Rechtbank Den Haag, 13-04-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:8501, 9031222 RP VERZ 21-50104
Rechtbank Den Haag, 13-04-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:8501, 9031222 RP VERZ 21-50104
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 13 april 2021
- Datum publicatie
- 3 augustus 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2021:8501
- Zaaknummer
- 9031222 RP VERZ 21-50104
Inhoudsindicatie
Voorzetting werkzaamheden na proefplaatsingsovereenkomst. Verzoek tot wedertewerkstelling toegewezen.
Uitspraak
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
RvV/C
Zaaknummer: 9031222 RP VERZ 21-50104
13 april 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. G.C. Haulussy,
tegen
de besloten vennootschap Thuiszorg Vida Care B.V.,
gevestigd te Voorburg,
verweerster,
hierna te noemen: Vida Care,
gemachtigde: mr. Z. Benguedda.
1 Het procesverloop
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het verzoekschrift (met producties 1 tot en met 3), ingekomen bij de griffie op 18 februari 2021;
- het verweerschrift;
- de e-mail van 29 maart 2021 van de zijde van Vida Care (met productie 1);
- de e-mail van 29 maart 2021 van de zijde van [verzoekster] (met producties 4 tot en met 7);
- de e-mail van 30 maart 2021 van de zijde van Vida Care (met productie 2 tot en met 5).
Op 30 maart 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [verzoekster] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. G.C. Haulussy, en [betrokkene] is verschenen namens Vida Care, bijgestaan door mr. Z. Benguedda. Van hetgeen partijen ter toelichting van hun standpunten tijdens de zitting naar voren hebben gebracht, heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Deze aantekeningen bevinden zich in het griffiedossier.
Vervolgens is de uitspraak bepaald op heden.
2 De feiten
Vida Care exploiteert een zorgonderneming. In het bijzonder legt zij zich toe op de thuiszorg.
Tussen de gemeente Rotterdam, Vida Care en [verzoekster] is op of omstreeks 2 november 2020 een proefplaatsingsovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst is het volgende, voor zover relevant, bepaald:
“(…)
In aanmerking nemend dat:
- de gemeente Rotterdam (…) aan een uitkeringsgerechtigde met behoud van bijstandsuitkering een proefplaatsing aanbiedt, waarbij de werkgever de intentie uitspreekt om na proefplaatsing een arbeidsovereenkomst aan te bieden voor minimaal het aantal uren per week dat tijdens de proefplaatsing wordt gewerkt.
- partijen verklaren dat deze proefplaatsingsovereenkomst als zodanig geen arbeidsovereenkomst is in de zin van de wet (artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek).
Verklaren het volgende te zijn overeengekomen:
Duur proefplaatsing
Deze overeenkomst treedt in werking met ingang van 2 november 2020 en wordt aangegaan voor de duur van 4 weken. De overeenkomst eindigt op 30 november 2020 (…)
Doel proefplaatsing
1. De werkgever stelt de werknemer voor het genoemde aantal uren per week in staat om werkervaring op te doen voor de functie van [functie 1] .
(…)
Beëindiging proefplaatsing
(…)
2. Deze overeenkomst eindigt van rechtswege aan het einde van de genoemde periode.
(…)”
Op 12 februari 2021 heeft de gemachtigde van [verzoekster] een brief verzonden aan Vida Care. In die brief stelt [verzoekster] – kort gezegd – dat er na 30 november 2020 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan omdat Vida Care [verzoekster] de werkzaamheden heeft laten voortzetten en sprake is geweest van een gezagsverhouding.
Op 16 februari 2021 heeft Vida Care geantwoord en de stelling van [verzoekster] betwist. Volgens Vida Care is [verzoekster] na 30 november 2020 weliswaar op haar kantoor verschenen en heeft zij taken verricht, maar was dit vrijwillig en op initiatief van [verzoekster] .
3 Het verzoek
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
In de hoofdzaak:
a. te verklaren voor recht dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen partijen is ontstaan;
b. Vida Care te gebieden binnen 48 uur na de datum van de beschikking [verzoekster] toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat Vida Care nalaat aan het gebod te voldoen;
c. Vida Care te veroordelen tot betaling van het bruto maandsalaris ten bedrage van € 1.940,07 vermeerderd met de vakantietoeslag van 8% ten bedrage van € 155,20 bruto en de reiskostenvergoeding conform de cao Verpleeg- en Verzorgingstehuizen & Thuiszorg ten bedrage van € 19,18 per dag vanaf 1 december 2020, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en te vermeerderen met de wettelijke rente;
In het incident:
- Vida Care te gebieden binnen 48 uur na de datum van de beschikking [verzoekster] toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat Vida Care nalaat aan het gebod te voldoen, alsmede Vida Care te veroordelen aan [verzoekster] het gebruikelijke bruto maandsalaris ten bedrage van € 1.940,07 alsook de vakantietoeslag van 8% ten bedrage van € 155,20 bruto en de reiskostenvergoeding conform de cao Verpleeg- en Verzorgingstehuizen & Thuiszorg ten bedrage van € 19,18 per dag te voldoen vanaf 1 december 2020 tot aan de dag van de rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
In zowel de hoofdzaak als in het incident:
De veroordeling van Vida Care in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de beschikking.
[verzoekster] legt aan haar verzoek het navolgende – samengevat – ten grondslag. Op basis van een proefplaatsingsovereenkomst is [verzoekster] op 2 november 2020 werkzaamheden voor Vida Care gaan verrichten. Hoewel deze overeenkomst op 30 november 2020 (van rechtswege) is geëindigd, is [verzoekster] na die datum werkzaamheden blijven verrichten voor- en onder gezag van Vida Care. [verzoekster] stelt daarom dat er na 30 november 2020 een arbeidsovereenkomst (voor onbepaalde tijd) tussen Vida Care en [verzoekster] is ontstaan. [verzoekster] verzoekt in dit verband een verklaring voor recht. Omdat sinds 1 december 2020 sprake is van een arbeidsovereenkomst, is Vida Care verplicht om (1) [verzoekster] toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden en (2) loon aan [verzoekster] te betalen. Vida Care laat dat tot op heden na. [verzoekster] verzoekt in deze procedure daarom tot wedertewerkstelling en de veroordeling van Vida Care tot betaling van het loon. Daarnaast maakt [verzoekster] aanspraak op de wettelijke verhoging (van 50%) op grond van artikel 7:625 BW omdat Vida Care het loon niet tijdig heeft voldaan.