Rechtbank Den Haag, 15-03-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:4727, 9059680 / 21-3719
Rechtbank Den Haag, 15-03-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:4727, 9059680 / 21-3719
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 15 maart 2023
- Datum publicatie
- 18 april 2023
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2023:4727
- Zaaknummer
- 9059680 / 21-3719
Inhoudsindicatie
Ontbinding van reeds beëindigde arbeidsovereenkomst op grond van 7:686 BW wegens meerdere gelijktijdige dienstverbanden.
Uitspraak
Civiel recht
Kantonrechter
nv/c/d
Zittingsplaats 's-Gravenhage
Zaaknummer: 9059680 \ RL EXPL 21-3719
Vonnis van 15 maart 2023
in de zaak van
STICHTING MOOILAND ,
gevestigd te Ede,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Mooiland,
gemachtigden: mrs. P.J. Huys en P.L.M. Schneider,
tegen
[naam01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [naam01] ,
gemachtigden: mrs. A.T. Chinnoe en H. Aydemir.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de rolbeslissing van 29 september 2021 en de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de akte overlegging producties, tevens akte aanvulling gronden verweer, tevens akte wijziging eis zowel in conventie als in reconventie met producties 9 tot en met 11;
- de antwoordakte van Mooiland met productie 47.
Op 7 september 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij mevrouw [naam02] en de heer [naam03] zijn verschenen namens Mooiland, bijgestaan door mr. P.J. Huys en mr. P.L.M. Schneider, alsmede [naam01] in persoon, bijgestaan door mr. A.T. Chinnoe en mr. H. Aydemir. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden, evenals de aan de zijde van [naam01] overgelegde spreekaantekeningen.
Op 6 februari 2023 heeft de voortzetting van de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij de onder 1.2. genoemde personen – met uitzondering van de heer [naam03] – wederom zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
Op 1 juni 2019 is [naam01] voor de duur van één jaar in dienst getreden bij Mooiland. Op dat moment was [naam01] tevens op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd werkzaam bij Stichting Wooncompas (hierna: Wooncompas) in de functie van [functie01] , bij een arbeidsomvang van 36 uur per week.
[naam01] heeft bij Mooiland laatstelijk de – ambulante – functie van [functie02] vervuld, met een arbeidsomvang van 32 uur per week, tegen een salaris van € 4.418,72 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Woondiensten (hierna: de CAO) van toepassing verklaard.
Artikel 3.2 van de CAO luidt als volgt:
“De normale werktijden van de onderneming worden van maandag tot en met vrijdag vastgesteld tussen 07.00 uur en 19.00 uur. Op één dag van de week kan de normale werktijd van de onderneming liggen tussen 07.00 uur en 21.00 uur.”
Artikel 2.5 van de CAO betreft een bepaling over nevenwerkzaamheden:
“Nevenwerkzaamheden zijn werkzaamheden die een werknemer in loondienst voor anderen of voor eigen rekening verricht. Voor alle nevenwerkzaamheden moet een werknemer altijd vooraf schriftelijke toestemming vragen aan zijn werkgever. De werkgever geeft hiervoor toestemming, tenzij sprake is van concurrentie, overbelasting, strijdige belangen of een kennelijk nadelige invloed op het functioneren van de werknemer. (…)”
[naam01] en Mooiland hebben afgesproken dat hij zijn werkzaamheden van maandag tot en met donderdag zal verrichten. Voorafgaand aan zijn indiensttreding heeft [naam01] Mooiland verzocht of hij op zzp-basis – voor 8 uren per week – op vrijdag werkzaamheden mag (blijven) verrichten voor Wooncompas. Dit verzoek heeft Mooiland gehonoreerd.
Op 4 november 2019 heeft [naam01] zich ziekgemeld bij Mooiland.
[naam01] heeft van 14 april 2020 tot 1 juni 2020 gedurende 8 uur per week als zzp-er werkzaamheden verricht voor Stichting Wooninvest (hierna: Wooninvest). Per 1 juni 2020 is [naam01] bij Wooninvest in dienst getreden, met een arbeidsomvang van 36 uur per week. De arbeidsovereenkomst tussen Wooninvest en [naam01] is via een vaststellingsovereenkomst geëindigd.
Wooncompas heeft [naam01] op 20 juli 2020 op staande voet ontslagen. Tussen Wooncompas en [naam01] heeft vervolgens een procedure plaatsgevonden bij de kantonrechter. Tegen de in dat verband gewezen beschikking (van 15 januari 2021) heeft [naam01] hoger beroep ingesteld. Op 30 november 2021 heeft het gerechtshof Den Haag in die zaak beschikking gewezen. Hierin staat onder meer:
“(…)
4. Procedure bij de kantonrechter
(…)
De kantonrechter heeft [naam01] veroordeeld tot betaling van de door Wooncompas verzochte vergoeding ex artikel 7:677 lid 2 en 3 sub a BW (…) Daartoe heeft de kantonrechter overwogen dat door de gedragingen van [naam01] een dringende reden is ontstaan. Het recht op vrije arbeidskeuze weegt zwaar maar wordt begrensd door onder andere de Arbeidstijdenwet en verplichtingen die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek. Bovendien bevat de cao in artikel 2.5 een verplichting om nevenwerkzaamheden in ieder geval te melden. [naam01] miskent met zijn standpunt onder andere het belang van recuperatie en het beginsel van goed werknemerschap. Hij had moeten begrijpen dat hij naast zijn bestaande dienstverband van 36 uur per week niet nog een dienstverband van 32 uur aan kon gaan, laat staan dat dit zonder overleg met Wooncompas kon. Daar komt nog bij dat [naam01] vanaf 4 oktober 2019 arbeidsongeschikt was en zowel voor hem als voor Wooncompas de (re-integratie)verplichtingen op grond van artikel 7:658a BW golden. Het onbesproken laten van de andere dienstverbanden bij de bedrijfsartsen kan hem zwaar worden aangerekend. Dat [naam01] naar eigen zeggen altijd goed heeft gefunctioneerd en de enige ouder is die (financieel) voor zijn kinderen zorgt, leidt niet tot een ander oordeel. Wooncompas heeft na het ontdekken van de dringende reden voldoende voortvarend gehandeld en daarmee aan de eis van onverwijldheid voldaan. Wooncompas heeft uitgelegd welke signalen zij heeft ontvangen dat [naam01] mogelijk meerdere werkgevers tegelijk had en hoe zij vervolgens heeft gehandeld. [naam01] heeft deze geschetste gang van zaken en de daartoe ingebrachte stukken niet weersproken. Aan het ontstaan van de ontslaggrond heeft [naam01] schuld. (…) Voor toekenning aan [naam01] van één van de door hem verzochte vergoedingen is geen plaats, aldus de kantonrechter.
(…)
5. Beoordeling
(…)
Het hof kan zich geheel en al verenigen met de overwegingen van de kantonrechter, hiervoor in 4.3 weergegeven, die hebben geleid tot het oordeel dat door de gedragingen van [naam01] een dringende reden voor ontslag op staande voet is ontstaan en maakt deze overwegingen tot de zijne. Hetgeen [naam01] in hoger beroep heeft aangevoerd, werpt geen nieuw licht op de zaak. Het hof acht evident dat het naast elkaar verrichten van twee of meer (vrijwel) volledige functies gevolgen kan hebben voor (de inzetbaarheid van) de betrokken werknemer en de kwaliteit van het werk, zodat een werkgever er groot belang bij heeft dat een werknemer daar niet, en zeker niet zonder toestemming van de werkgever toe overgaat. Het behoeft geen nadere toelichting dat van [naam01] als goed werknemer en op grond van de toepasselijke cao verwacht had mogen worden dat hij zijn wens om in dienst te treden van dan wel werkzaamheden te verrichten voor Stichting Mooiland en Stichting Wooninvest spontaan, volledig en tijdig aan Wooncompas had gemeld en daarvoor toestemming had gevraagd conform artikel 2.5 van de cao. Of [naam01] zijn werkzaamheden als zelfstandige bij Stichting Wooninvest al dan niet persoonlijk heeft uitgevoerd, kan daarbij in het midden blijven (…) [naam01] had bovendien bij de bedrijfsarts van Wooncompas open kaart behoren te spelen over zijn andere arbeidsovereenkomst(en) en nevenactiviteiten teneinde de bedrijfsarts in staat te stellen om zich een juist beeld te vormen van zijn belastbaarheid ten behoeve van zijn re-integratieproces. Het hof stelt hierbij vast dat uit zijn eigen stellingen en door hem zelf overgelegde producties volgt dat [naam01] nog gedurende een maand na zijn ziekmelding bij Wooncompas op 4 oktober 2019 heeft doorgewerkt bij Stichting Mooiland. Met grief 3, waarin [naam01] betoogt dat het niet informeren van de bedrijfsarts over zijn verschillende dienstverbanden niet kan leiden tot een dringende reden voor ontslag op staande voet, miskent [naam01] dat hij om meerdere redenen op staande voet is ontslagen en dat in de ontslagbrief ook duidelijk is vermeld dat de genoemde redenen ook ieder voor zich een ontslag op staande voet rechtvaardigen. Deze grief faalt. De door [naam01] aangevoerde persoonlijke omstandigheden en de ernstige (financiële) gevolgen van het ontslag op staande voet leggen onvoldoende gewicht in de schaal om te komen tot het oordeel dat er geen sprake is van een rechtsgeldige dringende reden voor ontslag op staande voet. (…)
Met grief 8 klaagt [naam01] dat de kantonrechter de door hem verzochte vergoedingen heeft afgewezen. Zoals hiervoor is overwogen, is ook het hof van oordeel dat er een dringende reden voor ontslag op staande voet is, veroorzaakt door de gedragingen van [naam01] . Ook is het hof van oordeel dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door [naam01] , gelet op de ernst van zijn gedragingen. Voor toekenning van (één van) de door [naam01] verzochte vergoedingen bestaat daarom geen grond. (…)”
3 Het geschil
in conventie
Mooiland vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
-
de arbeidsovereenkomst, die partijen initieel met ingang van 1 juni 2019 voor de duur van een (1) jaar zijn aangegaan en welke overeenkomst vervolgens met ingang van 1 juni 2020 met een duur van twee maanden is verlengd, te ontbinden;
-
[naam01] te veroordelen tot betaling aan Mooiland van een bedrag van € 37.552,80, althans enig ander in goede justitie te bepalen bedrag, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente daarover te rekenen vanaf de respectievelijke dagen waarop Mooiland de diverse loonbetalingen aan [naam01] heeft gedaan, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans vanaf (een) in goede justitie te bepalen dag(en) tot de dag der algehele voldoening;
-
[naam01] te veroordelen tot betaling van de kosten van het geding, waaronder de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en – voor het geval voldoening van de kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
Onder randnummer 100 van haar dagvaarding heeft Mooiland het gevorderde bedrag als volgt gespecificeerd:
Periode |
Tijdvak |
Omschrijving |
Duur in dagen * |
Dagloon |
Vordering |
1 |
B |
[naam01] is ‘ziek’ zowel bij Mooiland als Wooncompas |
127 4-11-2019 tot 10-3-2020 |
(x € 156,47) |
€ 19.871,69 |
2 |
B |
‘Zieke’ [naam01] solliciteert bij Wooninvest |
35 10-3-2020 tot 14-4-2020 |
(x € 156,47) |
€ 5.476,45 |
3 |
B |
Triplefunctie ‘zieke’ [naam01] bij Wooninvest voor 8 uur p/wk |
48 14-4-2020 tot 1-6-2020 |
(x € 156,47) |
€ 7.510,56 |
4 |
B |
Triplefunctie ‘zieke’ [naam01] bij Wooninvest voor 36 uur p/wk |
30 1-6-2020 tot 1-7-2020 |
(x € 156,47) |
€ 4.694,10 |
Totaal |
240 |
(x € 156,47) |
€ 37.552,80 |
*voor de duidelijkheid zijn ook de data van de gehanteerde tijdvakken aan deze kolom toegevoegd.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt Mooiland, samengevat, het volgende. Gebleken is dat [naam01] tijdens het dienstverband met Mooiland ook nog twee andere dienstverbanden heeft gehad, waarover hij Mooiland niet volledig heeft geïnformeerd.
In de periode van 1 juni 2019 tot aan zijn ziekmelding (door Mooiland aangeduid als tijdvak A) heeft [naam01] – anders dan hij heeft doen voorkomen (zie 2.6.) – een (nagenoeg) fulltime dienstverband bij Wooncompas gehad. Het voorgaande levert een schending op van onder meer artikel 5:15 lid 6 van de Arbeidstijdenwet. Ook heeft [naam01] hiermee zijn verplichting uit de CAO geschonden (zie 2.5.).
Ten aanzien van tijdvak B stelt Mooiland dat [naam01] de op hem rustende (informatie)plichten tijdens ziekte heeft geschonden, onder andere door de bedrijfsarts niet volledig en naar waarheid te informeren over de aard en oorzaak van zijn arbeidsongeschiktheid. Bovendien heeft [naam01] in maart 2020 – terwijl hij zich in diezelfde periode voor Mooiland arbeidsongeschikt hield – gesolliciteerd bij Wooninvest, waar hij vervolgens vanaf 14 april 2020 werkzaamheden is gaan verrichten, eerst als zzp-er en vanaf 1 juni 2020 op basis van een arbeidsovereenkomst. Ook hierover zijn Mooiland en de bedrijfsarts nimmer geïnformeerd, terwijl de arbeidsovereenkomst in diezelfde periode nota bene met twee maanden – dus tot 1 augustus 2020 – is verlengd door Mooiland.
Mooiland stelt zich dan ook op het standpunt dat [naam01] het loon over tijdvak B op grond van artikel 7:686 juncto artikel 6:265 e.v. BW (‘de wanprestatieregeling’), artikel 7:629 lid 5 BW (‘de Aftrekregeling’) dan wel artikel 7:629 BW juncto artikel 7:628 BW en 6:203 BW dient te restitueren. Subsidiair stelt Mooiland dat het loon over een combinatie van periode 1 tot en met 4 dient te worden gerestitueerd.
[naam01] voert verweer. [naam01] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Mooiland, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Mooiland, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Mooiland in de kosten van deze procedure.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
[naam01] vordert – na wijziging van eis – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Mooiland te veroordelen tot:
primair
-
betaling van een bedrag van € 1.387,87 ten titel van opgebouwde doch niet opgenomen vakantiedagen verhoogd met 8% vakantietoeslag over de periode van juni 2019 tot 1 juni 2020;
-
betaling van de wettelijke verhoging van 50% wegens vertraging over het aan [naam01] toekomende bedrag zoals gevorderd onder 1;
-
betaling van de wettelijke rente over de onder 1 en 2 genoemde bedragen vanaf het moment van opeisbaar worden van die bedragen tot de dag der algehele voldoening;
-
betaling van de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente en nakosten vanaf 14 dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis;
-
overlegging van een bruto netto specificatie van de onder 1 tot en met 5 genoemde vorderingen, binnen vijf dagen na het in dezen te wijzen vonnis, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag (een gedeelte van een dag voor een hele gerekend) dat Mooiland in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen;
subsidiair
6. betaling van een bedrag van € 8.837,44 bruto ten titel van loon over de maanden juni en juli 2020;
7. betaling van € 707,- bruto ten titel van vakantietoeslag over de maanden juni en juli 2020;
8. betaling van € 2.355,75 bruto ten titel van vakantiedagen inclusief vakantietoeslag over de periode 1 juni 2019 tot 1 augustus 2020;
9. betaling van de wettelijke verhoging van 50% wegens vertraging over de aan [naam01] toekomende bedragen zoals gevorderd onder 6 tot en met 8;
10. betaling van de wettelijke rente over de onder 6 tot en met 9 genoemde bedragen vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
11. betaling van de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente en nakosten vanaf 14 dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis;
12. overlegging van een bruto netto specificatie van de vorderingen onder 6 tot en met 11, binnen vijf dagen na het wijzen van vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag (een gedeelte van een dag voor een hele gerekend) dat Mooiland in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen.
Aan zijn vorderingen legt [naam01] , samengevat, het volgende ten grondslag.
Gedurende het dienstverband met Mooiland heeft [naam01] geen vakantiedagen opgenomen. De opgebouwde en niet genoten vakantiedagen dienen dan ook nog aan hem te worden uitgekeerd. Hetzelfde geldt voor de vakantietoeslag en andere tegoeden, waarvan nog geen uitkering heeft plaatsgevonden.
Voor zover Mooiland wordt gevolgd in haar stelling in conventie, dat de arbeidsovereenkomst niet per 1 juni 2020 maar per 1 augustus 2020 van rechtswege is geëindigd, dient ook over die tussengelegen periode uitkering van loon en een behoorlijke eindafrekening plaats te vinden.
Mooiland heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van [naam01] , althans afwijzing van zijn vorderingen, met veroordeling van [naam01] in de proceskosten.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.