Home

Rechtbank Gelderland, 10-08-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:3521, AWB - 18 _ 1694

Rechtbank Gelderland, 10-08-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:3521, AWB - 18 _ 1694

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
10 augustus 2018
Datum publicatie
13 augustus 2018
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2018:3521
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1694

Inhoudsindicatie

Eiser moet als belanghebbende worden aangemerkt bij een kapvergunning ook al woont hij niet direct aan het perceel waar de bomen staan die zullen worden gekapt.

Eiser heeft zijn stelling omtrent de filterende werking van bomen en de gevolgen van de kap van die bomen voldoende heeft onderbouwd met rapportages van deskundigen. Verweerder heeft er niets tegenover gesteld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiser wel als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb kan worden aangemerkt. Hij ondervindt namelijk gevolgen van enige betekenis als de bomen worden gekapt.

Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen in haar uitspraak van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271, is het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit (hier: het kappen van bomen), in beginsel belanghebbende is bij een besluit dat betrekking heeft op die activiteit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef-, of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 18/1694

in de zaak tussen

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen te Nijmegen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 november 2017 heeft verweerder de omgevingsvergunning verleend voor het kappen van 62 Italiaanse populieren.

Bij besluit van 20 februari 2018 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2018. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de bezwaren van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat hij geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

2. Eiser heeft dit besluit in beroep gemotiveerd onder verwijzing naar literatuur bestreden.

3. De kapvergunning ziet op het kappen van 62 Italiaanse populieren langs het fietspad tussen de [locatie] (aan de zuidzijde) te Nijmegen.

4. De rechtbank stelt vast dat het perceel van eiser niet direct grenst aan het perceel waar de bomen staan die zullen worden gekapt. Evenmin bevindt het zich in de onmiddellijke nabijheid van de te kappen bomen. Eiser heeft geen zicht op de te kappen bomen. Hij woont op ongeveer 200 meter afstand ervan. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen in haar uitspraak van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271, is het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit (hier: het kappen van bomen), in beginsel belanghebbende is bij een besluit dat betrekking heeft op die activiteit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef-, of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.

5. Eiser heeft gewezen op de filterende werking van een bomenrij als de Italiaanse populieren aan de Industrieweg. Fijnstof wordt door de bomen weggefilterd. Daardoor ontstaat een beschermd gebied achter deze bomen. Hij verwijst naar literatuur op dit punt, waaronder de brochure Bomen, een verademing voor de stad en een samenvattende rapportage Effecten van groenelementen op de luchtkwaliteit. Zijn huis bevindt zich in dat beschermde gebied, aldus eiser.

6. Verweerder heeft zich verweerd door te stellen dat eiser zijn stellingen met onvoldoende objectieve gegevens heeft onderbouwd en dat de kap van de bomenrij hooguit een indirect effect kan hebben op de leefomgeving van omwonenden.

7. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser zijn stelling omtrent de filterende werking van bomen en de gevolgen van de kap van die bomen voldoende heeft onderbouwd met rapportages van deskundigen. Verweerder heeft er niets tegenover gesteld. De rechtbank weet niet wat verweerder bedoelt met zijn stelling dat het effect indirect is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiser wel als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb kan worden aangemerkt. Hij ondervindt namelijk gevolgen van enige betekenis als de bomen worden gekapt.

8. De slotsom is dat het beroep gegrond is. De beslissing op bezwaar dient te worden vernietigd. Verweerder dient binnen twaalf weken opnieuw op het bezwaar van eiser te beslissen.

9. Van proceskosten aan de zijde van eiser is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigt de beslissing op bezwaar en bepaalt dat verweerder binnen twaalf weken na verzending van deze uitspraak zijn beslissing op bezwaar aan eiser bekendmaakt;

- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht groot € 170,- aan hem vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Jue, rechter, in tegenwoordigheid van H. de Groot, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.