Rechtbank Den Haag, 29-10-2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:17506, C/09/671627 / KG ZA 24-788
Rechtbank Den Haag, 29-10-2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:17506, C/09/671627 / KG ZA 24-788
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 29 oktober 2024
- Datum publicatie
- 29 oktober 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2024:17506
- Zaaknummer
- C/09/671627 / KG ZA 24-788
Inhoudsindicatie
Vordering van de gemeente Rotterdam ex artikel 843a Rv tot het verkrijgen van inzage in en afschrift van bepaalde bescheiden van een oud werknemer bij de dienst stadsontwikkeling grotendeels toegewezen.
Uitspraak
Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/671627 / KG ZA 24-788
Vonnis in kort geding van 29 oktober 2024
in de zaak van
GEMEENTE ROTTERDAM te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. G.J. Harryvan te Den Haag,
tegen:
[gedaagde] te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.F. van Leeuwen te Rotterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de Gemeente’ en ‘ [gedaagde] ’.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 september 2024, met producties 1 tot en met 34;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 en 1A;
- de op 8 oktober 2024 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen spreekaantekeningen zijn overgelegd.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.
2 De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
[gedaagde] heeft van 1979 tot 1 april 2024 gewerkt bij de Gemeente, laatstelijk in de functie van projectmanager bij de afdeling Projectmanagementbureau van de dienst Stadsontwikkeling. Deze dienst in onder andere verantwoordelijk voor het gemeentelijk vastgoed.
Als projectmanager is [gedaagde] betrokken geweest bij de opdrachtverlening aan externe opdrachtnemers voor het uitvoeren van renovatie- en onderhoudswerkzaamheden aan de gebouwen waarin het museum Boijmans van Beuningen, het concert- en congresgebouw De Doelen en het Wereldmuseum Rotterdam gehuisvest zijn (hierna gezamenlijk: de Projecten). De Gemeente is eigenaar van deze gebouwen.
Naast zijn werkzaamheden voor de Gemeente hield [gedaagde] zich sinds 2010 ook bezig met de (sociale) begeleiding van jonge talentvolle voetballers (hierna: zijn nevenactiviteiten). In verband hiermee heeft hij de commanditaire vennootschap [bedrijfsnaam 1] (hierna: [bedrijfsnaam 1] ) opgericht, waarin onder andere [bedrijfsnaam 2] B.V. commandiet was. Beherend vennoot van [bedrijfsnaam 1] is [bedrijfsnaam 3] B.V. Enige aandeelhouder en bestuurder van [bedrijfsnaam 3] is [bedrijfsnaam 4] B.V. Deze vennootschap is ook enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijfsnaam 5] B.V., die ook betrokken is bij activiteiten van [bedrijfsnaam 1] . [gedaagde] is (mede)oprichter van de besloten vennootschappen en heeft in de periode 2019 tot en met 2023 uit (één van) deze vennootschappen, inkomsten genoten.
Op 21 november 2023 is bij de Gemeente melding gedaan van vermoedens van integriteitsschendingen door [gedaagde] . Volgens deze melding zou [gedaagde] zich onder andere schuldig hebben gemaakt aan belangenverstrengeling, het niet of onjuist melden van nevenwerkzaamheden en het daarbij mogelijk financieel benadelen van de Gemeente. Deze melding is voor de Gemeente aanleiding geweest om een (extern) onderzoek in te stellen. Bij brief van 27 november 2023 is [gedaagde] door de Gemeente op de hoogte gesteld van de melding en het onderzoek en is aan hem meegedeeld dat hij in verband hiermee met onmiddellijke ingang is geschorst.
Op 7 en 8 december 2023 heeft het NRC artikelen gepubliceerd met als titels ‘Rotterdam onderzoekt corruptie bij renovaties Boijmans en De Doelen’ en ‘De tekenen van corruptie waren duidelijk. Toch keek Rotterdam weg’. Die artikelen zijn gebaseerd op onderzoek dat journalisten van het NRC hebben gedaan naar de integriteit binnen de dienst Stadsontwikkeling. Aanleiding voor dat onderzoek was een intern memo van het management van de afdeling Vastgoed van de Gemeente van 28 februari 2021 (hierna: het memo) waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“De afgelopen maanden hebben medewerkers van de afdeling Vastgoed diverse signalen afgegeven aangaande een aantal projecten, de werkwijze, twijfels over de juistheid van het proces, de offerte tm factuurbetaling, Jeo procedures die zijn gestart nadat het werk al gedaan was, totalen van facturen die onduidelijk zijn, de bedrijven/personen die betrokken zijn, enz. (…)
De centrale vraag is of we rechtmatig samenwerken met leveranciers en hoe medewerkers van de gemeente Rotterdam hun rol vervullen.
De signalen voeren terug naar een aantal bedrijven: [bedrijfsnaam 6] , [bedrijfsnaam 7] , [bedrijfsnaam 8] , [bedrijfsnaam] ( [naam 1] ), [naam 2] , [naam 3] en [naam 3] , [bedrijfsnaam 9] , en [bedrijfsnaam 10] . Overigens is [bedrijfsnaam 8] gelieerd aan [bedrijfsnaam 7] .
Ook komen er 2 private personen regelmatig in de stukken terug te weten [naam 5] en [naam 6] .”
Uit eigen onderzoek van de Gemeente naar aanleiding van de NRC-publicaties volgt dat [gedaagde] naast met de in het memo genoemde bedrijven en personen mogelijk ook met [naam 7] , Stichting [stichting] , [bedrijfsnaam 11] B.V., [bedrijfsnaam 12] B.V., [naam 9] , [bedrijfsnaam 13] B.V., [bedrijfsnaam 14] B.V. zowel namens de Gemeente als in privé banden onderhield.
De Gemeente heeft op 18 maart 2024 aangifte gedaan tegen [gedaagde] . In de aangifte is vermeld dat de Gemeente een redelijk vermoeden heeft dat [gedaagde] (samen en/of in vereniging met anderen) zich schuldig heeft gemaakt aan (in ieder geval) passieve ambtelijke omkoping (strafbaar gesteld in artikel 363 Wetboek van Strafrecht) “door als ambtenaar van de gemeente Rotterdam (…), in de periode van 2009 tot 2019, betrokken te zijn geweest bij het verstrekken van diverse opdrachten aan leveranciers, waaronder aan [bedrijfsnaam 15] B.V., terwijl de holding van dat bedrijf, [bedrijfsnaam 0] B.V., ondertussen binnen diezelfde periode diverse keren bedragen overmaakt aan [bedrijfsnaam 16] C.V., waarover [gedaagde] volledige zeggenschap heeft.”.
In de aangifte worden ook [bedrijfsnaam 17] B.V. en [bedrijfsnaam 2] B.V genoemd als leveranciers van de Gemeente in relatie met wie [gedaagde] vermoedelijk een vergelijkbare constructie had.
Naar aanleiding van de publicaties van het NRC heeft de Rijksrecherche op 19 maart 2024 onder leiding van het openbaar ministerie een doorzoeking gedaan in (onder andere) de woning van [gedaagde] en daarbij gegevensdragers en administratie in beslag genomen.
Op 15 augustus 2024 heeft de Gemeente, na daartoe op 17 juli 2024 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof te hebben verkregen, ten laste van [gedaagde] conservatoir bewijsbeslag gelegd op kopieën van gegevensdragers die zich onder [gedaagde] bevinden en op kopieën van gegevensdragers die de Rijksrecherche in beslag heeft genomen. Deze kopieën zijn, overeenkomstig de verlofbeschikking, in bewaring gegeven aan DigiJuris B.V. (hierna: DigiJuris) als gerechtelijk bewaarder.
3 Het geschil
De Gemeente vordert dat de voorzieningenrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
(i) toestaat dat DigiJuris uit het beslagen materiaal een selectie van bescheiden, zoals gespecificeerd in paragraaf 5.1 van de dagvaarding, maakt aan de hand van het selectieprotocol als uiteengezet in paragraaf 5.2 van de dagvaarding;
(ii) toestaat dat DigiJuris aan de Gemeente inzage in en afschrift van de door
middel van de selectiemethode als bedoeld onder (i) hiervoor te selecteren bescheiden
verschaft;
(iii) [gedaagde] veroordeelt tot het verlenen van medewerking aan het verschaffen van
inzage in en afschrift van de bescheiden, door het zo nodig toegankelijk maken van de
bescheiden, onder meer door het verstrekken van de benodigde gebruikersnamen,
wachtwoorden en toegangscodes, op straffe van verbeurte van een eenmalige
dwangsom van € 10.000 en voorts een periodieke dwangsom van € 5.000 per dag of
gedeelte daarvan dat niet, niet geheel of niet tijdig aan deze veroordeling wordt
voldaan;
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
Daartoe voert de Gemeente het volgende aan.
[gedaagde] heeft door het niet melden van zijn nevenactiviteiten en de in het kader daarvan ontvangen betalingen en ook door schending van andere arbeidsvoorwaarden en wettelijke verplichtingen onrechtmatig gehandeld tegenover de Gemeente. Het is aannemelijk dat de Gemeente als gevolg van dat handelen schade heeft geleden. De bescheiden waarin en waarvan de Gemeente in deze procedure inzage en afschrift vordert, kunnen bijdragen aan het bewijs van de onrechtmatige benadeling door [gedaagde] in een civielrechtelijke procedure tot vergoeding van de schade. De Gemeente heeft daarom op grond van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een rechtmatig belang bij de gevorderde bescheiden, die bovendien voldoende bepaald zijn en betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarbij de Gemeente partij is. Van een weigeringsgrond als bedoeld in lid 3 of 4 van artikel 843a Rv is geen sprake, aldus de Gemeente
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van de Gemeente moeten worden afgewezen, althans dat die vorderingen moeten worden gematigd in die zin dat (i) de Gemeente geen toegang krijgt tot de cloud-gegevens van [gedaagde] en gegevens die zijn beveiligd met een gebruikersnaam en wachtwoord of combinatie daarvan, (ii) een veroordeling alleen betrekking heeft op bescheiden vanaf 1 september 2017 en (iii) communicatie, op welke wijze dan ook, met de advocaten, mediators, notarissen en zijn zoon [naam 10] buiten beschouwing blijft.