Home

Rechtbank Den Haag, 28-04-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:4532, 884360 RL EXPL 20-19556

Rechtbank Den Haag, 28-04-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:4532, 884360 RL EXPL 20-19556

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
28 april 2021
Datum publicatie
12 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:4532
Zaaknummer
884360 RL EXPL 20-19556

Inhoudsindicatie

Verzoek om urenuitbreiding van 36 naar 40 uur afgewezen. Op het verzoek is art. 2 Wet flexibel werken niet van toepassing. Bij Cao Rijk afgeweken. Weigeringsgronden van art. 2 Wfw zijn ook van toepassing op verzoek. Hier: onvoldoende formatieruimte.

Uitspraak

Zittingsplaats ’s-Gravenhage

JL/c

Zaak-/rolnr.: 884360 RL EXPL 20-19556

28 april 2021

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,

gemachtigde: mr. J.P.L.C. Dijkgraaf,

tegen

de Staat der Nederlanden (ministerie van Financiën),

zetelende te Den Haag,
gedaagde partij,

gemachtigde: mr. C. van der Krogt .

Partijen worden hierna genoemd “werknemer” en “werkgever”.

1 De procedure

1.1.

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:

-

de dagvaarding van 20 oktober 2020, met productie 1 tot en met 15;

-

de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 15.

1.2.

Op 3 maart 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen werknemer in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de gemachtigde voornoemd namens werkgever. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

Werknemer is op 1 september 2014 benoemd als medewerker Douane bij de Belastingdienst voor 36 uur per week in de functie van [functie 1] (schaal 10 BBRA) bij [naam afdeling 1] .

2.2.

In het kader van zijn deelname aan de masteropleiding RSM Executive Master in Customs & Supply Compliance, waarmee hij in februari 2020 is begonnen, is hij in september 2019 gedetacheerd bij het [naam afdeling 3] in de functie van [functie 2] .

2.3.

In de formatie is hij opgenomen als [functie 3] schaal 11 bij de afdeling [naam onderdeel] van de [naam afdeling 1] ( [naam afdeling 1] ).

2.4.

Werknemer woont sinds 4 juni 2019 op het adres [adres] te [woonplaats] . Dit huis heeft hij in de periode van 27 maart 2019 tot 1 mei 2020 verbouwd. Toen de kosten van de verbouwing van zijn woonhuis behoorlijk tegenvielen heeft hij samen met zijn partner besloten te onderzoeken of zij de hypotheek konden verhogen, opdat zij de verbouwing af konden maken.

2.5.

De hypotheekverstrekker was hiertoe bereid, mits zij beiden een uitbreiding van hun arbeidsduur zouden krijgen. Het verzoek van zijn partner is gehonoreerd, maar de Belastingdienst heeft zijn verzoek zolang in onderzoek gehad, dat werknemer genoodzaakt was bij zijn familie te lenen.

2.6.

De verbouwing is door allerlei oorzaken stil komen te liggen (stikstof en corona-perikelen). Teneinde aan allerlei vergunningseisen te kunnen voldoen zal nog het nodige werk verzet moeten worden met nog hogere kosten dan het tot nu toe geleende bedrag. Die werkzaamheden bestaan uit het verwijderen van asbest en de sloop van bijgebouwen.

2.7.

Werknemer heeft op 13 november 2019 via de e-mail aan de toenmalige regiodirecteur verzocht zijn arbeidsduur te mogen uitbreiden van 36 uur naar 40 uur per week.

2.8.

Per e-mail van 13 november 2019 heeft mevrouw [betrokkene] ( [functie 4] ) geantwoord zijn verzoek in behandeling te nemen.

2.9.

Werkgever heeft op 1 mei 2020 het verzoek afgewezen met als argument dat er binnen [naam afdeling 1] , noch binnen [naam afdeling 3] formatie beschikbaar is op zijn functieniveau.

3 Het geschil

3.1.

Werknemer vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, werkgever veroordeelt tot:

1. aanpassing van de arbeidsduur per 1 februari 2020 van 36 uur naar 40 uur per week;

2. het betalen van het te weinig betaalde loon van 40 -/- 36 = 4 uur per week vanaf 1 februari 2020 met ingang van de dag na bekendmaking van het vonnis;

3. het betalen van de wettelijke verhoging wegens vertraging in loonbetaling uit hoofde van artikel 7:625 lid 1 BW van 25%;

met veroordeling van werkgever in de kosten van deze procedure.

3.2.

Werknemer legt aan deze vordering, naast voormelde feiten, het navolgende ten grondslag. Werknemer heeft een verzoek tot aanpassing van de arbeidsduur ingediend, welk verzoek door werkgever niet binnen de daarvoor geldende termijn is behandeld. Om die reden is de arbeidsduur op grond van artikel 2 lid 12 van de Wet flexibel werken met ingang van 1 februari 2020 van rechtswege aangepast van 36 naar 40 uur. Daarnaast betoogt werknemer dat werkgever het verzoek ten onrechte heeft afgewezen. Volgens werkgever is er binnen de [naam afdeling 1] wel formatieruimte beschikbaar. Daarnaast stelt werknemer zich op het standpunt dat bij de vraag of er voldoende formatieruimte is niet enkel moet worden gekeken naar formatieruimte binnen de [naam afdeling 1] , maar naar de formatieruimte binnen werkgever als geheel.

3.3.

Werkgever heeft verweer gevoerd, waarop hierna – voor zover van belang – zal worden ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing