Rechtbank Gelderland, 29-09-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:5196, 307782
Rechtbank Gelderland, 29-09-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:5196, 307782
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 29 september 2016
- Datum publicatie
- 29 september 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2016:5196
- Zaaknummer
- 307782
Inhoudsindicatie
Wrakingsverzoek afgewezen.
Verzoekster heeft een verzoek tot wraking ingediend, omdat zij, na een akte vermeerdering/ wijziging van eis van de wederpartij geen uitstel kreeg van de rechtbank om in de gelegenheid te worden gesteld op de akte te reageren.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking van verzoekster afgewezen, omdat het enkele feit dat een verzoek tot uitstel is afgewezen onvoldoende grond biedt om een wraking toe te wijzen. Nu verzoekster in dit geval geen concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit volgt dat de rechter bij het geven van deze beslissing vooringenomen was tegen verzoekster of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond, heeft de wrakingskamer geen reden om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter, nog daargelaten dat de rechter nog niet heeft beslist of de akte vermeerdering/wijziging van eis wordt toegestaan.
Uitspraak
beschikking
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/307782/ KG RK 16-818
Beschikking van 29 september 2016
in de zaak van
Control Business Solutions Holding BV,
Gevestigd en kantoorhoudende te Amersfoort,
verzoekster tot wraking,
gemachtigde: dhr. [naam] ,
tegen
mr. W.H. van Empel, in zijn hoedanigheid van rechter
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
het schriftelijke wrakingsverzoek van 2 september 2016;
- -
-
het schriftelijke verweer van mr. W.H. van Empel van 6 september 2016.
Bij de mondelinge behandeling is niemand verschenen.
De heer [naam] is, hoewel correct opgeroepen, niet verschenen. Mr. Van Empel heeft op voorhand laten weten niet te zullen verschijnen.
2 Het wrakingsverzoek
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. W.H. van Empel als rechter in de zaak met zaaksnummer 4445941 CV EXPL 15-14971 tussen verzoekster en Lelie Real Estate BV. Op 18 mei 2016 is in deze zaak tussenvonnis gewezen, waarbij een comparitie van partijen is gelast. Na opvragen van verhinderdagen van beide partijen is op 14 juni 2016 door de rechtbank een brief aan partijen gezonden, waarin staat dat de comparitie op maandag 5 september 2016 om 15:00 zal plaatsvinden.
Bij brief van 19 augustus 2016 zond de gemachtigde van Lelie Real Estate BV (verder: LRE) een akte vermeerdering/wijziging van eis toe, met het verzoek deze akte in behandeling te nemen. Daarbij is aangekondigd dat de akte op de comparitie zal worden toegelicht.
In reactie hierop heeft verzoekster op 22 augustus 2016 verzocht om uitstel van de comparitie om hem in de gelegenheid te stellen op de akte te reageren.
De griffier van de rechtbank heeft verzoekster bericht dat het verzoek om uitstel niet zal worden gehonoreerd. In een email van 23 augustus 2016 wordt voorts aan verzoekster medegedeeld dat de kantonrechter ten aanzien van de akte van LRE naar bevind van zaken zal handelen.
Daarop is door verzoekster, nadat zich een raadsvrouw had gesteld als haar gemachtigde, opnieuw een verzoek om uitstel gedaan, dat wederom werd afgewezen. Telefonisch is daarbij door de griffier (nogmaals) bericht dat de kantonrechter ter zitting naar bevind van zaken zal handelen en dat aan verzoekster, indien daar behoefte aan is, nog de gelegenheid zal worden gegeven om bij akte te reageren op de akte vermeerdering/wijziging van eis van LRE.
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Verzoekster voelt zich in zijn verdediging geschaad, nu het verzoek om uitstel is afgewezen. Het was de rechtbank en de gemachtigde wederpartij bekend dat verzoekster in de periode voor de zitting verhinderd was om de zaken voor te bereiden op een deugdelijke manier. Doordat de wederpartij op een dergelijk laat moment met een vermeerdering van eis is gekomen, en het verzoek om uitstel door de rechter is afgewezen, heeft verzoekster onvoldoende tijd gekregen om de zaak kundig en gedegen voor te bereiden. Nu verzoekster onvoldoende tijd niet heeft gekregen, is hij in zijn verdediging is geschaad.
Mr. Van Empel heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna zover nodig besproken.
3 De beoordeling
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 36 en 37 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoekster concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
De klachten van verzoekster zijn in wezen gericht tegen de beslissing van mr. W.H. van Empel om geen uitstel te verlenen. Het verzoek om uitstel was gedaan in verband met de akte vermeerdering/wijziging van eis door Lelie. Verzoekster wenste tijd om in de gelegenheid te worden gesteld op deze akte te reageren.
Nog daargelaten dat dat mr. Van Empel nog niet heeft beslist of de akte vermeerdering/wijziging van eis wordt toegestaan en hij door de griffier heeft laten meedelen dat indien nodig/gewenst CBS de gelegenheid zal krijgen om later bij akte te reageren op de akte van vermeerdering/wijziging van eis, overweegt de wrakingskamer dat het enkele feit dat het verzoek om uitstel is afgewezen, onvoldoende grond biedt om een wraking toe te wijzen.
De (on)juistheid van een procedurele beslissing biedt in beginsel geen grond voor wraking. Deze beslissing kan slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek als uit de procedurele beslissing blijkt van vooringenomenheid van de rechter die deze beslissing heeft genomen.
Nu verzoekster geen concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit volgt dat mr. Van Empel bij het geven van deze beslissing vooringenomen was tegen verzoekster of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond, heeft de wrakingskamer geen reden om te twijfelen aan de onpartijdigheid van mr. Van Empel en moet het verzoek worden afgewezen.