Rechtbank Den Haag, 01-06-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:5500, SGR 20/4560
Rechtbank Den Haag, 01-06-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:5500, SGR 20/4560
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 1 juni 2021
- Datum publicatie
- 15 juni 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2021:5500
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2023:1845, Meerdere afhandelingswijzen
- Zaaknummer
- SGR 20/4560
Inhoudsindicatie
Uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven aan nabestaande. Politieagent heeft zoon op station Hollands Spoor neergeschoten. Artikel 3 Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg): Opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf? Oordeel strafrechter dat de verdachte zich op een rechtvaardigingsgrond heeft beroepen en dat daarom geen sprake was van een strafbaar feit. Afwijking van dit oordeel in deze bestuursrechtelijke procedure zou neerkomen op een verkapt hoger beroep tegen het vonnis van de strafrechter. Dat kan niet. Geen sprake van een misdrijf en dus ook niet van een geweldsmisdrijf. Artikel 8 Wsg: Hardheidsclausule. Volgens verweerster moet voor toepassing van deze clausule zijn voldaan aan de eis dat sprake is van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Deze uitleg is te beperkt en dus onjuist. De rechtbank verwijst naar de wetsgeschiedenis bij de hardheidsclausule. Verder staat vast dat eiseres geen schadevergoeding heeft ontvangen. Slechts een deel van de uitvaartkosten zijn vergoed. Een vordering als benadeelde partij zou in het strafproces tot niets hebben geleid gelet op het oordeel van de strafrechter ('geen strafbaar feit'). Om dezelfde reden heeft een civiele procedure ook geen zin. Het Schadefonds is er bij uitstek voor een geval als dit. De rechtbank vindt hiervoor steun in de wetsgeschiedenis. Geslaagd beroep op de hardheidsclausule. De rechtbank doet de zaak zelf af en bepaalt dat eiseres in aanmerking komt voor een uitkering uit het Schadefonds van 7.898,30 euro. Verweerster moet dit bedrag aan eiseres uitkeren.
Uitspraak
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4560
(gemachtigde: mr. R.J. van Eenennaam),
en
(gemachtigde: mr. H. Himdi).
Procesverloop
Bij besluit van 10 januari 2020 heeft verweerster een aanvraag van eiseres voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven (Schadefonds) afgewezen.
Bij besluit van 26 mei 2020 (bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 26 april 2021 via een Skypeverbinding. De gemachtigde van eiseres en van verweerster waren er.
Overwegingen
Samenvatting
1. In deze uitspraak concludeert de rechtbank dat verweerster de aanvraag van eiseres voor een uitkering uit het Schadefonds niet had mogen afwijzen. Eiseres heeft namelijk een geslaagd beroep op de hardheidsclausule gedaan. Hierna legt de rechtbank dit uit. Zij doet de zaak zelf af en draagt verweerster op om aan eiseres een uitkering van € 7.898,30 toe te kennen. Dat moet zij doen binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak.
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres wil een uitkering uit het Schadefonds. Een politieagent heeft haar zoon op station Hollands Spoor neergeschoten. Hierdoor is hij overleden.
3. Verweerster heeft de aanvraag afgewezen. Volgens haar voldoet de aanvraag niet aan de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg). Zo is er geen sprake geweest van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Ook doet zich geen situatie voor die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt. In bezwaar heeft verweerster de afwijzing gehandhaafd.
Wat zijn de regels?
4. De relevante regels staan in de bijlage, die bij de uitspraak hoort.
Wat vinden partijen in beroep?
5. Eiseres vindt dat verweerster het bestreden besluit niet goed heeft gemotiveerd. Daarnaast is er wel sprake geweest van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Verder had verweerster de hardheidsclausule moeten toepassen.
6. Verweerster heeft op het beroep gereageerd. Zij blijft bij wat er in het bestreden besluit staat.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf (artikel 3 van de Wsg)
7. Nabestaanden kunnen in aanmerking komen voor een uitkering uit het Schadefonds. Daarvoor is vereist dat het slachtoffer is overleden door een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf.1 Vaststaat dat de zoon van eiseres is overleden. Eiseres is dus nabestaande.2 Partijen verschillen van mening over de vraag of de zoon is overleden door een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Het Openbaar Ministerie heeft de politieagent die heeft geschoten strafrechtelijk vervolgd. De strafrechter heeft het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen verklaard. Hij heeft de politieagent echter ontslagen van alle rechtsvervolging. Volgens de strafrechter heeft de agent gehandeld ter uitvoering van een wettelijk voorschrift. Dit is een rechtvaardigingsgrond die maakt dat er geen sprake is geweest van een strafbaar feit.3
8. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds betrekt verweerster een vonnis van de strafrechter. Slechts in uitzonderlijke omstandigheden kan zij van de inhoud van zo’n vonnis afwijken. Eiseres heeft in bezwaar uitgebreid aangevoerd waarom verweerster van het vonnis van de strafrechter had moeten afwijken. In het bestreden besluit is verweerster in het geheel niet op de argumenten van eiseres ingegaan. Dit besluit is dus in zoverre niet goed gemotiveerd. De rechtbank ziet echter aanleiding dit gebrek te passeren.4 Verweerster heeft alsnog, in het verweerschrift en op de zitting, goed uitgelegd waarom zij niet van het vonnis van de strafrechter is afgeweken. Zo is het bij uitstek aan de strafrechter voorbehouden om een beroep op een rechtvaardigingsgrond te beoordelen. De argumenten van eiseres bevatten een inhoudelijke betwisting van het oordeel daarover van de strafrechter. Dit komt neer op een verkapt hoger beroep tegen het vonnis van die rechter. Daar is deze bestuursrechtelijke procedure uiteraard niet voor bedoeld. Verweerster heeft zich in navolging van de strafrechter dus terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van een strafbaar feit. Dit maakt dat er geen misdrijf (en dus geen geweldsmisdrijf) is gepleegd. Hieraan doet niet af dat de politieagent volgens de strafrechter opzettelijk heeft gehandeld.5
De beroepsgrond slaagt niet.
Hardheidsclausule (artikel 8 van de Wsg)
9. Eiseres heeft in het bezwaarschrift uitgebreid uitgelegd waarom volgens haar sprake is van bijzondere omstandigheden. Verweerster had dit moeten opvatten als een beroep op de hardheidsclausule. In het bestreden besluit heeft zij slechts in algemene zin vermeld dat er geen bijzondere en zwaarwegende omstandigheden zijn die afwijking van de Wsg rechtvaardigen. Verweerster heeft het bestreden besluit dus ook in zoverre niet goed gemotiveerd.
10. In het verweerschrift en op de zitting is verweerster alsnog op de argumenten van eiseres ingegaan. Volgens haar kan de hardheidsclausule alleen worden toegepast als er sprake is van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Verweerster vindt hiervoor steun in de bedoeling die de wetgever met de oprichting van het Schadefonds heeft gehad. De rechtbank is het niet met deze uitleg van verweerster eens. De hardheidsclausule is er immers voor bedoeld om onder omstandigheden ‘van het bepaalde bij de Wsg’ af te wijken.6 Deze algemene formulering wijst erop dat verweerster dus ook kan afwijken van artikel 3 van die wet en de daarin opgenomen eis dat sprake moet zijn van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. De rechtbank vindt hiervoor steun in de toelichting van de wetgever op de hardheidsclausule. Daarin staat namelijk dat het om een ‘algemene hardheidsclausule’ gaat die is bedoeld voor de gevallen ‘waarin de letterlijke tekst van de Wsg geen mogelijkheid biedt’ voor een uitkering.7 Verweerster legt de hardheidsclausule dus te beperkt - en daarmee onjuist - uit.
11. Verder stelt de rechtbank vast dat eiseres op geen enkele wijze schadevergoeding heeft gekregen. De uitvaartverzekeraar heeft slechts een gedeelte van de uitvaartkosten vergoed. Eiseres had zich weliswaar in het strafproces als benadeelde partij kunnen voegen met een vordering tot schadevergoeding, maar die vordering zou gelet op het oordeel van de strafrechter (‘geen strafbaar feit’) niet-ontvankelijk zijn verklaard.8 Een civiele procedure zou om dezelfde reden zinloos zijn geweest.9 Het Schadefonds is bij uitstek bedoeld voor een geval als dit. De rechtbank vindt hiervoor steun in de toelichting van de wetgever. Daarin staat namelijk dat uitkeringen het karakter hebben van een tegemoetkoming in de schade die door letsel of overlijden is veroorzaakt, voor zover geen verhaal op de dader mogelijk is en in de vergoeding daarvan ook niet op andere wijze kan worden voorzien, terwijl het onredelijk en onbillijk zou zijn de schade ten laste van de benadeelde te laten.10 De rechtbank vindt het evident onredelijk en onbillijk dat schade voor rekening van eiseres komt. Dit alles maakt dat verweerster zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres geen geslaagd beroep op de hardheidsclausule heeft gedaan.
De beroepsgrond slaagt.
De rechtbank doet de zaak zelf af
12. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Zij doet de zaak zelf af. Op de zitting heeft de rechtbank namelijk met partijen de beleidsbundel van verweerster (versie juli 2019) besproken. In die bundel staat duidelijk beschreven hoe de uitkering aan nabestaanden bij overlijden wordt berekend. Zo geldt standaard een vast bedrag van € 5.000,-. Daar komen uitvaartkosten en inkomensderving bij, voor zover deze niet zijn vergoed. In dit geval gaat het alleen om uitvaartkosten van in totaal € 5.167,30. Eiseres heeft deze kosten voldoende onderbouwd en verweerster heeft deze niet betwist. De uitvaartverzekeraar heeft € 2.269,- vergoed. Er staat dus nog een bedrag open van € 2.898,30. Toepassing van de beleidsbundel leidt dan ook tot een uitkering van (€ 5.000,- + € 2.898,30 =) € 7.898,30. Verweerster moet dit bedrag aan eiseres uitkeren. Dat moet zij doen binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak. Overigens heeft eiseres op de zitting gezegd dat het haar eigenlijk niet om de hoogte van de uitkering gaat, maar om een stukje erkenning van haar leed.
Overige conclusies
13. Verweerster moet het griffierecht vergoeden dat eiseres heeft betaald. Ook moet zij de proceskosten van eiseres vergoeden. De rechtbank komt uit op drie punten (1 voor het bezwaarschrift, 1 voor het beroepschrift en 1 voor de zitting), met een waarde van € 534,- per punt en een wegingsfactor 1.11
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar gegrond;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat eiseres in aanmerking komt voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven van € 7.898,30;
- draagt verweerster op om binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak aan eiseres een bedrag van € 7.898,30 uit dat fonds uit te keren;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerster op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerster in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.602,-.
Dit is de uitspraak van mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2021.
griffier |
rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: