Home

Rechtbank Den Haag, 08-11-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20801, 10658496 RP VERZ 23-50502

Rechtbank Den Haag, 08-11-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20801, 10658496 RP VERZ 23-50502

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
8 november 2023
Datum publicatie
29 januari 2024
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2023:20801
Zaaknummer
10658496 RP VERZ 23-50502

Inhoudsindicatie

Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door werknemer, nadat werkgever haar ontbindingsverzoek na de mondelinge behandeling heeft ingetrokken, wordt toegewezen. Werkgever heeft ernstig verwijtbaar gehandeld. Toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding. Vergoeding van de werkelijke proceskosten.

Uitspraak

Zittingsplaats Den Haag

JvdB/c

Zaaknummer: 10658496 RP VERZ 23-50502

Datum: 8 november 2023

Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster,

gemachtigde: mr. A.A. Pelser,

tegen

de stichting Stichting Reinier de Graaf Groep,

gevestigd te Delft,

verweerster,

gemachtigde: mr. M.M.S. Meinhardt.

Partijen worden aangeduid als “ [verzoekster] ” en “Reinier de Graaf”.

1 Het procesverloop

1.1.

[verzoekster] heeft de kantonrechter bij verzoekschrift van 24 juli 2023 verzocht – kort gezegd – de arbeidsovereenkomst tussen Reinier de Graaf en [verzoekster] te ontbinden op grond van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen (artikel 7:671c BW). Reinier de Graaf verweert zich tegen het verzoek en heeft een verweerschrift met producties ingediend, dat op 2 oktober 2023 is ingekomen op de griffie. De kantonrechter heeft verder kennis genomen van de processtukken in de zaken met het kenmerk 10555251 RP VERZ 23-50357 en 10531910 RL EXPL 23-8729.

1.2.

Op 10 oktober 2023 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. [verzoekster] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Pelser. Namens Reinier de Graaf is [naam 1] verschenen, bijgestaan door mr. M.M.S. Meinhardt. Ter zitting zijn door beide partijen pleitaantekeningen overgelegd, die zich in het griffiedossier bevinden. Van hetgeen verder ter zitting besproken is, heeft de griffier aantekeningen gemaakt die zich ook in het griffiedossier bevinden.

1.3.

De datum van de uitspraak is vervolgens bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

[verzoekster] , geboren op [geboortedag] 1976, is op 10 oktober 1995 in dienst getreden bij Reinier de Graaf als [functie 1] . Van november 2000 tot januari 2010 is [verzoekster] werkzaam geweest als [functie 2] , waarna zij vanaf 2010 andere werkzaamheden bij Reinier de Graaf is gaan verrichten op de afdeling ICT in de functie van [functie 3] .

2.2.

Sinds 2016 is [verzoekster] werkzaam op de afdeling Facilitair Bedrijf (hierna: FAB) in de functie van [functie 4] tegen een salaris van € 6.071,00 bruto per maand, inclusief emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de cao ziekenhuizen van toepassing.

2.3.

Op 23 februari 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 2] ( [functie 5] ), [naam 3] ( [functie 6] ) en [verzoekster] . Tijdens dat gesprek is aan [verzoekster] te kennen geven dat Reinier de Graaf de arbeidsovereenkomst wil beëindigen.

Het gesprek is per brief van 24 februari 2023 aan [verzoekster] bevestigd. In de brief wordt – voor zover hier relevant – het volgende vermeld:

“(…)

In dit gesprek hebben wij jou aangegeven niet verder te gaan met jou als [functie 4] omdat er geen vertrouwen bestaat dat er op de hieronder genoemde punten verbetering zal optreden. We zien voor jou dan ook geen andere passende werkplek binnen onze organisatie en daarom willen we komen tot beëindiging van jouw dienstverband.

Aan deze beslissing liggen twee belangrijke redenen ten grondslag:

In de afgelopen jaren ben jij er onvoldoende in geslaagd om het ziekenhuisbrede speerpunt duurzaamheid professioneel vorm te geven. Dit heeft er toe geleid dat de Raad van Bestuur jou in juni 2022 heeft aangegeven uiterlijk eind 2022 een passend programmaplan duurzaamheid van jou te verwachten. Tegelijkertijd heeft hierover in de afgelopen periode met jou regelmatig en frequent inhoudelijk overleg plaatsgevonden met de Raad van Bestuur en de manager Facilitair Bedrijf. Ondanks dat er verschillende concept versies zijn gepasseerd nadat wij je hierop feedback gaven, en de laatste versie hiervan ook nog is besproken met de manager van het Veranderteam voldoet de laatste versie op dit moment, na 9 maanden, nog steeds niet aan onze verwachtingen en wensen. In het concept programma ontbreekt het nog steeds aan een overall visie op duurzaamheid voor het ziekenhuis voor de komende jaren, alsook concreet en smart geformuleerde doelstellingen en actieplannen om deze visie te realiseren. Echter, wij zijn van mening dat wij van jou, in deze functie, mogen verwachten dit soort programma’s zelfstandig op te leveren en tot uitvoering te brengen.

Daarnaast hebben wij vorig jaar tijdens het “samen in gesprek” moment o.a. afgesproken dat jij meer zichtbaar moest zijn in de organisatie, moest werken aan betere externe publiciteit op duurzaamheid voor het ziekenhuis, jouw aandachtsgebied verder vorm moest geven en ook extra aandacht zou geven aan de werkrelatie met jouw leidinggevenden (informeren, afstemming over prioriteiten en specifieke onderwerpen, etc.). Wij stellen vast dat ook op deze punten onvoldoende voortgang is geboekt. Jij werkt vaak “stand alone” en beslist en prioriteert bij voorkeur zelf. Dit draagt niet bij aan de gewenste verbetering van de werkrelatie met jouw leidinggevende, vertrouwen van jouw leidinggevende in jouw functioneren en evenmin aan een goede samenwerking. Wij zijn daarnaast ook van mening dat jouw focus regelmatig op de verkeerde dingen ligt, zoals bijvoorbeeld te veel tijd steken in (extern) netwerken in plaats van je aandacht nu eerst en vooral te besteden aan het snel en adequaat opleveren van jouw programma.

Jij hebt in het gesprek aangegeven je op onderdelen van de besproken punten niet goed te herkennen en je ook geen onderdeel van het Facilitair Bedrijf te voelen.(…)”

2.4.

Op 8 juni 2023 heeft [verzoekster] Reinier de Graaf in kort geding gedagvaard en bij wijze van voorlopige voorziening gevorderd om te worden toegelaten tot haar eigen functie en werkzaamheden als [functie 4] te Delft, met de daarbij behorende taken en verantwoordelijkheden.

2.5.

Op 13 juni 2023 heeft Reinier de Graaf vervolgens een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, primair op grond van disfunctioneren, subsidiair op grond van verschil van inzicht en meer subsidiair op de i-grond, ingediend. [verzoekster] heeft daarop een voorwaardelijk – voor zover de arbeidsovereenkomst zou worden ontbonden – zelfstandig tegenverzoek op grond van artikel 7:671b lid 9 onderdeel c BW en nevenverzoeken op grond van artikel 7:686a lid 3 BW ingediend.

2.6.

Het kort geding (met het zaaknummer 10531910 RL EXPL 23-8729) en de verzoekschriftprocedure (met het zaaknummer 10555251 RP VERZ 23-50357 ) zijn gevoegd behandeld op de mondelinge behandeling van 13 juli 2023, waarna de beide procedures zijn aangehouden.

2.7.

Per e-mail van 13 juli 2023 bericht (de gemachtigde van) Reinier de Graaf aan (de gemachtigde van) [verzoekster] – voor zover hier relevant – als volgt:

“Geachte mevrouw Pelser,

De kantonrechter heeft partijen een termijn van 14 dagen gesteld, waarbinnen wij hem nader dienen te berichten over het vervolg.

Na de zitting heb ik verdere afstemming gehad met cliënte. Hierdoor laat ik u weten dat cliënte voornemens is het ontbindingsverzoek in te trekken. Deze optie noemde ik u ook reeds op de gang bij de rechtbank. (…)”

2.8.

Vervolgens reageert (de gemachtigde van) [verzoekster] daarop per e-mail van 14 juli 2023 als volgt:

“Geachte mevrouw Meinhardt,

De rechter heeft aangegeven de vordering in kort geding tot wedertewerkstelling in de functie van [functie 4] toe te wijzen en het ontbindingsverzoek af te wijzen. Daarnaast stelt u in uw e-mail hieronder dat Reinier de Graaf voornemens is het ontbindingsverzoek in te trekken. Dit betekent dat cliënte terug zal keren in haar huidige functie van [functie 4] .

Graag verneemt cliënte op welke wijze Reinier de Graaf van plan is om het vertrouwen te herstellen en welke scholing uw cliënte bereid is aan te bieden, zodat cliënte een eerlijke kans krijgt binnen het ziekenhuis. (…)”

2.9.

Bij brief van 25 juli 2023 heeft Reinier de Graaf haar ontbindingsverzoek ingetrokken. [verzoekster] heeft daarop het onderhavige verzoek ingediend.

2.10.

De gemachtigde van Reinier de Graaf stuurt daarna – voor zover hier relevant – de volgende e-mail aan de gemachtigde van [verzoekster] :

“(…) Het duurt nog geruime tijd tot aan de nieuwe zittingsdatum. Dat biedt opnieuw gelegenheid om met elkaar te bezien of alsnog een minnelijke oplossing bereikt kan worden. En om de kans van slagen te vergroten, zou wat cliënte betreft de inschakeling van een mediator een passend middel zijn. (…)”

2.11.

De gemachtigde van [verzoekster] reageert daarop als volgt:

“Geachte mevrouw Meinhardt,

Dank nog voor uw bericht. Ik heb e.e.a. met cliënte besproken en ik kan u berichten dat mediation inmiddels een gepasseerd station is.

Een terugkeer in eigen functie was immers niet mogelijk en er is ook nooit gereageerd op mijn e-mail van 14 juni jl. waarin ik namens cliënte heb verzocht op welke wijze Reinier de Graaf van plan was om het vertrouwen te herstellen en welke scholing uw cliënte bereid was aan te bieden, zodat cliënte een eerlijke kans zou krijgen binnen het ziekenhuis.

Telefonisch gaf u ook aan dat de mediation enkel over de hoogte van een beëindigingsvergoeding zou gaan. Cliënte ziet niet in wat een mediator hier nu nog in kan betekenen, want partijen liggen ver uit elkaar. (…)”

3 Het verzoek

3.1.

[verzoekster] verzoekt de kantonrechter, na haar verzoeken te hebben gewijzigd, bij beschikking en uitvoerbaar bij voorraad:

I. betaling van de transitievergoeding ter hoogte van € 60.303 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW vanaf twee weken na de datum van de beschikking tot aan de dag der algehele voldoening;

II. betaling van een billijke vergoeding ter hoogte van € 289.033,24, althans een door de kantonrechter vast te stellen billijke vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW vanaf twee weken na de datum van de beschikking tot aan de dag der algehele voldoening;

III. primair om bij het bepalen van de ontbindingsdatum rekening te houden met de opzegtermijn die voor opzegging van de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] geldt, te weten vier maanden, en subsidiair om bij eerdere ontbinding het bedrag aan billijke vergoeding met vier maandsalarissen vermeerderd met pro rata vakantietoeslag en eindejaarsuitkering te verhogen;

IV. Reinier de Graaf te veroordelen tot betaling van de daadwerkelijk gemaakte juridische kosten ter hoogte van € 41.671,72, te vermeerderen met BTW, althans een door de kantonrechter vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW vanaf twee weken na de datum van deze beschikking tot aan de dag der algehele voldoening;

V. Reinier de Graaf te veroordelen in de kosten van de procedure;

VI. Reinier de Graaf te veroordelen tot het opstellen van een positief getuigschrift en desgewenst positieve referenties te verstrekken.

3.2.

Aan haar verzoek legt [verzoekster] – samengevat – ten grondslag dat Reinier de Graaf ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, waardoor voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer van [verzoekster] kan worden gevergd. [verzoekster] verzoekt de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671c lid 1 BW te ontbinden met inachtneming van de (voor de werkgever geldende) opzegtermijn van vier maanden en – in verband met het ernstig verwijtbaar handelen van Reinier de Graaf – onder toekenning van een transitievergoeding ter hoogte van € 60.303,00 bruto (bij een ontbinding per 1 februari 2024) en een billijke vergoeding ter hoogte van € 289.033,24 bruto. [verzoekster] maakt verder aanspraak op vergoeding van de werkelijke proceskosten ter hoogte van € 41.671,72 exclusief btw.

4 Het verweer

5 De beoordeling

6 De beslissing