Home

Rechtbank Den Haag, 21-09-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:9401, 9822283 RP VERZ 22-50181

Rechtbank Den Haag, 21-09-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:9401, 9822283 RP VERZ 22-50181

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
21 september 2022
Datum publicatie
26 oktober 2022
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2022:9401
Zaaknummer
9822283 RP VERZ 22-50181

Inhoudsindicatie

Staat heeft zich bij herplaatsing werknemer voldoende ingespannen, geen billijke vergoeding.

Uitspraak

Zittingsplaats ’s-Gravenhage

CB/c

Zaaknr.: 9822283 RP VERZ 22-50181

Uitspraakdatum: 21 september 2022

Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

De Staat der Nederlanden,

zetelende in Den Haag,

verzoekende partij,

verder te noemen: De Staat,

gemachtigden: mevr. mr. P.R.D. Mataw,

tegen

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verwerende partij,

verder te noemen: werknemer,

gemachtigde: mr. M.J. Meijer (Meijer en Van der Vlis Advocaten).

1 Het procesverloop

1.1.

De Staat heeft de kantonrechter bij verzoekschrift met 30 producties (nrs. 1 tot en met 30), bij de griffie ingekomen op 21 april 2022, verzocht – kort gezegd – de arbeidsovereenkomst tussen De Staat en werknemer te ontbinden op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van de bedongen arbeid, dan wel een verstoorde arbeidsverhouding, of een combinatie van deze ontslaggronden.

1.2.

Op 27 mei 2022 is bij de griffie een verweerschrift met drie producties (nrs. 1 tot en met 3) binnengekomen.

1.3.

De mondelinge behandeling van het verzoekschrift is gehouden op 10 juni 2022. Daarbij zijn namens De Staat [naam] alsmede de gemachtigde van De Staat verschenen en is werknemer in persoon verschenen samen met haar gemachtigde. De mondelinge behandeling is voortgezet op 29 juli 2022 met dezelfde aanwezigen. Voorafgaand aan de voortgezette mondelinge behandeling is bij de griffie op 25 juli 2022 een rapportage ‘Startpunt herplaatsing bij ontslag’ van de zijde van De Staat bij de griffie binnengekomen.

1.4.

Na de mondelinge behandeling op 29 juli 2022 is de zaak nader aangehouden tot 1 september 2022, op welke datum partijen zich nog hadden kunnen uitlaten over mogelijke herplaatsing. Omdat van de zijde van partijen geen nadere uitlatingen meer zijn ontvangen, was tijdens de mondelinge behandeling op 29 juli 2022 aangekondigd dat in dat geval beschikking zou volgen op 14 september 2022. Wegens organisatorische redenen heeft de kantonrechter deze datum nader bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

Werknemer, geboren op [geboortedag] 1974, is per 6 augustus 2002 in vaste dienst in algemene dienst van De Staat aangesteld. Haar laatste functie was Medewerker Verwerken en Behandelen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

2.2.

Het salaris van werknemer bedraagt thans € 2.949,19 bruto per maand, excl. 16,37% IKB-budget bij een arbeidsomvang van 36 uur per week.

2.3.

Werknemer staat sinds juni 2021 op non-actief, nadat het afronden van een verbetertraject, dat van maart 2018 tot januari 2021 had geduurd.

3 Het verzoek van De Staat en het verweer van werknemer

3.1.

De Staat verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, (I.) de tussen De Staat en werknemer bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens primair ongeschiktheid tot het verrichten van de bedongen arbeid, anders dan door ziekte of gebreken, subsidiair wegens een verstoorde arbeidsverhouding en meer subsidiair wegens een combinatie van omstandigheden die maken dat van De Staat niet langer gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren; (II) bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de duur gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de ontbindingsbeschikking; (III.) te bepalen dat werknemer recht heeft op ten hoogste een transitievergoeding zoals vermeld onder punt 8 van het verzoekschrift; (IV.) werknemer te veroordelen in de kosten van de procedure.

3.2.

Aan het verzoek legt De Staat – kort gezegd – ten grondslag dat werknemer in de periode tussen maart 2018 en januari 2021 de kans is gegeven haar functioneren te verbeteren, maar dat ondanks een intensief verbetertraject geen sprake is geweest van een wezenlijke verbetering van haar functioneren. Daarnaast heeft De Staat werknemer in staat gesteld op zoek te gaan naar een andere, passende functie. Nu dat niet tot resultaat heeft geleid dient de arbeidsovereenkomst ontbonden te worden, met toekenning van de transitievergoeding.

3.3.

Werknemer verweert zich tegen het verzoek. Zij stelt dat in de eerste plaats dat er geen sprake van is dat zij ongeschikt zou zijn voor haar functie. Zij meent dat haar opvolgende leidinggevenden op haar ontslag hebben aangestuurd. Maar belangrijker nog meent werknemer dat De Staat onvoldoende heeft gedaan om haar in een andere passende functie te herplaatsen. Al met al acht zij dat ernstig aan De Staat verwijtbaar en maakt zij daarom (ook) aanspraak op een billijke vergoeding van € 82.500,-, indien de arbeidsovereenkomst desondanks ontbonden zou worden.

4 De beoordeling

5 De beslissing