Home

Rechtbank Gelderland, 05-07-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:3526, 05/880003-17

Rechtbank Gelderland, 05-07-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:3526, 05/880003-17

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
5 juli 2017
Datum publicatie
6 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2017:3526
Zaaknummer
05/880003-17

Inhoudsindicatie

Rechtbank Gelderland heeft een 41-jarige man uit Rheden veroordeeld voor het bedreigen van zijn echtgenote en voor het neersteken en schoppen van hun buurman. Hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk zijn opgelegd. Nadat hij zijn straf heeft uitgezeten, moet de man zich laten behandelen voor o.a. de manier waarop hij met zijn emoties omgaat, moet hij meewerken aan begeleid wonen en mag hij geen contact met zijn buurman hebben.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Arnhem

Parketnummer : 05/880003-17

Datum uitspraak : 5 juli 2017

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedatum 1] 1975 te [geboorteplaats] ,

wonende te [adres] , [woonplaats 1]

thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem,

raadsvrouw: mr. Y. Eryilmaz, advocaat te Arnhem.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 juni 2017.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 31 december 2016 te Rheden, althans in Nederland, ter uitvoering

van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, van het leven te beroven, met dat opzet, (telkens) meermalen, althans éénmaal met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in en/of in de richting van de (linker)zij en/of de rug en/of de heup en/of de borst/long(en) en/of de hand(en), in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of geprikt en/of (vervolgens) in/op/tegen het hoofd/gezicht heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:

hij op of omstreeks 31 december 2016 te Rheden, althans in Nederland, aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten een klaplong en/of een kaakbreuk en/of meerdere steekwonden in (onder andere) de (linker)zij en/of de rug en/of de heup en/of de borst/long(en) en/of de hand(en), heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1] :

 met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp te steken en/of te prikken en/of;

 (vervolgens) in/op/tegen het hoofd te trappen en/of schoppen;

2.

hij op of omstreeks 31 december 2016 te Rheden, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend:

 een mes uit zijn, verdachtes, binnenzak gepakt en/of;

 (vervolgens) dat mes aan voornoemde [slachtoffer 2] getoond en/of;

 (vervolgens) die [slachtoffer 2] (van achteren) beetgepakt en/of;

 (vervolgens) het mes op/tegen de keel van die [slachtoffer 2] gezet/gehouden en/of;

 (vervolgens) toen die [slachtoffer 2] viel zijn knie op haar been geplaatst om haar in bedwang te houden en/of;

 (vervolgens) (nogmaals) (de punt van) het mes op/tegen de keel van die [slachtoffer 2] gezet/gehouden en/of;

 (daarbij) tegen die [slachtoffer 2] gezegd 'ik wil dat je bij mij blijft, ik wil niet dat je bij me weggaat' en/of woorden van gelijk strekking;

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs 1

Ten aanzien van feit 1

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Verdachte heeft op 31 december 2016 in Rheden [slachtoffer 1] meermalen met een mes gestoken. Daarbij werd [slachtoffer 1] geraakt in zijn borst, zijn linkerheup en zijn rug. Daarnaast heeft verdachte een harde trap gegeven tegen het hoofd van [slachtoffer 1] .2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot moord. Volgens de officier van justitie kan wel bewezen worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de eveneens primair ten laste gelegde poging tot doodslag.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde niet kan worden bewezen, omdat er geen sprake is geweest van voorwaardelijk opzet aan de zijde van verdachte op de dood van [slachtoffer 1] . De verdediging heeft verder gesteld dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling heeft begaan.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank acht op basis van de verklaring van verdachte, de aangifte en de letselbeschrijving wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] meermalen heeft gestoken met een mes en dat hij [slachtoffer 1] keihard tegen zijn hoofd heeft geschopt.

Opzet

De vraag die de rechtbank zal moeten beantwoorden is of verdachte het opzet – al dan niet in voorwaardelijke zin – op levensberoving heeft gehad. Nu verdachte stelt dat hij geen vol opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] en de rechtbank geen aanwijzingen heeft dat dat wel het geval is geweest, moet zij onderzoeken of verdachte wellicht voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] .

Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg (in dit geval het van het leven beroven van [slachtoffer 1] ) is aanwezig, indien een verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat een verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan deze kans is niet alleen vereist dat een verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het niet anders kan zijn dan dat een verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.

Op de camerabeelden die van de steekpartij zijn gemaakt, is te zien dat verdachte in het wilde weg op de romp van [slachtoffer 1] insteekt en dat verdachte, nadat de worsteling tussen hem en [slachtoffer 1] tot een einde is gekomen en [slachtoffer 1] ineengezakt tegen zijn auto zit, [slachtoffer 1] keihard tegen het hoofd schopt.3 Verdachte heeft [slachtoffer 1] in zijn borst, rug en linkerheup gestoken. Uit de letselinterpretatie volgt dat [slachtoffer 1] hierdoor onder andere een klaplong heeft opgelopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat letsels toegebracht aan of in de borstkas en de daarin liggende organen potentieel levensbedreigend kunnen zijn. Daarnaast was de schop tegen het hoofd van [slachtoffer 1] keihard. De fractuur van de buitenste wand van de kaakholte die bij [slachtoffer 1] is geconstateerd past bij stomp geweld, zoals slaan, stompen, trappen of vallen tegen een hard voorwerp. Stomp geweld tegen het hoofd kan in principe tot potentieel levensbedreigend letsel leiden door een hersenkneuzing, door bloedingen in de hersenen of van vaten tussen de hersenvliezen of/en de hersenen, of door zwelling van de hersenen waardoor inklemming kan ontstaan.4

De rechtbank is dan ook van oordeel dat met de door verdachte verrichte handelingen een aanmerkelijke kans is geweest dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat zowel het steken in de romp, als het schoppen tegen het hoofd van een ander kan leiden tot de dood van die ander. Gelet op het – ondanks hevig verzet van [slachtoffer 1] – met grote agressie insteken op het lichaam van [slachtoffer 1] , gevolgd door een krachtige schop tegen het hoofd van [slachtoffer 1] , is de rechtbank van oordeel dat het naar zijn uiterlijke verschijningsvorm niet anders kan zijn dan dat verdachte de kans op een dodelijk gevolg bewust heeft aanvaard.

Het standpunt van de raadsvrouw dat voorwaardelijk opzet niet kan worden bewezen, omdat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wordt door de rechtbank verworpen. Hiertoe is van belang dat niet aannemelijk is geworden dat bij verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken.

De rechtbank acht dus bewezen dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] .

Voorbedachte raad

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte op enig moment het besluit heeft genomen [slachtoffer 1] te doden en de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de tenlastelegging voor zover die ziet op poging tot moord.

Conclusie

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.

Ten aanzien van feit 2

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Op 31 december 2016 is verdachte zijn echtgenote, [slachtoffer 2] , achterna gelopen in Rheden. Hij heeft een mes uit zijn binnenzak gehaald en heeft [slachtoffer 2] van achter beetgepakt. [slachtoffer 2] is toen gevallen.5

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Beoordeling door de rechtbank

Aangeefster [slachtoffer 2] heeft – naast hetgeen volgt uit de vastgestelde feiten – ook verklaard dat verdachte tegen haar zei: “Ik wil dat je bij mij blijft, ik wil niet dat je bij me weggaat,” of iets dergelijks.6

Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij het mes een centimeter of 30 van de keel van [slachtoffer 2] heeft gehouden.7 Verdachte heeft ook verklaard dat hij tegen [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd dat ze alleen maar hem (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) wilde.8

Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte een mes uit zijn binnenzak heeft gehaald en dat aan [slachtoffer 2] heeft getoond. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] van achteren heeft beet gepakt, dat hij zijn knie op haar been heeft geplaatst om haar in bedwang te houden en dat hij tegen haar gezegd heeft: “ik wil dat je bij me blijft, ik wil niet dat je bij me weggaat,” of woorden van gelijke strekking. Dat verdachte tweemaal het mes op de keel van [slachtoffer 2] zou hebben gezet vindt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank zal verdachte van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.

3 Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

1. Primair

hij op of omstreeks 31 december 2016 te Rheden, althans in Nederland, ter uitvoering

van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, van het leven te beroven, met dat opzet, (telkens) meermalen, althans éénmaal met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in en/of in de richting van de (linker)zij en/of de rug en/of de heup en/of de borst/ en de long(en) en/of de hand(en), in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of geprikt en/of (vervolgens) in/op/tegen het hoofd/gezicht heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

hij op of omstreeks 31 december 2016 te Rheden, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend:

 een mes uit zijn, verdachtes, binnenzak gepakt en/of;

(vervolgens) dat mes aan voornoemde [slachtoffer 2] getoond en/of;

(vervolgens) die [slachtoffer 2] (van achteren) beetgepakt en/of;

(vervolgens) het mes op/tegen de keel van die [slachtoffer 2] gezet/gehouden en/of;

(vervolgens) toen die [slachtoffer 2] viel, zijn knie op haar been geplaatst om haar in bedwang te houden en/of;

(vervolgens) (nogmaals) (de punt van) het mes op/tegen de keel van die [slachtoffer 2] gezet/gehouden en/of;

(daarbij) tegen die [slachtoffer 2] gezegd 'ik wil dat je bij mij blijft, ik wil niet dat je bij me weggaat' en/of woorden van gelijke strekking;

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van feit 1:

poging tot doodslag.

Ten aanzien van feit 2:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5 De strafbaarheid van de feiten

6 De strafbaarheid van de verdachte

7 Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

8 De toegepaste wettelijke bepalingen

9 De beslissing