Rechtbank Den Haag, 30-06-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:7006, AWB - 20 _ 2850
Rechtbank Den Haag, 30-06-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:7006, AWB - 20 _ 2850
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 30 juni 2021
- Datum publicatie
- 30 juli 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2021:7006
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2022:2321, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 20 _ 2850
Inhoudsindicatie
Nadeelcompensatie. Eisers stellen dat sluiting van horeca-inrichting een gevolg is van beleid, besluiten en feitelijk handelen van verweerders. Causaal verband niet aangetoond.
Uitspraak
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/2850
(gemachtigde: mr. Th.A.G. Vermeulen),
en
de burgemeester van Leiden,
verweerders
(gemachtigden: mr. J.S. Procee en mr. M.G. Nielen).
Procesverloop
Bij besluiten van 15 februari 2018 hebben verweerders, elk voor zover het hun bevoegdheden betreft, de verzoeken van eisers om nadeelcompensatie afgewezen.
Bij besluit van 18 februari 2020 (het bestreden besluit) hebben verweerders het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerders hebben een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2021.
Namens eisers is [A] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Ook is [B] verschenen.
Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Verder zijn mr. drs. [C] en mr. [D] verschenen.
Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Terbin B.V. was de eigenaar van het pand aan de [straat] [huisnummer] . Hocuram B.V. exploiteerde danssalon [danssalon] aan de [straat] [huisnummer] . Danssalon [danssalon] sloot op 31 december 2014 de deuren. Eisers stellen dat deze sluiting een gevolg is van beleid, besluiten en feitelijk handelen van verweerders. Het gaat hierbij met name om handelingen die hebben geleid tot de oprichting en exploitatie van poppodium [poppodium] in 2014. Ook de verruiming van het aantal dansevenementen in Leiden heeft volgens eisers schade veroorzaakt. Eisers verwijzen naar 7080 evenementen. Eisers hebben verweerders gevraagd om nadeelcompensatie voor een bedrag van € 2.765.000,-.
2. Verweerders hebben de verzoeken afgewezen op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening nadeelcompensatie gemeente Leiden 2014 (hierna: de verordening), omdat de schade niet in causaal verband staat tot de genoemde handelingen. Overigens behoort de schade volgens verweerders tot het normale ondernemersrisico. Ten aanzien van de door eisers genoemde 7080 evenementen is bovendien geen sprake van rechtmatig handelen, omdat de schade volgens eisers is ontstaan omdat niet handhavend is opgetreden. Verder kan het égalité-beginsel geen grondslag bieden voor nadeelcompensatie bij subsidieverlening. Ook schade als gevolg van het bestemmingsplan die in de planschadeprocedure niet is vergoed kan in deze procedure niet alsnog worden vergoed.
Wat zijn de regels?
3. De toepasselijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat vinden eisers en verweerders in beroep?
4. Eisers voeren aan dat er wel sprake is van causaal verband en dat verweerders een
te strakke en onjuiste oorzaak-gevolg-relatie hanteren. Zonder de oprichting van [poppodium] zou [danssalon] nog een bloeiend bestaan hebben gehad. Tot 2011 dan wel 2012 was [danssalon] nog economisch en rendabel te exploiteren. Na de definitieve besluitvorming tot oprichting van [poppodium] begon het aankomende muziekcentrum zijn schaduw vooruit te werpen. De praktijk tussen 2011 en 2014 liet in toenemende mate zien dat het aantal boekingen van organisatiebureaus en agentschappen terugliep. Volgens eisers is de weigeringsgrond in de verordening die ziet op het causaal verband geschreven voor op het eerste gezicht duidelijke gevallen van het ontbreken van redelijke toerekening. Omdat dat hier volgens eisers niet aan de orde is hadden verweerders een deskundige moeten inschakelen. Eisers verzoeken de rechtbank een deskundige te benoemen. Anders dan verweerders hebben gesteld, zijn de 7080 evenementen rechtmatig. Laissez-faire gedragingen van verweerders worden als rechtmatig beschouwd als daar geen bezwaar of beroep tegen wordt aangetekend. Verder voeren eisers aan dat verweerders niet hebben gemotiveerd waarom de toetreding van een concurrent in dit geval tot het normaal ondernemersrisico behoort. De procedure inzake planschade vormt geen belemmering voor het vragen van nadeelcompensatie, omdat bij de afwijzing van dit verzoek aspecten als onderlinge marktposities en concurrentie niet zijn betrokken.
5. Verweerders hebben gemotiveerd gereageerd. Zij blijven bij wat er in het bestreden besluit staat.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank zal eerst de vraag beantwoorden of sprake is van een causaal verband tussen de gestelde schadeveroorzakende handelingen van verweerders en de gestelde schade.
7. De rechtbank stelt voorop dat de verordening vraagt dat eisers het causaal verband aan tonen. Daar zijn zij niet in geslaagd. Uit het schaderapport van [B] van december 2018 en het rapport van het Expertisecentrum Horeca van 6 mei 2021 - die eisers hebben laten opstellen - blijkt niet dat er onderzoek is gedaan naar het causaal verband. Zo heeft Joling in het eerstgenoemde schaderapport het bestaan van causaal verband als een gegeven beschouwd, zonder zelf een onderbouwing van dat verband te geven. Aangezien [poppodium] op 4 december 2014 is geopend, [danssalon] op 31 december 2014 is gesloten en beide alleen in december 2014 tegelijk open zijn geweest, is het niet aannemelijk dat de opening van [poppodium] de oorzaak is van de gestelde schade van eisers in de jaren 2011 tot en met 2014. Verweerders stellen terecht dat het voor de hand ligt dat de omzet van [danssalon] zou zijn gestegen in de periode dat het popodium LVC (de voorganger van [poppodium] ) dicht was en [poppodium] nog niet open was. Eisers hebben de stelling dat organisatoren het niet meer zagen zitten in [danssalon] te investeren, omdat [poppodium] [danssalon] op korte termijn en op korte afstand zou wegconcurreren, niet onderbouwd. Eisers hebben er op de zitting op gewezen dat boekingskantoren jaren vooruit werken. De rechtbank acht het echter niet aannemelijk dat de organisatoren van evenementen ervoor kozen al die tijd geen evenementen in Leiden te organiseren in afwachting van de komst van [poppodium] . Dat het langer duurde dan gepland voordat [poppodium] zijn deuren opende doet hier niet aan af. Ook hebben eisers niet aangetoond dat de gestelde schade is ontstaan door de genoemde 7080 dansevenementen. Dat de omzet van [danssalon] is gedaald door het toestaan van deze evenementen is op geen enkele manier onderbouwd. Zoals verweerders hebben gesteld, zijn er andere oorzaken mogelijk voor de gestelde schade van eisers. Het Taxatierapport Commercieel Vastgoed van eind 2014 (Taxatierapport) laat een waardedaling zien vanaf 2008 en het schaderapport van Joling een omzetdaling vanaf 2009. In het Taxatierapport wordt erop gewezen dat discotheken “uit” zijn en dat er landelijk veel discotheken sluiten. Dit blijkt ook uit het rapport van Van Spronsen & Partners horeca-advies uit 2017. Uit dit rapport blijkt dat de dalende trend ook geldt voor studentensteden. Eisers hebben onvoldoende onderbouwd dat de situatie in Leiden anders zou zijn. Ook ligt het voor de hand dat de economische crisis uit 2008, het rookverbod en het gewijzigd alcoholbeleid kunnen hebben bijgedragen aan de omzetdaling van [danssalon] . De enkele betwisting van de gevolgen van deze omstandigheden voor [danssalon] is onvoldoende. Ten slotte valt niet in te zien dat de verleende subsidies aan [poppodium] de gestelde schade hebben veroorzaakt. Ter zitting hebben verweerders toegelicht dat er alleen voor de culturele activiteiten subsidie is verleend en dat het niet zo is dat voor concurrerende activiteiten subsidie is verleend. Ook in het verleden (de periode voorafgaand aan 2011 en/of 2014) is voor culturele activiteiten subsidie verleend.
8. Eisers hebben in beroep verwezen naar het leerstuk van de alternatieve causaliteit. Die is aanwezig indien de aangerichte schade het gevolg kan zijn van twee of meer gebeurtenissen voor elk waarvan één persoon aansprakelijk is en vaststaat dat de schade door ten minste één van de gebeurtenissen is ontstaan. Dit brengt de rechtbank niet op andere gedachten. Gelet op het voorgaande staat namelijk niet vast dat de schade daadwerkelijk door ten minste één van de gebeurtenissen is ontstaan.
9. Omdat het causaal verband niet is komen vast te staat, hebben verweerders terecht in bezwaar geen deskundige ingeschakeld. In de verordening staat immers dat geen advies hoeft te worden gevraagd aan een deskundige als zich de weigeringsgrond van het ontbreken van causaal verband voordoet. Uit de tekst van de verordening en de toelichting hierop volgt niet dat dit alleen geldt in gevallen waarin overduidelijk sprake is van ontbrekende toerekening en dat er een diepgaand onderzoek naar het causaal verband had moeten worden gedaan door een deskundige. Ook de rechtbank zal dus geen deskundige benoemen. Zij wijst het verzoek van eisers daartoe af.
Conclusie
10. Verweerders mochten de verzoeken afwijzen omdat het causaal verband niet is komen vast te staan. Zij hebben de afwijzing in bezwaar terecht gehandhaafd. De rechtbank komt niet toe aan de overige beroepsgronden.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzitter, en mr. J.R.K.A.M. Waasdorp en mr. H.G. Molenaar-Geurtsen, leden, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2021.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: