Home

Rechtbank Den Haag, 14-09-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:9292, C/09/610024 / HA ZA 21-327

Rechtbank Den Haag, 14-09-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:9292, C/09/610024 / HA ZA 21-327

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
14 september 2022
Datum publicatie
3 juli 2024
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2022:9292
Zaaknummer
C/09/610024 / HA ZA 21-327

Inhoudsindicatie

Erfrecht. Overschrijvingen van bankrekening erflater niet onverschuldigd verricht en ook niet onrechtmatig gehandeld. Wilsonbekwaamheid. Schenkingen niet vernietigbaar.

Uitspraak

vonnis

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/610024 / HA ZA 21-327

Vonnis van 14 september 2022

in de zaak van

1 [eisende partij sub 1 qq] te [plaats 1] ,

2. [eisende partij sub 2 qq] te [plaats 2] ,

beiden in de hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [de erflater] ,

eisers,

advocaat mr. T. Mimpen te Amsterdam,

tegen

[gedaagde] te [plaats 3] ,

gedaagde,

advocaat mr. B. el Ouath te Hoogvliet, gemeente Rotterdam.

Eisers zullen hierna tezamen [eisende partij sub 1 qq c.s.] en ieder afzonderlijk [eisende partij sub 1 qq] en [eisende partij sub 2 qq] worden genoemd. Gedaagde zal hierna [gedaagde] worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding van 26 maart 2021;

-

de akte overlegging producties 1 tot en met 11 van de zijde van [eisende partij sub 1 qq c.s.] ;

-

de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 14;

-

het tussenvonnis van 30 maart 2022;

-

producties 12 tot en met 18 van de zijde van [eisende partij sub 1 qq c.s.] ;

-

producties 15 en 16 van de zijde van [gedaagde] ;

-

vier ongenummerde producties, waaronder diverse foto’s en een door partijen ondertekende vaststellingsovereenkomst, van de zijde van [gedaagde] ;

-

productie 19 van de zijde van [eisende partij sub 1 qq c.s.] ;

-

de mondelinge behandeling van 27 juni 2022 en de aldaar door mr. Mimpen voorgelezen spreekaantekeningen.

1.2.

De griffier heeft van het tijdens de zitting besprokene aantekeningen gemaakt en deze aantekeningen zijn in het dossier gevoegd.

1.3.

Ten slotte is de datum voor het wijzen van vonnis nader bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

Op 28 september 2020 is de vader van [eisende partij sub 1 qq] en [eisende partij sub 2 qq] , [de erflater] (hierna: erflater), op 100-jarige leeftijd overleden.

2.2.

Erflater heeft in 1978 [de N.V.] (hierna: [de N.V.] ) opgericht. In die vennootschap hield erflater 30% van de aandelen en zijn beide zoons [eisende partij sub 1 qq] en [eisende partij sub 2 qq] ieder 35%. [de N.V.] hield zich bezig met het beheer van het vermogen van erflater, maar daarin waren ook personeelsleden werkzaam die zich feitelijk bezig hielden met de persoonlijke verzorging van erflater en het door hem bewoonde landgoed. Tot de personeelsleden behoorden de heer [personeelslid 1] (hierna: [personeelslid 1] ), die sinds medio 1977 werkzaam was als beheerder van het landgoed en als chauffeur, mevrouw [personeelslid 2] (hierna: [personeelslid 2] ), tot 2017 secretaresse van erflater, en mevrouw [personeelslid 3] (hierna: de moeder van [gedaagde] ), die sinds 2001 werkzaam was als algemeen medewerkster.

2.3.

[gedaagde] is op 1 september 2012 in dienst gekomen bij [de N.V.] , in de functie van personal assistant van erflater. Vanaf 2017 deed zij ook de werkzaamheden die eerst door [personeelslid 2] werden gedaan. [gedaagde] heeft zich per juli 2020 ziek gemeld.

2.4.

Op 21 juli 2018 heeft erflater zijn laatste testament opgemaakt. In dat testament heeft erflater zijn vijf kleindochters voor gelijke delen tot zijn enig erfgenamen benoemd. Aan [eisende partij sub 1 qq] en [eisende partij sub 2 qq] heeft hij een bedrag in geld gelegateerd ter grootte van de legitieme portie. Daarnaast heeft hij onder meer aan [personeelslid 1] een bedrag van € 300.000, aan de moeder van [gedaagde] een bedrag van € 300.000 en aan [gedaagde] een bedrag van € 250.000 gelegateerd. Ook zijn [gedaagde] en [personeelslid 1] door erflater tot executeur en executeur-afwikkelingsbewindvoerder benoemd. [gedaagde] en [personeelslid 1] hebben hun benoeming als zodanig aanvaard.

2.5.

De huisarts van erflater (de [de huisarts] ) heeft op 17 augustus 2020 aan het CIZ het volgende geschreven:

“Probleem/vraagstelling.

[Erflater] is een 99 jarige man met onder andere cognitieve problematiek. Ik wil u met dit schrijven verzoeken een ZZP 5 indicatie te overwegen.

Sinds twee jaar kom ik periodiek bij dhr op visite. In die tijd heb ik progressie in cognitieve stoornissen bemerkt. In 2016 wordt het in zijn dossier door zijn vorige huisarts reeds benoemd. Het uitte zich meerdere malen in gedragsproblematiek, met name onbegrip en agressie naar verzorgenden en werknemers.

In 2019 werd in overleg met SO een case manager ingezet. Diagnostiek naar dementie is (helaas) niet verricht. Mn omdat dhr dit zelf niet wenste: Juli jl. werd een delier vastgesteld, waarschijnlijk op basis van een UWI. De agressie nam toe waardoor het voor de werknemers onhoudbaar werd dhr te verzorgen. Bijgevoegd is een uitdraai van het dossier. In mijn optiek is er naast een acuut cognitief probleem ook sprake van een chronische [c]ognitieve achteruitgang, met een sterk vermoeden op dementie. (…)”

2.6.

Het CIZ heeft bij zijn indicatiebesluit van 3 september 2020 – strekkende tot de toekenning van zorg aan erflater op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) – de volgende toelichting gegeven:

“Namens u is een aanvraag gedaan voor een zorgprofiel van de Wet langdurige zorg (Wlz) voor beschermd wonen met intensive dementiezorg.

Het CIZ heeft onderzoek gedaan naar uw zorgbehoefte door middel van een analyse van de schriftelijk aangeleverde documenten en de medische gegevens. Op 1 september 2020 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden met uw zoon. Een medisch adviseur is bij het onderzoek betrokken. Om in aanmerking te komen voor een zorgprofiel is er een blijvende behoefte van 24 uur nabije zorg per dag nodig ter voorkoming van ernstig nadeel. Dit is bij u het geval. Naar aanleiding van dit onderzoek komt u in aanmerking voor het zorgprofiel “Beschermd wonen met intensieve dementiezorg” vanuit de Wlz. Hieronder leest u waarom.

Tijdens het onderzoek is gebleken dat u hulp nodig heeft bij uw verzorging en dagelijks leven als gevolg van de geestelijke achteruitgang en lichamelijke aandoeningen. U moet geholpen worden bij wassen en kleden en het gebruik van de medicijnen. Omdat u vergeet eten en drinken te pakken moet dit u worden aangereikt. Doordat u niet goed ter been bent, bent u val gevaarlijk. Als gevolg van uw geheugen problemen bent u niet meer in staat activiteiten op de dag te organiseren en de juiste beslissingen te nemen. Bij alle dagelijkse activiteiten heeft u hulp en begeleiding nodig. Bij calamiteiten bent u niet meer in staat om adequaat hulp in te roepen. U heeft een structurele behoefte aan zorg op planbare en niet planbare momenten ter voorkoming van ernstig nadeel voor uw veiligheid en gezondheid. Uw beperkingen zijn blijvend van aard en geven u toegang tot de Wlz.

Het zorgprofiel “Beschermd wonen met intensieve dementiezorg” past het beste bij uw zorgbehoefte omdat het gerichte ondersteuning en begeleiding biedt met name op de momenten dat u het niet goed meer weet of niet goed voor uw eigen belangen op kunt komen. (…)”

2.7.

[eisende partij sub 1 qq c.s.] hebben [gedaagde] , vlak na het overlijden van erflater, namens [de N.V.] , op 12 februari 2020, op staande voet ontslagen omdat zij naar het oordeel van [de N.V.] zonder rechtsgrond de volgende overboekingen heeft gedaan van de privébankrekening van erflater naar haar eigen bankrekening (in totaal € 238.254,58):

-

op 4 januari 2017 een bedrag van € 15.000;

-

op 19 februari 2018 een bedrag van € 1.000;

-

op 27 februari 2018 een bedrag van € 1.000;

-

op 6 april 2018 een bedrag van € 1.000;

-

op 26 april 2018 een bedrag van € 2.000;

-

op 1 augustus 2018 een bedrag van € 200.000;

-

op 4 januari 2019 een bedrag van € 9.000;

-

op 23 september 2019 een bedrag van € 2.300,77;

-

op 2 december 2019 een bedrag van € 2.300,77;

-

op 23 december 2019 een bedrag van € 2.300,77;

-

op 11 september 2020 een bedrag van € 2.352,27.

2.8.

Bij akte van 23 februari 2021 heeft [gedaagde] afstand gedaan van haar positie als executeur en is [eisende partij sub 1 qq] in haar plaats gesteld.

2.9.

[eisende partij sub 1 qq c.s.] hebben op 26 februari 2021, na verkregen verlof, conservatoir (derden)beslag gelegd op de aan [gedaagde] toebehorende onverdeelde helft van de woning aan de [adres] en een op haar naam staande bankrekening bij de Rabobank.

2.10.

Bij akte van 17 maart 2021 heeft [personeelslid 1] afstand gedaan van zijn positie als executeur en is [eisende partij sub 2 qq] in zijn plaats gesteld.

2.11.

Op 19 mei 2021 hebben [eisende partij sub 1 qq] en [eisende partij sub 2 qq] namens [de N.V.] met [gedaagde] overeenstemming bereikt over de beëindiging van het dienstverband. [de N.V.] heeft onder meer het ontslag op staande voet ingetrokken en heeft ook de verwijten die in het verzoekschrift in de ontslagprocedure bij de kantonrechter aan het adres van [gedaagde] zijn gericht, ingetrokken. [de N.V.] heeft de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden omdat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Daarbij is afgesproken dat [gedaagde] zich voor 1 juli 2021 hersteld zou melden en dat de nalatenschap van erflater geen aanspraak zou maken op terugbetaling van het bedrag van € 2.352,27 dat op 11 september 2020 van de privébankrekening van erflater naar de bankrekening van [gedaagde] is overgemaakt.

2.12.

De kantonrechter heeft bij beschikking van 26 mei 2021 de arbeidsovereenkomst tussen [de N.V.] en [gedaagde] met ingang van 1 juli 2021 ontbonden.

2.13.

[gedaagde] heeft verklaringen van verschillende personeelsleden van [de N.V.] in het geding gebracht. Zij verklaren – voor zover hier van belang – het volgende:

[personeelslid 1] :

“(…) Na het overlijden van zijn vrouw in 2008 kwam de zorg voor [erflater] via, via bij ons. Meest dames uit Indonesië, die goed voor hem zorgde en die hij zelf betaalde en soms een extraatje toestopte. Als die met vakantie gingen werd alles uit eigen zak betaald, en ik weet dat hij er een geholpen heeft met het starten van een bedrijfje of winkel in Indonesië. Ook als ze weer terug waren en zij hier iets nodig hadden dan moest dat voor ze gekocht worden. (…)

[Erflater] is altijd goed voor ons geweest bij financiële problemen was hij altijd berijd om te helpen. Zo heeft hij mij een paar keer geholpen met aankoop van mijn huis. Ik kon toen geld lenen tegen lage rente (…).

Half 2020 ging [erflater] echter hard achteruit. Begon met vergeetachtigheid wat later alleen maar erger werd en uitmondde in agressiviteit. […] heeft toen na overleg met [de huisarts] overlegt en de zoons ingeschakeld voor 24/7 verpleging voor [erflater]. (…)”

[personeelslid 4] :

“(…) And also I looked him as my grandfather and he called me “Kleintje”. It was funny tho. As his kleintje, I feels like he also looking out for me, for example, he was worried how I going back home at night. And also, when I was going to vacations, he cared to give me pocket money so I can enjoy the vacations. Aside from that he helped me to pay half of my driving lesson which was very helpful at that time for me. (…)

At the beginning of 2020, I recognize his memories going backward slowly. The worst was the couple of months before summer 2020, he always asking what he needed to do and asking everything that I made for hum for his breakfast, lunch and dinner. Basically I and the other employee needed to guide him what he needed to do everyday. (…)”

[personeelslid 5] :

“(…) Er was niet heel veel contact tussen ons, maar toen ik in 2015 woonruimte nodig had, vroeg ik of ik tijdelijk bij [erflater] mocht wonen uiteraard tegen betaling, hier wilde hij niks van weten. [Erflater] bood mij woonruimte aan en mocht ik er anderhalf jaar zonder vergoeding wonen. [Erflater] was een gulle man. (…) Ik was ervan op de hoogte dat [erflater] wilde helpen met [ [gedaagde] ] plan om het huis te kopen, maar heb me er nooit zo in verdiept dat ik precies van de hoed en de rand wist. (…)”

3 Het geschil

4 De beoordeling

5 De beslissing