft betoogd dat [verzoekster] de verkeerde procespartij in rechte heeft betrokken, omdat IpsyBrijderPsyQ B.V. de werkgever van [verzoekster] is en niet Parnassia. Om haar moverende reden zal Parnassia c.s. geen beroep doen op dit formele punt.

1.4.

Uiteindelijk is een datum voor de uitspraak bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

[verzoekster] is sinds 212 in loondienst bij IpsyBrijderPsyQ B.V. als [functie] . Van 16 september 2012 tot 1 januari 2019 werkte [verzoekster] als [functie] bij verslavingskliniek Brijder, locatie Hoofddorp (hierna: Brijder). Brijder is onderdeel van Parnassia dat zich richt op verslavingszorg.

2.2.

In oktober 2016 is bij [verzoekster] een latente tuberculose-infectie vastgesteld op basis van een positieve mantouxtest (tuberculosehuidtest) en een positieve bloedtest (IGRA). In verband met de latente tuberculose-infectie is [verzoekster] gedurende 2,5 maand preventief behandeld.

2.3.

[verzoekster] heeft Parnassia bij brief van 2 april 2019 aansprakelijk gesteld.

2.4.

[betrokkene 3] heeft namens Parnassia bij e-mail van 29 april 2019 onder meer het volgende bericht aan de gemachtigde van [verzoekster] :

Het is aannemelijk om vast te stellen dat [verzoekster] door toedoen van een patiënt tuberculose heeft opgelopen. Dit heeft plaatsgehad juni 2016 in kliniek Hoofddorp van Brijder.

Er is een patiënt opgenomen die, naar later bleek, tuberculose had opgelopen.

Er is een protocol Tuberculose en dit is gevolgd.

Er is een uitgebreid onderzoek geweest met een Mantoux test voor alle medewerkers van de kliniek. [verzoekster] bleek positief te zijn op deze test en heeft hiervoor adequate behandeling gehad van de GGD. Zover ons bekend is er geen rapport opgesteld.

[verzoekster] is destijds 4/5 dagen afwezig geweest wegens ziekte. Later kreeg zij als gevolg van de behandeling zoveel klachten dat ze wederom ziek is geworden voor langere tijd. Hierbij speelden ook andere (privé) omstandigheden een rol.

[verzoekster] is na deze periode steeds volledig aan het werk geweest.

(…)

Het is een onderdeel van het werk in de verslavingszorg dat men in aanraking kan

komen met cliënten die ziekten hebben. Daar wordt zorgvuldig mee omgegaan maar

het is niet te voorkomen dat het soms voorkomt dat iemand hiervan schade

ondervindt.

45. In aanvulling hierop heeft Parnassia bij e-mail van [betrokkene 1] van 15 augustus 2019 aan de gemachtigde van [verzoekster] onder meer het volgende bericht:

Hierbij deel ik u mede dat de Parnassia Groep het eerder ingenomen standpunt handhaaft.

Tuberculose is een ziekte die nagenoeg niet meer in Nederland voorkomt. Dit is de reden dat het landelijk beleid (RIVM) is dat niet preventief wordt getoetst.

Ook in deze casus was er geen reden af te wijken van dit beleid.

De betreffende patiënt verbleef al jarenlang klinisch binnen onze instelling en hoorde daarmee niet tot een risicogroep waarbij screening van toepassing is.

Aanvankelijk had de patiënt alleen algemene aspecifieke klachten. Er zijn veel rokende en hoestende patiënten. Daarbij komt dat als er vooraf getest wordt, de uitslag pas na een maand bekend is in verband met de incubatietijd.

Op het moment dat de diagnose is gesteld zijn onmiddellijk adequate acties ingezet volgens het protocol tuberculose. (melding GGD, isolatie en beschermende maatregelen)

Het is onbekend hoe lang de patiënt besmettelijk is geweest voor zijn omgeving.

Zoals u zelf ook aangeeft, de werkgeversaansprakelijkheid gaat niet zo ver dat dit een absolute waarborg voor de bescherming van de werknemer geeft.

Het is uiterst vervelend dat uw cliënte besmet is geraakt. Echter, het is niet zo dat de organisatie hier een verwijt van kan worden gemaakt.

2.5.

Bij brief van 4 september 2020 heeft de GGD Kennemerland [verzoekster] onder meer het volgende bericht:

Verklaring

Bij [verzoekster] (…) is in oktober 2016 een latente tuberculose-infectie vastgesteld (…). Ze is hiervoor vervolgens gedurende 2,5 maand preventief behandeld. Met deze behandeling en het verstrijken van de tijd, is de kans om de ziekte tuberculose te ontwikkelen op basis van deze infectie, gereduceerd tot 1-2%.

3 Het geschil

3.1.

[verzoekster] verzoekt bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019w-1019cc Rv, zoveel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  1. voor recht te verklaren dat Parnassia en Centramed jegens [verzoekster] aansprakelijk zijn voor alle door [verzoekster] geleden en te lijden materiële en immateriële schade, als gevolg van de tuberculose die [verzoekster] opliep bij haar werkzaamheden, en

  2. Parnassia c.s. te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten van deze procedure van € 7.695,60 voor het entameren van dit deelgeschil dan wel subsidiair € 3.847,80 althans een in goede justitie te bepalen bedrag;

  3. Parnassia te veroordelen de nader op te maken kosten verband houdende met het lezen van de verweren en de zitting inclusief de reistijd;

  4. Parnassia te veroordelen in het griffierecht;

  5. Althans een zodanige beslissing als de kantonrechter in goede justitie meent te moeten nemen.

3.2.

[verzoekster] heeft aan haar verzoek artikel 7:658 BW ten grondslag gelegd stellende dat Parnassia niet aan haar zorgplicht heeft voldaan nu [verzoekster] tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden besmet is geraakt met tuberculose. Parnassia had maatregelen moeten nemen door [verzoekster] tegen tuberculose te vaccineren, alle patiënten bij Brijder preventief had moeten testen, de medewerkers preventief had moeten screenen en/of aan de medewerkers instructies had moeten geven in verband met het risico op besmetting met tuberculose. Centramed is op grond van artikel 7:954 BW opgeroepen.

3.3.

Parnassia c.s. heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij voert aan dat [verzoekster] niet heeft bewezen dat zij in de uitoefening van haar werkzaamheden bij Parnassia een tuberculosebesmetting heeft opgelopen, en dat Parnassia als werkgever niet in haar zorgplicht tekort is geschoten, waardoor van werkgeversaansprakelijkheid geen sprake is.

3.4.

Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 Beslissing