Rechtbank Den Haag, 14-06-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8181, 10270685 RL EXPL 23-292
Rechtbank Den Haag, 14-06-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8181, 10270685 RL EXPL 23-292
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 14 juni 2023
- Datum publicatie
- 10 juli 2023
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2023:8181
- Zaaknummer
- 10270685 RL EXPL 23-292
Inhoudsindicatie
Is een uitspraak van de Commissie van Beroep funderend onderwijs VO een bindend advies? Uitleg art. 19 lid 5 Cao VO.
Uitspraak
Zittingsplaats Den Haag
DJ c
Rolnr.: 10270685 \ RL EXPL 23-292
Vonnisdatum: 14 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. A. Klaassen,
tegen
Stichting Scholengroep Spinoza voor Voortgezet Onderwijs te Voorburg, Leidschendam en Omstreken,
gevestigd te Voorburg,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. M.R.A. Dekker.
Partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘Spinoza’ genoemd.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 januari 2023 met producties 1 t/m 17;
- de conclusie van antwoord en van eis in voorwaardelijke reconventie met producties 1 t/m 6;
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie met producties 18 t/m 21;
- de mondelinge behandeling van 11 mei 2023 waarvan aantekening is gehouden.
2 De feiten
Spinoza is een scholengroep, bestaande uit twaalf middelbare scholen met elk een eigen identiteit.
[eiser01] , geboren op [geboortedag01] 1983, is op 1 november 2007 bij Spinoza in dienst getreden als docent [vak01] op het Veurs Lyceum te Leidschendam. In 2008 heeft hij zijn eerstegraads bevoegdheid gehaald. Bij indiensttreding is hij ingeschaald in schaal LB.
Op het dienstverband is de Cao voor het Voortgezet Onderwijs (hierna: Cao VO) van toepassing. De functie van docent kent drie salarisschalen: LB, LC en LD. De inschaling vindt plaats op basis van de taken en verantwoordelijkheden die de docent heeft naast zijn lesgevende taken.
In art. 5.2 van Cao VO 2014-2015 was over de indeling in LD het volgende bepaald:
“Vanaf 1 augustus 2014 heeft elke leraar met een eerstegraadsbevoegdheid die 50% of meer van zijn lessen binnen structurele formatie geeft in een of meer van de jaren 4 en 5 HAVO en/of 4, 5 en 6 vwo recht op een LD-functie.”
Dit werd het entreerecht genoemd. Het entreerecht is inmiddels vervallen.
Op basis van het voor het schooljaar 2014-2015 gemaakte lesrooster voldeed [eiser01] aan de voorwaarde voor indeling in de LD-schaal, in die zin dat hem meer dan 50% van zijn lesuren in de bovenbouw was toebedeeld. Een collega van [eiser01] , [naam01] (hierna: [naam01] ), had al een LD-functie. Spinoza beschikte niet over formatie voor een tweede LD-functie. Spinoza heeft het lesrooster om die reden aangepast: aan [eiser01] werden minder uren in de bovenbouw toebedeeld waardoor hij op grond van het entreerecht geen aanspraak op de LD-schaal kon maken. [eiser01] heeft zijn teleurstelling hierover kenbaar gemaakt.
Op 18 maart 2015 heeft [eiser01] bezwaar gemaakt tegen de inschaling in LB en verzocht hem op grond van zijn takenpakket in de schaal LC te benoemen. Naar aanleiding daarvan is hij met ingang van 1 januari 2015 ingeschaald in LC.
[naam01] is op 1 augustus 2018 met pensioen gegaan.
Blijkens het personeelsdossier van [eiser01] heeft op 27 mei 2016, 15 maart 2017,
5 oktober 2020, 8 maart 2021 en 15 maart 2022 een voortgangsgesprek plaatsgevonden. In de verslagen van de gesprekken van 27 mei 2016 en 15 maart 2017 is niets over de inschaling vermeld.
In het verslag van 5 oktober 2020 is vermeld:
“Wat mij al jaren stoort is het promotiebeleid. En dan de uitvoering ervan. Het is op deze school gewoon niet mogelijk om een LD functie te krijgen, tenzij je teamleider wordt ofzo (een functie waarin het promotiebeleid niet eens in voorzag).
Wat er zou gaan gebeuren:
1. Mensen die LD hadden zouden meer moeten gaan doen, zodat hun taken en verantwoordelijkheden meer overeen kwamen (dus niet alleen les geven).
2. En er zouden duidelijk omschreven LD functies komen met een duidelijke takenpakket (gericht op de ontwikkeling van de school).
Van 1 zegt het MT dat het is gebeurd. Met alle respect zie ik daar niets van. En aan 2 zijn ze nooit toegekomen, of er wordt ontkend dat dit zou gaan gebeuren. Hoe dan ook, LD ligt buiten het bereik van de docenten die hier al lesgeven en nog geen LD hebben.
Wel worden docenten van buitenaf aangetrokken met LD. In de discussie over het promotiebeleid werd dit nog als een lastig dilemma gezien. In mijn beleving is dat geen dilemma voor het MT: daar kiezen ze gewoon voor ten koste van het zittende personeel dat nog geen LD heeft.”
In het verslag van 8 maart 2021 is erover vermeld:
“In het vorige voortgangsgesprek is gesproken over de (on)mogelijkheid om in schaal LD te komen. Toen heb ik benoemd dat het naar mijn idee voor zittend persoon onmogelijk is om in een LD schaal terecht te komen, tenzij je iets anders wilt doen (teamleider). Volgens mij was teruggekoppeld dat het MT hier naar zou kijken (toch?). Ik ben benieuwd naar de vervolgstappen.
Om dit even in perspectief te plaatsen. Mij is in het verleden heel vaak het perspectief gegeven dat ik uiteindelijk wel LD zou (kunnen) krijgen, maar ‘niet op dat moment’:
(…)
4. In deze jaren werd mij door de schoolleiding telkens verzekerd dat ik moest wachten tot [naam01] weg was. Dan was ik aan de beurt. Dat heeft de toenmalige rector ( [naam02] ) mij in een gesprek gezegd. Daarnaast werd in deze jaren door de schoolleiding telkens gezegd dat ‘LD wel verdiend heb, maar dat dit door het entreerecht niet mogelijk was’. (…) Na al die jaren heb ik nog steeds geen LD. Ik heb ook niet het idee dat de schoolleiding dat actief geprobeerd heeft (zoals wel toegezegd). Ook niet toen [naam01] met pensioen ging nu al weer drie jaar geleden (zoals toegezegd door [naam02] ).
5. Rond 2016-2017 kwam er een nieuw promotiebeleid. En het entreerecht verviel in de CAO. Toen werd ons/mij weer een ‘perspectief’ gegeven. Je krijgt geen LD op grond van de hoeveelheid lessen in de bovenbouw / 1e graads bevoegdheid maar op basis van de taken die je daarnaast doet (die de ontwikkeling van de school stimuleren).
Ik was het eens met deze wijziging:
- terwijl dit voor mij persoonlijk nadelig was, ik zou immers LD krijgen als [naam01] met pensioen ging,
- maar er zijn nooit LD taken uitgezet (…)
6. Er wordt onder zittend personeel al zeker 5 jaar geen perspectief/kans op promotie naar LSD geboden, terwijl ik om mij heen zie dat nieuwe collega’s wel met LD worden aangenomen.
Om eerlijk te zijn ben ik van mening dat ik lang genoeg geduldig heb gewacht. Om precies te zijn al minimaal vanaf 2014 en eigenlijk al langer. We zijn nu 7 (!) jaar veder sinds 2014. Mijn vraag is dus nog steeds: op welke manier kan ik in aanmerking komen voor een LD functie?”
Bij brief van 12 januari 2022 heeft [eiser01] een verzoek ingediend bij de rector van het Veurs Lyceum om in LD ingeschaald te worden met ingang van 1 augustus 2018. Hij heeft het verzoek op 26 januari 2022 nader onderbouwd. Hij heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de toenmalige rector, mevrouw [naam02] , hem in 2014 mondeling heeft toegezegd dat hij in LD benoemd zou worden als [naam01] met pensioen zou gaan of om een andere reden zou vertrekken. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat Veurs College bij hem sindsdien keer op keer de verwachting heeft gewekt dat hij een LD-functie zou krijgen.
De rector van het Veurs Lyceum heeft dit verzoek bij besluit van 14 februari 2022 afgewezen. Daartegen heeft [eiser01] een bezwaarschrift ingediend bij het College van Bestuur van Spinoza. Het College heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [eiser01] beroep ingesteld bij de Commissie van Beroep funderend onderwijs VO (hierna: de Commissie). De Commissie heeft op 18 juli 2022 uitspraak gedaan en het beroep gegrond verklaard.
De uitspraak luidt voor zover van belang als volgt:
“De Commissie overweegt allereerst dat zij, anders dan bijvoorbeeld de Landelijke
Bezwarencommissie Functiewaardering, niet bevoegd is zich inhoudelijk uit te spreken over de beschrijving en/of de waardering van een bepaalde functie. De vraag of [eiser01] op grond van de thans door hem uitgevoerde werkzaamheden in aanmerking komt voor promotie valt daarmee buiten de reikwijdte van deze procedure.
Aldus kan de door [eiser01] bestreden beslissing slechts marginaal worden getoetst. Dit omdat aan de werkgever bij de beoordeling of een werknemer in aanmerking komt voor een (hogere) functie een zekere mate van beleidsvrijheid toekomt en de Commissie niet op de stoel van de werkgever mag gaan zitten. De Commissie toetst derhalve of de werkgever in procedureel opzicht zorgvuldig heeft gehandeld en of de werkgever in dat licht bezien, gelet op de betrokken belangen, in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen om [eiser01] niet te bevorderen naar de functie van docent LD.
[eiser01] baseert zijn aanspraak op een LD-functie op een aan hem in 2014 door de toenmalige rector gedane toezegging dat hij na de pensionering van zijn directe collega op 1 augustus 2018, zou worden benoemd in een LD-functie.
Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de Commissie van oordeel dat de werkgever deze toezegging onvoldoende heeft weersproken. [eiser01] heeft daarentegen deze toezegging juist aannemelijk gemaakt door verklaringen van de heer [naam03] en de heer [naam04] over te leggen. De heer [naam03] , die toen deel uitmaakte van de schoolleiding, verklaart expliciet in zijn e-mail aan [eiser01] d.d. 25januari 2022 dat de weergave van [eiser01] , dat de toenmalige rector hem in 2014 heeft toegezegd dat hij een LD-functie zou krijgen als collega [naam01] met pensioen zou gaan, juist is. De heer [naam04] , die in 2014 stafmanager was en eveneens deel uitmaakte van de toenmalige schoolleiding, bevestigt op 11 februari 2022 dat in 2014 in de schoolleiding is besproken dat [eiser01] toen geen LD-functie kon krijgen en dat dat pas kon als collega [naam01] zou stoppen met werken. Het standpunt van de werkgever dat, ook al zou de toezegging komen vast te staan, er eerst een vacature LD dient te zijn voordat [eiser01] in een LD functie kan worden benoemd, kan de Commissie niet volgen. Daarvan was destijds bij de benoemingen in het kader van het entreerecht ook geen sprake en bovendien was door het vertrek van de collega ruimte ontstaan. Daar komt nog bij dat de werkgever erkent dat er, hoewel het promotiebeleid en de functiemix daarvoor geen ruimte bieden, de afgelopen jaren toch werknemers in een LD-functie zijn benoemd.
Alles overziende is de Commissie van oordeel dat de werkgever niet in redelijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen om [eiser01] niet in een LD-functie te benoemen.
Daarom zal de Commissie het beroep gegrond verklaren.”
Na de uitspraak heeft een mailwisseling tussen partijen plaatsgevonden. Spinoza heeft daarin aangegeven zich niet in de uitspraak van de Commissie te kunnen vinden maar desondanks bereid te zijn om [eiser01] met ingang van 1 augustus 2022 in LD te plaatsen. [eiser01] heeft daarop geantwoord daarmee niet akkoord te gaan en aanspraak te maken op plaatsing in LD met ingang van 1 augustus 2018.
Verklaringen
[eiser01] heeft op 24 januari 2022 aan [naam03] , docent [vak02] bij het Veurs Lyceum en in 2014 directielid, een e-mail gestuurd met onder meer de volgende inhoud:
“Daarover heb ik toen aangegeven erg boos te zijn. Rector [naam02] gaf aan dat ze het goed kon begrijpen, en dat ze het me ook gunde. Maar het kon echt niet, zei ze ook. Daarop werd mij toegezegd dat ik LD zou krijgen als [naam01] met pensioen zou gaan. Deze toezegging is toen (helaas) niet op schrift gesteld. Je hebt mij hierna ook nog gemaild omdat je ervan baalde dat het zo voor mij gelopen was (omdat ik op dat moment niet in LD ingeschaald werd). In die mail schreef je: ‘Nogmaals jij verdient het om LD te krijgen, zoals ik mij over jouw functioneren uitgelaten heb, blijft onverminderd van kracht. Ik zal me dan ook hard blijven maken voor jouw promotie naar LD, Houdt vol want eens komt ie’
Kun jij deze lezing van de gebeurtenissen – als toenmalig [functie01] – bevestigen?”
[naam03] heeft daarop 25 januari 2022 het volgende geantwoord:
“Jouw weergave is correct. De LD functie van [naam01] was een belemmering om jou daar tevens in aan te stellen. Binnen de sectie was daar geen ruimte voor. De schoolleiding was toentertijd van mening dat er pas ruimte voor een LD functie voor jou beschikbaar zou zijn, als [naam01] zou stoppen met werken- met pensioen zou gaan. Men was van mening dat jij daar dan voor in aanmerking moest komen, dat je daar ook recht op zou hebben en jouw functioneren goed was. De financiële positie van de school vormde uiteindelijk een belemmering om dit te realiseren.”
Op 27 mei 2022 heeft [naam03] in aanvulling hierop schriftelijk verklaard:
“Nog even een toelichting op mijn vorige mail (naar aanleiding van jouw vraag of concretisering van wat ik precies bedoel).
Aan het einde van het schooljaar van 2014 is in het directieoverleg besproken dat jij LD zou gaan krijgen als [naam01] met pensioen zou gaan. Zoals eerder in mijn mail aangegeven, was de directie inderdaad van mening dat jij dan recht zou hebben op die LD functie. Jouw functioneren was goed.
[naam02] heeft aan mij toentertijd aangegeven dat ze dit nog met jou had besproken en deze toezegging aan jou had uitgesproken.”
De heer [naam04] maakte in 2014 eveneens deel uit van de directie. Hij heeft verklaard:
“In de zomer van 2014 is in de directie gesproken over de LD situatie in de sectie geschiedenis. De door jou beschreven situatie klopt. In de directie is toen besproken dat je mede vanwege jouw goed functioneren dat je bij pensionering van [naam01] een LD functie zou krijgen. Of het hier een (absoluut) persoonlijk recht betreft of dat het ook zou moeten passen in het ontwikkeling van het functiebouwwerk dat in de plaats van het entreerecht kwam kan ik (nu) niet meer terughalen.”
In een e-mail heeft [naam02] het volgende geschreven:
“Ik heb je bericht met belangstelling gelezen en proef daarin je teleurstelling over de gang van zaken toen en nu.
Ik neem het je zeker niet kwalijk dat je deze zaak aan mij voorlegt, maar ik kan je helaas niet veel verder helpen aangezien ik mij het gesprek van acht jaar geleden waaraan jij refereert oprecht niet kan herinneren.
Het enige dat ik je aanraad is om het gesprek aan te gaan met je leidinggevende om te verkennen welke mogelijkheden er voor jou zijn binnen het Veurs Lyceum.
In reactie op een e-mail van [eiser01] heeft ze op 15 juni 2022 geschreven
“Knap hoor dat [naam04] en [naam03] zich gesprekken en agendapunten uit 2014 zo gedetailleerd herinneren. Dat geldt voor mij echter niet. Ik kan je derhalve niet verder helpen.”
De Cao VO
Art. 19 van de Cao VO luidt als volgt: 1
1. “De werknemer kan in beroep gaan tegen een door de werkgever genomen besluit inhoudende:
a. een disciplinaire maatregel (m.u.v. ontslag);
b. schorsing;
c. het direct of indirect onthouden van promotie;
d. de aanwijzing van een andere instelling of andere instellingen waaraan de werknemer werkzaamheden zal verrichten;
e. eenmalige inhouding periodieke verhoging.
2. De werkgever deelt de werknemer bij aangetekend schrijven mee dat de werknemer in de gelegenheid is om in beroep te komen bij de Commissie van Beroep, onder vermelding van het adres van de betrokken commissie en van de termijn binnen welke beroep openstaat.
3. Het beroep bedoeld in lid 1 wordt schriftelijk ingesteld binnen 6 weken nadat het besluit bij aangetekend schrijven aan de werknemer is meegedeeld.
4. Sociale partners zullen gedurende de looptijd van deze cao ten behoeve van bovengenoemde beroepsgronden één landelijke Beroepscommissie bijzonder onderwijs instellen.
5. De uitspraak van de Commissie is bindend.”
Bij lid 5 is een noot geplaatst met daarin de tekst:
“Dit laat onverlet de mogelijkheid om het geschil alsnog voor te leggen aan de kantonrechter, indien partijen zich niet kunnen vinden in de uitspraak van de Commissie.”
3 Het geschil
In conventie
[eiser01] vordert dat de kantonrechter Spinoza bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen tot:
I. benoeming van [eiser01] per 1 augustus 2018 (dan wel een in goede justitie te bepalen datum) in de functie van docent LD onder toekenning van de bijbehorende schaal en trede LD conform de Cao VO binnen twee weken na betekening van het daartoe strekkend vonnis, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat Spinoza hiermee in gebreke blijft tot een maximum van € 50.000,-;
II. betaling aan [eiser01] van het bedrag van € 28.494,- aan achterstallig salaris tot en met 31 december 2022 alsmede correcte verloning conform schaal LD vanaf die datum tot aan het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst;
III. betaling aan [eiser01] van het bedrag van € 4.460,83 aan ten onrechte niet afgedragen pensioenpremies en afdracht van de conform schaal LD verschuldigde premies OP en AOP;
IV. betaling aan [eiser01] van de volledige wettelijke verhoging over de onder II en III genoemde bedragen ad € 16.063,42;
V. betaling aan [eiser01] van de wettelijke rente over de onder II en III genoemde bedragen ad € 1.540,97;
VI. betaling van de buitengerechtelijk gemaakte kosten van € 1.180,02 (incl. kantoorkosten en btw);
VII. betaling van de volledige (dan wel subsidiair de forfaitaire) proceskosten, aan de zijde van [eiser01] begroot op € 5.000,- + p.m., te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding.
[eiser01] legt hieraan het volgende ten grondslag.
De uitspraak van de Commissie is een bindend advies. Deze is dan ook alleen aantastbaar als wordt voldaan aan de eisen voor vernietiging zoals omschreven in art. 7:904 BW. Aan die eisen is echter niet voldaan.
Subsidiair voert hij aan dat [naam02] hem destijds een onvoorwaardelijke toezegging heeft gegeven waaraan Spinoza gebonden is. Door die toezegging niet na te komen handelt Spinoza in strijd met het goed werkgeverschap. De toezegging is in rechte afdwingbaar.
[eiser01] heeft dan ook recht op betaling van het achterstallig loon over de periode van 1 augustus 2018 tot heden, bestaande uit het verschil tussen het LD loon en het feitelijk ontvangen loon vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente. Daarnaast vordert hij betaling van buitengerechtelijke kosten en, vanwege de evidente langdurige schending van het goed werkgeverschap, ook betaling van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten.
Spinoza concludeert tot afwijzing van de vordering.
Zij betwist dat de uitspraak van de Commissie bindend is. Uit de noot bij art, 19 lid 5 Cao VO blijkt immers dat partijen alsnog de mogelijkheid hebben om het geschil aan de kantonrechter voor te leggen indien ze zich niet kunnen vinden in de uitspraak van de Commissie.
Voor het geval wordt geoordeeld dat de uitspraak bindend is moet deze op grond van art. 7:904 BW worden vernietigd omdat geen afdoende hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden. De voorzitter zei aan het begin van de zitting dat er destijds op grond van het entreerecht al recht op een LD schaal gold. Spinoza voelde zich overvallen door deze benadering. Ook heeft de Commissie het verzoek om [naam02] als getuige te horen ten onrechte gepasseerd.
Van een toezegging door [naam02] is geen sprake geweest. Spinoza heeft [naam02] naar aanleiding van de e-mails gebeld. Zij heeft bevestigd dat zij geen toezegging heeft gedaan en daarbij benadrukt dat dat vanuit het entreerecht ook niet logisch was geweest. Bij het ontstaan van een vacature voor een LD-functie kwam degene met de hoogste anciënniteit immers als eerste in aanmerking. Spinoza biedt aan om [naam02] als getuige te laten horen.
Dat [eiser01] een toezegging zou hebben gekregen is ook niet aannemelijk in het licht van zijn bezwaarprocedure in 2015 over de plaatsing in de LC-schaal. Indien [eiser01] op dat moment een toezegging voor LD had, had het voor de hand gelegen als hij dat toen naar voren had gebracht. Uit de functioneringsverslagen blijkt bovendien dat een dergelijke toezegging niet is gegeven. [eiser01] geeft in het verslag van 2020 immers aan dat het op deze school gewoon niet mogelijk is om een LD functie te krijgen. In 2021 stelt hij de vraag: ‘Hoe kom ik in aanmerking voor een LD functie?’ Als de LD functie hem was toegezegd zou hij dat wel naar voren hebben gebracht.
In voorwaardelijke reconventie
Spinoza vordert - voor zover noodzakelijk - dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. het oordeel van de Commissie van Beroep van 18 juli 2022 zal vernietigen;
II. [eiser01] zal veroordelen tot betaling van de proceskosten binnen 14 dagen na de datum van de beslissing en – voor het geval dat voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor de voldoening;
III. [eiser01] te veroordelen tot betaling van de nakosten.