Rechtbank Den Haag, 30-03-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:2997, 9484745 RL EXPL 21-16846
Rechtbank Den Haag, 30-03-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:2997, 9484745 RL EXPL 21-16846
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 30 maart 2022
- Datum publicatie
- 8 april 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2022:2997
- Zaaknummer
- 9484745 RL EXPL 21-16846
Inhoudsindicatie
Arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht? Informatieplicht over ouderenregeling? Vordering vakantiedagen. Verjaring?
Uitspraak
Zittingsplaats Den Haag
DJ d
Rolnr.: 9484745 RL EXPL 21-16846
Vonnisdatum: 30 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. A.M.S. Stoop,
tegen
de naamloze vennootschap De Vereende N.V.,
gevestigd te Rijswijk,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J.C. Zevenberg.
Partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘De Vereende’ genoemd.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 september 2021;
- de conclusie van antwoord;
- de door [eiseres] in het geding gebrachte producties;
- de mondelinge behandeling van 7 februari 2022 waarbij [eiseres] een pleitnota heeft overgelegd en waarvan voor het overige aantekening is gehouden.
2 De feiten
[eiseres] , geboren op [geboortedag] 1954, is op 1 november 1994 bij (de rechtsvoorganger van) De Vereende in dienst getreden in de functie van jurist beroepsaansprakelijkheid. Op de arbeidsovereenkomst was de Cao voor het verzekeringsbedrijf van toepassing.
[eiseres] was werkzaam in de vestiging van De Vereende in Amsterdam-Zuidoost. Medio 2008 is die vestiging opgeheven en zijn de activiteiten overgedragen naar het hoofdkantoor in Rijswijk. [eiseres] heeft de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2008 opgezegd vanwege de reistijd vanaf haar toenmalige woonplaats, [plaats] . Zij heeft een baan aangenomen bij een advocatenkantoor maar was daar niet enthousiast over en heeft die werkzaamheden na korte tijd beëindigd.
Vervolgens heeft De Vereende [eiseres] aangeboden om terug te komen in haar oude functie. Tijdens een lunch is gesproken over de voorwaarden waaronder terugkeer zou plaatsvinden en de wijze waarop tegemoet kon worden gekomen aan het probleem van de reistijd. De afspraken zijn vastgelegd in een brief van 16 juni 2008 die door beide partijen is ondertekend. Die luidt - voor zover relevant - als volgt:
“(…)
In overleg met [naam] voert u uw werkzaamheden uit in ons kantoor in Rijswijk. Er wordt afgerekend op daadwerkelijk gemaakte uren. Hierbij wordt een uurtarief berekend van € 45,37 per uur. In deze berekening is opgenomen 13e maand, vakantiegeld en bijdrage ten behoeve van de pensioenverzekering.
U geeft uw gemaakte uren op bij [naam] , hij zorgt voor de uitbetaling via de financiële afdeling.
(…)
Indien één van beide partijen de afspraak omtrent de werkzaamheden wil beëindigen is dit ten aller tijde mogelijk. (…)”
[eiseres] werkte in de periode van 2008 tot 2013 ongeveer 16 uur per week. In 2013 is zij naar [plaats] verhuisd. Vanaf dat moment werkte ze ongeveer 24 uur per week. Het uurtarief is daarna enkele malen verhoogd. Sinds 1 januari 2017 bedroeg het uurtarief € 51,-. Op 14 februari 2019 is [eiseres] 65 jaar geworden en heeft zij haar werkzaamheden beëindigd.
De Vereende is een schadeverzekeringsbedrijf en lid van het Verbond van Verzekeraars. Op grond van art. 9 Wet Cao is zij gebonden aan de Cao Verzekeringsbedrijf Binnendienst (hierna: de Cao). De Cao bevat sinds 1 december 2009 een Overgangsregeling arbeidsduur oudere werknemers (hierna: de ouderenregeling). De van 1 december 2009 tot 1 juni 2011 geldende Cao vermeldde het volgende:
“ Artikel 3.1 Arbeidsduur
1. (…)
2. De werknemer met een arbeidsduur van 1976 uur en de werkgever kunnen overeenkomen dat op jaarbasis 104 uren meer dan wel minder worden gewerkt tegen evenredige aanpassing van de arbeidsduurgerelateerde cao-arbeidsvoorwaarden (…)
3. (…)
Artikel 3.2. Overgangsregeling arbeidsduur oudere werknemers
Voor werknemers geboren voor 1 januari 1955 en in dienst op 1 januari 2010 gelden de overgangsmaatregelen uit bijlage VIII.”
Bijlage VIII bepaalde, voor zover van belang, het volgende:
“Voor werknemers die in dienst waren op 1 januari 2010 bij een werkgever die onder de cao voor het verzekeringsbedrijf (binnendienst en/of buitendienst) valt, is art. 3.6.1.a niet van toepassing. Per 1 december 2009 bestaat voor hen per kalenderjaar recht op het aantal vakantie-uren met behoud van salaris volgens onderstaande staffel:
tot en met 34 jaar - 200 uur
35 tot en met 44 jaar - 208 uur
45 tot en met 54 jaar - 216 uur
55 jaar en ouder - 224 uur”
[eiseres] was op 1 december 2009 54 jaar oud. Zij heeft geen gebruik gemaakt van de ouderenregeling.
Een brief van 3 juli 2017 van De Vereende aan [eiseres] vermeldt het volgende.
“Hierbij een toelichting op de werkgeversverklaring opgemaakt 3 juli 2017.
Jouw arbeidsovereenkomst is een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Er wordt afgerekend op daadwerkelijk gemaakte uren. De minimale arbeidsduur per week bedraagt 24 uur. In het uurloon is inbegrepen vakantiegeld, 13e maand en bijdrage ten behoeve van de pensioenverzekering.
Het bruto jaarsalaris op de werkgeversverklaring is jouw werkelijke salaris over de maanden juli 2016 tot en met juni 2017.
(…)”
Bij brief van 14 april 2020 heeft [eiseres] De Vereende verzocht om geldelijke compensatie van de 558,32 uren die zij in het kader van de ouderenregeling had kunnen opnemen.
De Vereende heeft daar op 22 juni 2020 onder meer het volgende op geantwoord.
“Uit je personeelsdossier maak ik op dat er op 12 juni 2008 tussen jou en [naam] afspraken zijn gemaakt wat betreft jouw inzet en beloning. Dit nadat je, na eerder bij ons uit dienst te zijn gegaan, weer bij ons kwam werken. Er is destijds afgesproken dat je alleen zou worden betaald op basis van daadwerkelijk gemaakte uren, waarbij er sprake was van een all-in vergoeding. Dit is als zodanig ook toegepast. Werkte jij niet dan kreeg je ook niet betaald. Dit was nadrukkelijk conform jouw wens omdat je geen “normaal” arbeidscontract wilde. Je wilde de vrijheid hebben en niet vast zitten in een vast dienstverband.
Gezien deze regeling ben ik van mening dat je geen aanspraak toe komt op de regeling zoals opgenomen in artikel 3.2 van de cao voor het Verzekeringsbedrijf. Deze regeling is op jouw situatie niet van toepassing geweest. Niet voor niets heb jij daar tijdens je dienstverband ook geen aanspraak op gemaakt.
Voor zover deze regeling trouwens wel van toepassing zou zijn geweest geldt dat wij onder meer van mening zijn dat daaruit geen geldelijke compensatie kan voortvloeien. Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst bestaat er geen wettelijke verplichting ADV alsnog uit te betalen. De cao bepaalt dit niet en ook anderszins kan niet worden gesteld dat op de Vereende een zodanige verplichting rust.
(…)”
Bij brief van 23 februari 2021 heeft (de gemachtigde van) [eiseres] aanspraak gemaakt op betaling van € 27.573,31 bruto als schadevergoeding voor het niet voldoen aan de informatieplicht door De Vereende. Bij e-mail van 6 juli 2021 heeft (de gemachtigde van) [eiseres] tevens aanspraak gemaakt op betaling van loon tijdens vakantie over het gehele dienstverband, zijnde € 53.369,80 bruto en vakantietoeslag, zijnde € 3.479,41 bruto.
3 Het geschil
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, De Vereende zal veroordelen:
-
tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 27.573,31 bruto ter zake van opgebouwde maar niet genoten arbeidsduurverkorting, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, binnen vijf dagen na betekening van het vonnis;
-
tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 53.369,80 bruto ter zake van niet genoten vakantiedagen, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, binnen vijf dagen na betekening van het vonnis;
-
tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 3.479,41 bruto ter zake van achterstallige vakantiebijslag, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, binnen vijf dagen na betekening van het vonnis;
-
tot betaling aan [eiseres] van de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW over de bedragen zoals vermeld onder 2 en 3, althans een in goede justitie te bepalen percentage, vanaf de dag van de verschuldigdheid tot de dag van de volledige betaling;
-
tot betaling aan [eiseres] van de wettelijke rente over de in sub 1, 2, 3 en 4 genoemde bedragen vanaf de opeisbaarheid tot de dag van de volledige betaling;
-
om aan [eiseres] binnen vijf dagen na betekening van het vonnis deugdelijke bruto/netto specificaties te overleggen, bij gebreke waarvan een dwangsom van € 500,- dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag zal worden verbeurd voor iedere dag dat in strijd met dit gebod wordt gehandeld;
-
om aan [eiseres] de buitengerechtelijke incassokosten te voldoen;
-
in de kosten van de procedure.
[eiseres] legt hieraan het volgende ten grondslag. De Vereende heeft niet voldaan aan de informatieplicht van art. 7:655 BW, althans niet als goed werkgever gehandeld, door [eiseres] niet te informeren over de mogelijkheid om gebruik te maken van de ouderenregeling. Indien [eiseres] bekend was geweest met de mogelijkheid om van die regeling gebruik te maken, had zij dat gedaan. [eiseres] was hiermee niet bekend en heeft door de schending van de informatieplicht, c.q. het handelen in strijd met het beginsel van goed werkgeverschap, schade geleden. Deze schade moet worden begroot op de waarde van de uren die zij onverplicht heeft gewerkt.
De Vereende heeft ook niet voldaan aan de verplichting van art. 7:634 BW om [eiseres] in de gelegenheid te stellen betaald verlof op te nemen. [eiseres] werd in de vakanties niet doorbetaald. Hierdoor werd ze gestimuleerd om door te werken en kon ze niet recupereren. Verder heeft De Vereende in strijd gehandeld met het verbod op afkoop van vakantiedagen tijdens de looptijd van de arbeidsovereenkomst van art. 7:640 BW. Een all-in loon is slechts onder voorwaarden toegestaan. Aan die voorwaarden is niet voldaan.
Tot slot heeft De Vereende niet voldaan aan de verplichting om in de loonspecificatie te vermelden hoe het percentage vakantietoeslag is berekend. Op grond daarvan vordert [eiseres] over de periode van 1 januari 2016 tot 14 februari 2018 8% vakantietoeslag over € 51,- x 24 uur.
De Vereende concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
Zij voert daartoe primair aan dat de rechten en plichten die partijen in 2008 zijn overeengekomen kwalificeren als een overeenkomst van opdracht en niet als een arbeidsovereenkomst. De Cao was dus niet op [eiseres] van toepassing. [eiseres] kan dan ook geen aanspraak maken op de ouderenregeling.
Subsidiair, voor het geval geoordeeld zou worden dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, betwist De Vereende dat zij haar informatieverplichting heeft geschonden of niet als goed werkgever heeft gehandeld. Uit art. 7:655 BW volgt niet dat De Vereende [eiseres] had moeten informeren over de ouderenregeling. De Cao stond op het intranet en was eenvoudig te raadplegen. Van [eiseres] , die een ervaren jurist is, kan verwacht worden dat zij zich ter zake informeert. Maar ook als de informatieplicht zou zijn geschonden leidt dit er niet toe dat de teveel gewerkte dagen als schade gevorderd kunnen worden. Bij beëindiging van een arbeidsovereenkomst bestaat er geen wettelijke verplichting ADV alsnog uit te betalen en de Cao verplicht daartoe evenmin.
[eiseres] kan evenmin aanspraak maken op betaling van vakantiedagen. De vakantiedagen waren bij het zeer hoge uurloon van [eiseres] inbegrepen. Voor zover deze niet waren inbegrepen, is de rechtsvordering inmiddels verjaard. De Vereende betwist bovendien dat [eiseres] niet kon recupereren. Zij nam regelmatig vakantie op, zoals blijkt uit de opgestelde overzichten.