Home

Rechtbank Den Haag, 08-05-2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:9126, C/09/658393 / KG ZA 23-1066

Rechtbank Den Haag, 08-05-2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:9126, C/09/658393 / KG ZA 23-1066

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
8 mei 2024
Datum publicatie
18 juni 2024
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2024:9126
Zaaknummer
C/09/658393 / KG ZA 23-1066

Inhoudsindicatie

Kort geding. Vordering tot medewerking verkoop gemeenschappelijke woning. Gedaagde overleden gedurende kortgedingprocedure. Procedure niet geschorst. Procedure voortgezet op naam oorspronkelijke partij. De tot medewerking aan de verkoop strekkende vorderingen zijn toewijsbaar. Geen dwangsom. Vonnis kan niet ten uitvoer worden gelegd dan nadat zes weken na betekening van het vonnis zijn verstreken.

Uitspraak

Team handel - voorzieningenrechter

zaak- / rolnummer: C/09/658393 / KG ZA 23-1066

Vonnis in kort geding van 8 mei 2024

in de zaak van

[eiser] , wonende te [woonplaats] ,

eiser,

advocaat mr. J.C. Herweijer te Rijswijk,

tegen:

[gedaagde] (OVERLEDEN), laatstelijk wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. R.B. van Heijningen te Den Haag.

Eiser wordt hierna ‘ [eiser] ’ genoemd en gedaagde wordt hierna ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 27 december 2023, met producties 1 tot en met 9;

- de brief van mr. Herweijer van 16 januari 2024, met bijlage, namens [eiser] .

1.2.

Op 17 januari 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen [eiser] , vergezeld van mr. Herweijer, en [gedaagde] , vergezeld van begeleidster mevrouw [naam] . Tijdens de zitting is de vordering van [eiser] besproken en zijn beide partijen aan het woord geweest en heeft de voorzieningenrechter [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om juridische bijstand te zoeken. Afgesproken is dat [gedaagde] twee weken de tijd zou krijgen om een advocaat te zoeken, dat [gedaagde] zijn advocaat opdracht zou geven om direct contact op te nemen met mr. Herweijer en dat partijen – bij monde van mr. Herweijer – omstreeks 3 februari 2024 aan de voorzieningenrechter zouden doorgeven wat de stand van zaken op dat moment is. Verder is besproken dat als partijen geen oplossing zouden hebben bereikt, zij – bij monde van mr. Herweijer – hun verhinderingen doorgeven zodat op korte termijn een voortzetting zou kunnen plaatsvinden.

1.3.

Op 2 februari 2024 heeft mr. Van Heijningen zich namens [gedaagde] gesteld en op 6 februari 2024 heeft mr. Herweijer – na schriftelijk verzoek van de voorzieningenrechter – bericht dat partijen nog geen oplossing hebben bereikt en dat de zitting vooralsnog doorgang moet vinden. Vervolgens is er een zitting bepaald op 13 maart 2024.

1.4.

Voorafgaand aan deze zitting heeft mr. Van Heijningen, bij akte van 7 maart 2024, de voorzieningenrechter bericht dat [gedaagde] is overleden en dat de schorsing van het geding wordt ingeroepen. In reactie daarop heeft mr. Herweijer namens [eiser] bericht dat hij instemt met de schorsing van het geding en dat hij ervan uitgaat dat de zitting geen doorgang zal vinden, maar dat de zaak (nog) niet wordt ingetrokken. De voorzieningenrechter heeft vervolgens bevestigd dat de zitting van 13 maart 2024 geen doorgang zal vinden en dat de zaak pro forma wordt aangehouden tot 30 maart 2024, in afwachting van nadere berichten van partijen.

1.5.

Op 26 maart 2024 heeft mr. Van Heijningen een akte toegestuurd met daarin de volgende tekst:

Hierbij bericht ik u dat twee van de drie erven van wijlen gedaagde hebben besloten de nalatenschap te verwerpen. Omdat sprake is van een minderjarig kleinkind dient te daartoe aangewezen rechtbankprocedure gevolgd te worden. De derde erfgenaam beraadt zich nog over zijn rechtspositie. Daarmee is tijd gemoeid. De erven zetten de procedure niet voort.

In reactie daarop heeft mr. Herweijer verzocht om vonnis te wijzen.

1.6.

Vervolgens heeft de voorzieningenrechter bij e-mail van 9 april 2024 aan partijen bericht dat moet worden beoordeeld of het kort geding daadwerkelijk is geschorst op de voet van artikel 225 Rv. De voorzieningenrechter heeft daarbij aan mr. Van Heijningen verzocht om aan te geven of hij bij het inroepen van de schorsing van het geding is opgetreden als advocaat van de (drie) erfgenamen. Daarbij heeft de voorzieningenrechter aangetekend dat als dat niet het geval is geweest, er van schorsing geen sprake is, en als dat wél het geval is (geweest), het op de weg van [eiser] ligt om te bewerkstelligen dat het geding wordt hervat in lijn met artikel 227 lid 1 aanhef en sub b Rv (middels een exploot).

1.7.

In reactie op dit bericht heeft mr. Van Heijningen op 17 april 2024 een akte genomen met de volgende inhoud:

De advocaat van wijlen gedaagde verzoekt eerbiedig akte:

De erven hebben te kennen gegeven de procedure niet voort te zetten.

In reactie daarop heeft mr. Herweijer bij e-mail van 23 april 2024 wederom verzocht om vonnis te wijzen.

1.8.

Bij e-mail van 1 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter aan partijen bericht dat uit de berichtgeving van mr. Van Heijningen niet blijkt dat hij bij het beroep op de schorsing van het kort geding is opgetreden als advocaat van de (drie) erfgenamen van [gedaagde] , zodat er geen schorsing van het kort geding heeft plaatsgevonden. Verder heeft de voorzieningenrechter bericht dat er, conform het verzoek van mr. Herweijer, vonnis zal worden gewezen zonder dat daar een verdere mondelinge behandeling aan zal voorafgaan. De voorzieningenrechter heeft vonnis bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1.

[eiser] en [gedaagde] zijn broers. [eiser] is 82 jaar en [gedaagde] was ten tijde van de mondelinge behandeling 84 jaar. [eiser] en [gedaagde] zijn door erfopvolging ieder voor de helft gerechtigd tot het appartementsrecht met betrekking tot het appartement aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] , kadastraal bekend [gemeente] , [kadastraal nummer] (hierna: het appartement). [gedaagde] was ten tijde van de mondelinge behandeling al ruim 20 jaar woonachtig in het appartement.

2.2.

Bij akte van 14 mei 2022 heeft [gedaagde] een recht van hypotheek op zijn onverdeelde helft van het appartementsrecht gevestigd ten gunste van [eiser] . Dit hypotheekrecht strekt tot zekerheid van terugbetaling van een hoofdsom van € 12.904,02.

2.3.

Bij brief van 24 november 2023 heeft [eiser] bij monde van zijn raadsman aan [gedaagde] bericht dat hij op korte termijn wil komen tot verdeling van het appartement. Die verdeling kan volgens [eiser] worden bewerkstelligd door uitkoop of door verkoop van het appartement met behulp van een makelaar. [gedaagde] heeft daarop bij brief van 30 november 2023 gereageerd dat hij het daar niet mee eens is.

2.4.

Op [datum] 2024 is [gedaagde] overleden.

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert in deze procedure om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

I. te bepalen dat het appartement wordt verkocht aan een derde, waarbij tot verkopend makelaar wordt benoemd makelaarskantoor [bedrijfsnaam] te [plaats] die de vraag- en verkoopprijs bindend voor partijen vaststelt, en dat – bij gebreke van medewerking van [gedaagde] – het te wijzen vonnis in de plaats treedt van de handtekening van [gedaagde] onder de verkoopovereenkomst en de notariële leveringsakte;

II. te bepalen dat de overwaarde van het appartement, dat wil zeggen de verkoopprijs minus de hypotheeklasten en minus de kosten verbonden aan de verkoop en levering, aan ieder van partijen voor de helft toekomt;

III. [gedaagde] te bevelen zijn onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de verkoop van het appartement, waaronder het opvolgen van adviezen van de makelaar tot het verkoop gereed maken en houden van de woning en het onvoorwaardelijk verlenen van toegang aan de makelaar (al dan niet met potentiële kopers), zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per keer dat [gedaagde] niet volledig meewerkt aan adviezen en/of verzoeken van de makelaar, dan wel het weigeren van de toegang.

IV. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.

3.2.

Ter onderbouwing van zijn vorderingen stelt [eiser] dat hij er een spoedeisend belang bij heeft dat de appartement wordt verkocht en de verdeling spoedig plaatsvindt.

3.3.

[gedaagde] voert verweer dat hierna – voor zover van belang – zal worden besproken.

4 De beoordeling van het geschil

5 De beslissing