Home

Rechtbank Den Haag, 24-07-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10866, 10521716 \ EJ VERZ 23-82722

Rechtbank Den Haag, 24-07-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10866, 10521716 \ EJ VERZ 23-82722

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
24 juli 2023
Datum publicatie
28 juli 2023
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2023:10866
Formele relaties
Zaaknummer
10521716 \ EJ VERZ 23-82722

Inhoudsindicatie

Ontslag tijdens proeftijd rechtsgeldig gegeven. Billijke vergoeding afgewezen.

Uitspraak

Zittingsplaats Leiden

MK

Rep.nr.: 10521716 \ EJ VERZ 23-82722

Datum: 24 juli 2023

Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

[werknemer] ,

wonende te [plaats] ,

verzoekende partij,

gemachtigde: mr. A.T. Leigh,

tegen

[werkgever] ,

gevestigd te [plaats] ,

verwerende partij,

gemachtigden: mr. J. Verlaan en mr. A.G.M. Hardy.

Partijen worden aangeduid als “de werknemer” en “de werkgever”.

1 Het procesverloop

1.1.

De werknemer heeft een verzoek gedaan om de werkgever te veroordelen tot betaling van de billijke vergoeding, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen vergoeding, met veroordeling van de werkgever in de kosten van de procedure.

1.2.

De werkgever heeft een verweerschrift ingediend.

1.3.

Op 3 juli 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Ter zitting heeft de gemachtigde van de werkgever pleitnotities overgelegd en voorgedragen. Voorafgaand aan de zitting heeft de werknemer nog een verzoek gedaan tot aanhouding van de procedure.

2 De feiten

2.1.

De werkgever maakt onderdeel uit van het concern [concern 1] , een wereldwijd bedrijf dat actief is in de farmaceutische industrie, medische en consumentenproducten. Onderdeel van het concern is ook [concern 2] .

2.2.

De werknemer, geboren op [geboortedatum] 1975, is [in] 2023 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij de werkgever als EHS Manager (Employee Health and Safety Manager) met een salaris van € 7.870,37 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag.

2.3.

Na indiensttreding is de werknemer gedetacheerd naar [concern 2] .

2.4.

In artikel 1.3 van de arbeidsovereenkomst is een proeftijd van twee maanden overeengekomen, eindigend op 31 maart 2023:

“1.3 Trial Period

The first two (2) months of this contract will serve as a trial period within the meaning of the law, during which the employment may be terminated by either party on any given day.”

Ten aanzien van het einde van de dienstbetrekking is in de arbeidsovereenkomst verder het volgende bepaald:

“1.4 Notice

Notice of termination of this contract may be given early by either party, subject to the term prescribed by law, effective from the end of the calendar month.”

2.5.

Op 10 maart 2023 heeft een videogesprek plaatsgevonden tussen de werknemer enerzijds en [leidinggevende] , leidinggevende van de werknemer (hierna: [leidinggevende] ), en [algemeen directeur] , algemeen directeur van [concern 2] (hierna: [algemeen directeur] ), anderzijds.

2.6.

Bij brief van 10 maart 2023 heeft [algemeen directeur] namens [concern 2] onder meer het volgende aan de werknemer bericht:

“Your probationary period ends on 31st March 2023. As already discussed with you on 10th March 2023, we hereby confirm that we will not offer a permanent contract to you. Therefore, your current contract will be terminated with immediate effect. However, we will continue your pay until 31st March 2023.”

2.7.

Bij e-mailbericht van eveneens 10 maart 2023 heeft [leidinggevende] namens de werkgever het volgende aan de werknemer bericht:

“As today informed, we will end your [concern 1] contract as of April 1st. Attached the official letter which will also be send to you via the post. We will send someone to your home address to collect the [concern 1] IT equipment. (…)”

Als bijlage bij deze e-mail is de brief van [algemeen directeur] van 10 maart 2023 gevoegd.

3 Het verzoek en het verweer

3.1.

De werknemer verzoekt om de werkgever te veroordelen tot betaling van de billijke vergoeding. De werknemer legt aan zijn verzoek kort samengevat ten grondslag dat is opgezegd tegen een datum gelegen ná de proeftijd, namelijk 1 april 2023, zodat geen rechtsgeldige opzegging binnen de proeftijd is gedaan. De werknemer berust in het ontslag en verzoekt daarom om toekenning van de billijke vergoeding op grond van artikel 7:681, lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ten aanzien van de billijke vergoeding heeft de werknemer onder meer het volgende aangevoerd.

3.2.

De werknemer heeft vanaf het begin van zijn dienstverband een aantal serieuze schendingen van de veiligheid van de werkomgeving aangekaart bij de werkgever. Dit is niet ongebruikelijk voor zijn functie. De werknemer heeft een rapportage gemaakt en hij heeft dit rapport ingediend bij de Arbeidsinspectie. Dat de werknemer al eerder op deze schendingen heeft gewezen, zou verband kunnen houden met de redenen van zijn ontslag. Dit moet nader worden onderzocht, zodat is verzocht de procedure aan te houden. Omdat er nog een discussie speelt over de verwijtbaarheid van het ontslag, is de billijke vergoeding nog niet berekend op een concreet bedrag, aldus de werknemer.

3.3.

De werkgever verweert zich en concludeert tot afwijzing dan wel matiging van de verzochte billijke vergoeding, met veroordeling van de werknemer in de kosten van de procedure. Op dit verweer en op de verdere stellingen en weren van partijen wordt hierna bij de beoordeling, zij het in samengevatte vorm en slechts voor zover van belang voor de uitkomst van de procedure, teruggekomen.

4 De beoordeling

5 De beslissing