Home

Rechtbank Den Haag, 28-07-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:8371, 9187962/21-50306

Rechtbank Den Haag, 28-07-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:8371, 9187962/21-50306

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
28 juli 2021
Datum publicatie
9 september 2021
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:8371
Formele relaties
Zaaknummer
9187962/21-50306

Inhoudsindicatie

cao-ontslagcommissie niet bevoegd om toestemming te verlenen voor het opzeggen van de arbeidsovereenkomst

Uitspraak

Zittingsplaats ’s-Gravenhage

esp/cd

Zaaknummer: 9187962/RP VERZ 21-50306

28 juli 2021

Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekende partij,

gemachtigde: mr. M.A.M. Lem,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NN PERSONEEL B.V.,

gevestigd te Den Haag,

verwerende partij,

gemachtigden: mrs. C.I. Gofferjé en M.S.R. Dijkstra.

Partijen worden verder aangeduid als [verzoeker] en NN Personeel.

1 Het procesverloop

1.1.

Op 30 april 2021 is door [verzoeker] een verzoekschrift (met producties) ingediend waarin hij verzoekt: primair, om de opzegging van de arbeidsovereenkomst door NN Personeel te vernietigen; subsidiair, om NN Personeel te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding en een aantal bedragen, te vermeerderen met wettelijke rente; meer subsidiair, om voor recht te verklaren dat NN Personeel jegens [verzoeker] toerekenbaar te kort is geschoten en aan [verzoeker] schade dient te vergoeden. NN Personeel heeft vervolgens een verweerschrift (met producties) ingediend.

1.2.

Op 16 juni 2021 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Verschenen zijn: [verzoeker] in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M.A.M. Lem, en de gemachtigden van NN Personeel, mrs. C.I. Gofferjé en M.S.R. Dijkstra. Beide partijen hebben hun standpunten uiteengezet aan de hand van pleitnotities, die zij hebben overgelegd. Van het overige dat met partijen is besproken, heeft de griffier aantekeningen gemaakt. De pleitnotities en aantekeningen bevinden zich in het griffiedossier.

2 De feiten

2.1.

[verzoeker] , geboren op [geboortedag] 1961, is op 1 februari 1988 in dienst getreden bij Nationale Nederlanden N.V., rechtsvoorganger van ING Verzekeringen N.V, in de functie van [functie 1] . In zijn arbeidsovereenkomst van 22 december 1987 is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:

CAO en arbeidsvoorwaarden

Op u zijn de CAO voor het verzekeringsbedrijf Binnendienst en de bij Nationale-Nederlanden gebruikelijke arbeidsvoorwaarden, zoals vermeld in de Personeelsgids, van toepassing. De CAO 1986-1987 is bijgevoegd. De Personeelsgids zal u bij uw indiensttreding worden uitgereikt.”

2.2.

Per 1 december 2002 is door ING Groep N.V. ING Personeel V.o.f. opgericht, Deze personeelsvennootschap betrof een samenwerking van de vennoten ING Verzekeringen N.V. en ING Bank N.V. De werknemers van de vennoten (waaronder [verzoeker] ) zijn door ING Personeel V.o.f. in dienst genomen en zijn tewerkgesteld bij de verschillende werkmaatschappijen van de vennoten.

2.3.

Bij brief van 19 december 2002 is [verzoeker] door ING Verzekeringen N.V. per 1 januari 2003 de functie van [functie 2] (schaal 6) bij het team [naam team 1] aangeboden. Bij brief van 16 juli 2009 is [verzoeker] door ING Personeel V.o.F. per 1 april 2009 benoemd tot [functie 3] (schaal 7) in de afdeling [naam afdeling 1] van ING Investment Management.

2.4.

In verband met de bankencrisis in 2008 heeft ING Groep N.V. een lening ontvangen van de Nederlandse staat waarbij als voorwaarde gold splitsing van de bank en de verzekeraar. Die splitsing is begin 2011 geëffectueerd.

2.5.

[verzoeker] is per 1 januari 2011 overgegaan naar één van de nieuwe personeelsvennootschappen, te weten: ING Investment Management Personeel B.V. Per die datum is [verzoeker] benoemd in de functie van [functie 4] werkzaam in team [naam team 2] .

2.6.

Per 1 januari 2013 zijn de werkzaamheden van [verzoeker] verplaatst naar het team [naam team 3] .

2.7.

Bij brief van 7 januari 2015 van ING Investment Management Personeel B.V. is [verzoeker] bericht dat hij in verband met een reorganisatie van Client Group International preventief boventallig is verklaard. Bij brief van 1 april 2015 van ING Investment Management Personeel B.V. is [verzoeker] bericht dat hij per die datum is geplaatst bij de afdeling [naam afdeling 2] van ING Investment Management.

2.8.

Op 7 april 2015 is de naam van ING Investment Management Personeel B.V. gewijzigd in NNIP Personeel B.V.

2.9.

Medio 2017 is de functienaam van de functie van [verzoeker] gewijzigd in die van [functie 5] .

2.10.

Op 15 oktober 2018 is bij de COR de adviesaanvraag Finance NL ingediend. Die aanvraag betrof een voorgenomen besluit tot reorganisatie van de afdeling Finance van NN Investment Partners B.V. waarbij de functie van [functie 5] – en daarmee de functie van [verzoeker] – zou komen te vervallen. Na een positief advies van de COR, is het besluit op 30 november 2018 ongewijzigd genomen door de bestuurder.

2.11.

Bij brief van 30 november 2018 is [verzoeker] per 1 december 2018 boventallig verklaard. [verzoeker] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Nadat dit bezwaar ongegrond is verklaard, heeft [verzoeker] beroep ingesteld bij de Beroepscommissie Reorganisatiekader. Dit beroep is bij uitspraak van 15 februari 2019 ongegrond verklaard.

2.12.

NN Personeel is de rechtsopvolger van NNIP Personeel B.V.

2.13.

Op 25 maart 2019 heeft [verzoeker] zich ziek gemeld.

2.14.

Op 2 juli 2019 heeft NN Personeel een ontslagverzoek ingediend bij de CAO Ontslagcommissie Nationale Nederlanden (de CAO Ontslagcommissie). [verzoeker] heeft verweer gevoerd. Op 13 augustus 2019 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Bij uitspraak van 29 augustus 2019 heeft de CAO Ontslagcommissie NN Personeel toestemming verleend de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] op te zeggen op grond van artikel 7:669 lid 3 sub a BW. NN Personeel heeft de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] daarop opgezegd. Omdat duidelijk werd dat [verzoeker] – anders dan de bedrijfsarts verwachtte – niet tijdig hersteld zou zijn, heeft NN Personeel – met instemming van [verzoeker] – de opzegging ingetrokken.

2.15.

Op 7 augustus 2020 is [verzoeker] hersteld gemeld.

2.16.

Op 16 oktober 2020 heeft NN Personeel een tweede ontslagverzoek ingediend bij de CAO Ontslagcommissie. [verzoeker] heeft verweer gevoerd. Op 4 december 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Nadat partijen hebben gereageerd op een aanvullende vraag van de CAO Ontslagcommissie, heeft de CAO Ontslagcommissie bij uitspraak van 8 januari 2021 NN Personeel toestemming verleend de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] op te zeggen op grond van artikel 7:669 lid 3 sub a BW. NN Personeel heeft de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] bij brief van 14 januari 2021 opgezegd per 1 maart 2021.

3 Het verzoek

[verzoeker] verzoekt de kantonrechter – samengevat – om:

primair:

de opzegging van de arbeidsovereenkomst door NN Personeel per 1 maart 2021 te vernietigen, althans NN Personeel te veroordelen het dienstverband met [verzoeker] per eerst mogelijke datum te herstellen en daarbij te bepalen dat aan [verzoeker] over de periode van 1 maart 2021 tot het herstel dienstbetrekking, en vanaf het herstel dienstbetrekking, een bruto vergoeding toekomt ter hoogte van het totale bruto salaris ad € 4.567,28 per maand, te vermeerderen met emolumenten, te vermeerderen met de wettelijke verhoging, over de periode 1 maart 2021 tot het herstel dienstbetrekking;

subsidiair:

NN Personeel te veroordelen om aan [verzoeker] te voldoen een billijke vergoeding en bedragen van € 18.269,12 bruto en van € 27.403,68 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;

meer subsidiair:

- te verklaren voor recht dat NN Personeel jegens [verzoeker] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de arbeidsovereenkomst ex artikel 7:686 BW, door aan [verzoeker] eenzijdig de werkzaamheden behorend bij zijn functie per 1 december 2019 (lees na verbetering: 2018) te ontnemen, en NN Personeel verplicht is de (inkomens- en pensioen)schade die hij daardoor lijdt aan hem te vergoeden;

- te verklaren voor recht dat deze schade dient te worden berekend uitgaande van de fictieve situatie dat [verzoeker] vanaf 1 maart 2021 tot aan zijn pensioenleeftijd in dienst van NN Personeel zou zijn gebleven, en dus over de periode van 1 maart 2021 tot 1 februari 2028;

- NN Personeel te veroordelen om aan [verzoeker] te vergoeden de kosten die hij heeft moeten maken ter vaststelling van de aansprakelijkheid van NN Personeel en zijn schade, nader op te maken bij staat;

in alle gevallen met veroordeling van NN Personeel in de kosten van deze procedure.

3.1.

Aan dit verzoek legt [verzoeker] – samengevat – ten grondslag dat NN Personeel de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] niet rechtsgeldig, want in strijd met artikel 7:671 BW, heeft opgezegd. De CAO Ontslagcommissie was onbevoegd tot het nemen van een beslissing op het ontslagverzoek van NN Personeel zoals bedoeld in artikel 7:671a BW. Het Sociaal Plan NN 1 juli 2019 – 31 december 2021 (het SP) is niet van toepassing op de boventalligheid van [verzoeker] d.d. 1 december 2018 en het Reglement CAO Ontslagcommissie, dat deel uitmaakt van het SP, is evenmin op [verzoeker] van toepassing.

De CAO Ontslagcommissie heeft in haar uitspraak van 8 januari 2021 ten onrechte geoordeeld dat [verzoeker] de stellingen van NN Personeel onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken; zij heeft dan ook ten onrechte aan NN Personeel toestemming verleend de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] op te zeggen. [verzoeker] heeft daarom recht op vernietiging van de opzegging en herstel van zijn dienstbetrekking dan wel – subsidiair, in het geval wordt geoordeeld dat herstel niet mogelijk is – vanwege ernstig verwijtbaar handelen door NN Personeel, op toekenning van een billijke vergoeding ex artikel 7:682 BW.

Bij de vaststelling van de hoogte van de billijke vergoeding moet ervan uit worden gegaan dat [verzoeker] tot aan zijn pensioenleeftijd in dienst zou zijn gebleven. NN Personeel heeft daarnaast ten onrechte een bedrag van vier bruto maandsalarissen in mindering gebracht op de sociaalplanvergoeding ter zake van “verrekening begeleidingsmaanden”. Dit bedrag van € 18.269,12 komt [verzoeker] dus nog toe. Ook komt hem nog een bruto bedrag toe ter hoogte van het loon over de in artikel 3.1 van het Sociaal Kader Reorganisatie NN 1 april tot en met 31 december 2018 (het SKR) aan hem toegezegde begeleidingstraject van zes maanden, zijnde € 27.403,68 bruto.

Aan het meer subsidiair verzochte legt [verzoeker] ten grondslag dat NN Personeel in strijd met de arbeidsovereenkomst – en daarmee in strijd met goed werkgeverschap – hem vanaf 2013 en uiteindelijk per 1 december 2018 eenzijdig alle werkzaamheden behorende tot zijn functie heeft ontnomen; NN Personeel is aansprakelijk voor de schade die [verzoeker] lijdt als gevolg van deze wanprestatie.

4 Het verweer

5 De beoordeling

6 De beslissing