Rechtbank Den Haag, 05-04-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:3104, 9293827 RL EXPL 21-10634 en 9622234 RL EXPL 22-268
Rechtbank Den Haag, 05-04-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:3104, 9293827 RL EXPL 21-10634 en 9622234 RL EXPL 22-268
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 5 april 2022
- Datum publicatie
- 26 april 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2022:3104
- Zaaknummer
- 9293827 RL EXPL 21-10634 en 9622234 RL EXPL 22-268
Inhoudsindicatie
Werknemer notariskantoor factureert de werkzaamheden onvoldoende inzichtelijk bij de cliënten van dat notariskantoor. Geen opzet of bewuste roekeloosheid.
Uitspraak
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CB/c
Rolnrs.: 9293827 RL EXPL 21-106344 en 9622234 RL EXPL 22-268
5 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap [naam B.V.] B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Den Haag,
hierna te noemen: [naam B.V.] ,
eisende partij in de zaak met rolnummer 9293827 RL EXPL 21-106344,
gedaagde partij in de zaak met rolnummer 9622234 RL EXPL 22-268,
gemachtigde: mr. R. Simons (DVDW Advocaten),
tegen
[werknemer] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: werknemer,
eisende partij in de zaak met rolnummer 9622234 RL EXPL 22-268,
gedaagde partij in de zaak met rolnummer 9293827 RL EXPL 21-106344,
gemachtigde: mr. J.L. Souman (ECHT Advocatuur),
1 Het procesverloop
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- -
-
de dagvaarding van [naam B.V.] van 12 juni 2021met 40 producties (nrs. 1 tot en met 40);
- -
-
de conclusie van antwoord van werknemer van 25 augustus 2021 met 17 producties (nrs. 1 tot en met 17);
- -
-
de brief van de gemachtigde van [naam B.V.] met vijf aanvullende producties (nrs. 41 tot en met 45);
- -
-
de dagvaarding van werknemer van 28 december 2021 met twaalf producties (nrs. 1 tot en met 12);
- -
-
de conclusie van antwoord van [naam B.V.] van 8 februari 2022 met vijf producties (nrs. 1 tot en met 5);
Op 15 maart 2022 heeft de mondelinge behandeling in de beide zaken plaatsgevonden. Daarbij is namens [naam B.V.] mevr. [betrokkene] verschenen alsmede de gemachtigde van [naam B.V.] en is werknemer in persoon verschenen, samen met, namens zijn gemachtigde, mr. K. Horstman. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de gemachtigden van partijen beiden spreekaantekeningen overgelegd. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken heeft de griffier voorts zakelijke aantekeningen gemaakt die zich in het griffiedossier bevinden. Een schikking is niet bereikt.
Vonnis is bepaald op heden.
2 De feiten
[naam B.V.] is een notariskantoor, gevestigd te Den Haag, waar mevr. [betrokkene] de (enig) notaris is.
Tussen 1 januari 2017 en 1 september 2020 was werknemer in dienst van [naam B.V.] op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de functie van [functie] . Het laatste maandsalaris van werknemer bedroeg € 6.064,89 bruto per maand, exclusief vakantiegeld.
Bij [naam B.V.] was werknemer voornamelijk werkzaam in de behandeling en afwikkeling van nalatenschappen in opdracht van erfgenamen.
Als [functie] had werknemer de beschikking over en de toegang tot de nalatenschapsrekeningen, die door of namens de erven werden aangehouden bij [naam B.V.] .
In de door hem behandelde nalatenschapsdossiers declareerde werknemer op basis van een uurtarief van € 225,00 excl. BTW.
Op enig moment vermoedde [naam B.V.] dat werknemer onvoldoende zijn werkzaamheden in de betreffende nalatenschapsdossier kon verantwoorden.
Werknemer heeft zijn arbeidsovereenkomst met [naam B.V.] opgezegd per 1 september 2020.
Op 20 juli 2020 heeft [naam B.V.] werknemer op non-actief gesteld.
In verband met klachten van de zijde van de verschillende betrokken erfgenamen en vanwege het feit dat [naam B.V.] jegens deze erfgenamen de (door werknemer) in rekening gebrachte en vanuit de boedelrekeningen naar de kantoorrekening van [naam B.V.] betaalde uren niet afdoende kon verantwoorden heeft [naam B.V.] in een zestal nalatenschapsdossier in totaal € 140.833,08 ‘afgeboekt’, hetgeen betekent dat [naam B.V.] dit bedrag aan de betreffende erfgename heeft vergoed of terugbetaald.
[naam B.V.] heeft het salaris van werknemer over de maanden juli en augustus 2020, de vakantietoeslag en de aan het einde van de arbeidsovereenkomst nog openstaande vakantiedagen niet aan werknemer uitbetaald.
3 De vordering in de zaak van [naam B.V.] tegen werknemer
[naam B.V.] vordert bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [Primair]: (I.) voor recht te verklaren dat werknemer op grond van artikel 7:661 lid 1 BW, althans artikel 7:611 BW (goed werknemerschap), althans artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad) jegens haar aansprakelijk is voor de schade die [naam B.V.] als gevolg van het handelen van werknemer in dossier 1 t/m 6 heeft geleden en nog zal lijden; (II.) werknemer te veroordelen tot betaling, binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis, van de tot op heden geleden en/of te begroten althans redelijkerwijs in te schatten schade, althans tot betaling van een voorschot hierop, bestaande uit een bedrag van (a t/m e.)
€ 140.833,08 ten behoeve van dossiers 1 t/m 6; (f.) een bedrag van € 15.000,- wegens reputatieschade; (g.) een bedrag van € 80.713,32 excl. BTW wegens kosten ter voorkoming of beperking van schade; (h.) en bedrag van € 3.956,70 en een bedrag van € 5.253,22 wegens kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, waarbij alle bedragen die de kantonrechter toewijsbaar acht, dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, te berekenen vanaf de dag van dagvaarden, althans de dag waarop het vonnis wordt gewezen tot aan de dag der algehele voldoening; (III.) werknemer te veroordelen tot betaling van de kosten van het geding, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor zover voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten ex artikel 6:119 BW, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
Aan haar vordering legt [naam B.V.] ten grondslag dat zij schade heeft geleden doordat zij flinke bedragen heeft moeten ‘afboeken’ op declaraties van werknemer in door hem behandelde nalatenschapsdossiers en dat zij bovendien overige schade heeft geleden. Deze schade is terug te voeren op opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van werknemer, waardoor deze jegens [naam B.V.] aansprakelijk is
Werknemer betwist de vordering van [naam B.V.] met de stelling dat van opzet of bewuste roekeloosheid geen sprake is en hij dus niet aansprakelijk is voor de schade van [naam B.V.] .