Home

Rechtbank Gelderland, 28-08-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:3823, 7542828

Rechtbank Gelderland, 28-08-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:3823, 7542828

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
28 augustus 2019
Datum publicatie
28 augustus 2019
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2019:3823
Zaaknummer
7542828

Inhoudsindicatie

CAO recht. Nietige of onrechtmatige CAO(bepalingen)? Mocht CAO AVV worden verklaard? Werkgeversbijdrage ogv CAO in strijd met Dienstenrichtijn/-wet/artikel 56 WVEU? Is gedaagde gebonden aan de CAO? Verjaring? Vaststellen van bijdrage ism WBB of AVG?

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaakgegevens 7542828 \ CV EXPL 19-2371 \ 520 \ 682

uitspraak van

vonnis

in de zaak van

de stichting

FCB Dienstverlenen in Arbeidsmarktvraagstukken

gevestigd te Utrecht

eisende partij in conventie

verwerende partij in voorwaardelijke reconventie

gemachtigde mr. M.H.D. Vergouwen

tegen

de besloten vennootschap

Kinderopvangcentrum de Speelboerderij B.V.

gevestigd te Heelsum

gedaagde partij in conventie

eisende partij in voorwaardelijke reconventie

vertegenwoordigd door J.R. Machielse.

Partijen worden hierna FCB en het Kinderopvangcentrum genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 20 maart 2019 en de daarin genoemde processtukken

- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie ingekomen op 7 mei 2019

- de comparitie van partijen van 28 mei 2019, alwaar J.R. Machielse het woord heeft gevoerd aan de hand van pleitaantekeningen.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Het Kinderopvangcentrum is een vennootschap die op 12 december 2003 is opgericht en die diensten aanbiedt die vallen onder de Wet Kinderopvang.

2.2.

FCB is een stichting die is opgericht met als doel het bevorderen, (doen) uitvoeren en (eventueel) (mede) financieren van activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van:

- een optimale werking van de arbeidsmarkt in de sectoren Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang,

- goede arbeidsverhoudingen en arbeidsomstandigheden in de sectoren Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang,

- een goede uitvoering en een optimaal functioneren van de arbeidsvoorwaarden vervat in de CAO’s Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang,

- een optimale werking van de Wet op de ondernemingsraden in de sectoren Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang.

Deze doelen zijn opgenomen in de statuten, die als bijlage I bij de CAO Fonds Collectieve Belangen Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang (hierna: de CAO FCB) zijn gevoegd.

FCB stelt haar diensten beschikbaar aan alle werkgevers en werknemers in de sectoren Sociaal Werk, Jeugdzorg en Kinderopvang en stelt zich mede ten doel het (doen) innen van gelden en het verwerven van fondsen casu quo subsidies ter financiering van voornoemd doel.

2.3.

Bepalingen uit de CAO FCB zijn sinds de oprichting van FCB in 1992 algemeen verbindend verklaard door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, voor zover thans van belang in de periodes van 5 april 2012 t/m 31 december 2014, 1 januari 2015 t/m 31 december 2015, 1 januari 2016 t/m 31 december 2017, 22 juni 2016 t/m 31 december 2017, 20 december 2017 t/m 31 december 2018 en 1 januari 2019 t/m 31 december 2020.

2.4.

De CAO FCB is, zo volgt uit artikel 2 van de CAO FCB (dat algemeen verbindend is verklaard), van toepassing op iedere werkgever en werknemer van onder meer – kort gezegd – ondernemingen die tegen vergoeding kinderopvang verzorgen. De uitvoering van (het doel van) de CAO FCB is, zo luidt artikel 4, eerste lid CAO FCB (dat ook algemeen verbindend is verklaard), opgedragen aan FCB en geschiedt volgens de bepalingen van de statuten en het reglement van FCB, die als bijlage I en II aan de CAO FCB zijn gehecht.

2.5.

De volgende artikelen in de CAO FCB zijn eveneens algemeen verbindend verklaard:

Artikel 3 Doel

(…)

2. De in het eerste lid bedoelde activiteiten bestaan binnen het doel van de Stichting uit het bevorderen, (doen) uitvoeren en (eventueel) (mede-)financieren van:

(…)

f. - het verrichten van scholings- en vormingsactiviteiten ten behoeve van de werknemer als bedoeld in artikel 1 teneinde een goede werking van de arbeidsmarkt en de employability van de werknemer in de sector te bevorderen;

- het verrichten van beroepsgerichte scholingsactiviteiten ten behoeve van de werknemer als bedoeld in artikel 1 en het bevorderen van de kwaliteit hiervan en de deelneming hieraan, teneinde de vakbekwaamheid in de sector te bevorderen;

- het verrichten van scholingsactiviteiten ten behoeve van de werkgever als bedoeld in artikel 1 en van de ondernemingsraad c.q. personeelsvertegenwoordiging, teneinde een goede toepassing van uit de CAO voortvloeiende overlegverplichtingen op ondernemingsniveau en arbeidsvoorwaarden te bevorderen;

Artikel 5 Verplichtingen werkgever

De werkgever is gehouden de door de Stichting in het kader van de doelstelling (van deze collectieve arbeidsovereenkomst) gevraagde (loonsom) gegevens te verstrekken en de bijdrage, als bedoeld in artikel 7, te voldoen die de werkgever aan de Stichting verschuldigd is, overeenkomstig datgene wat te dezer zake in de statuten en het reglement van de Stichting is of wordt bepaald, alsmede zal zich ook overigens moeten houden aan het bepaalde in de statuten en het reglement van de Stichting.

Artikel 6 Rechten werkgever en werknemer

Iedere werkgever en werknemer heeft het recht deel te nemen aan c.q. gebruik te maken van (de resultaten van) de door de Stichting gefinancierde activiteiten als bedoeld in artikel 3.

Artikel 7 Bijdrage

1. De werkgever is per kalenderjaar aan de Stichting een werkgeversbijdrage (A-premie) verschuldigd van 0,086% van de totale loonsom van alle in dienst van de werkgever zijnde werknemers, met dien verstande dat deze bijdrage niet lager wordt gesteld dan € 15.

3. De wijze van vaststelling, verstrekken van (loonsom)gegevens over, alsmede de betaling c.q. invordering van de verschuldigde bijdrage is nader geregeld in het reglement van de Stichting, dat als Bijlage II aan deze CAO is gehecht en daarvan deel uitmaakt. Daarin is ook vastgelegd op welke wijze een B-premie voor werkgevers kan worden vastgesteld.

2.6.

In het (algemeen verbindend verklaarde) reglement van FCB is onder meer bepaald:

Artikel 3 Opgave gegevens en vaststelling bijdrage

1. De werkgever is verplicht op de tijdstippen, op de wijze en over de tijdvakken als door de Stichting bepaald de (loonsom)gegevens te verstrekken die de Stichting nodig acht om de door de werkgever voor het doel van de Stichting verschuldigde bijdrage vast te stellen, alsmede in dat kader iedere medewerking te verlenen die door de Stichting noodzakelijk of gewenst wordt geacht. Indien de werkgever nalaat de gevraagde gegevens tijdig te verstrekken, is de Stichting bevoegd deze gegevens naar beste vermogen vast te stellen en te vermeerderen met een opslag welke door het bestuur van de Stichting is vastgesteld op 10%.

2. De gegevens die de werkgever op grond van het voorgaande lid verstrekt c.q. geacht wordt te hebben verstrekt dienen uitsluitend ter bepaling van de door de werkgever verschuldigde bijdrage.

3. De Stichting deelt het te betalen bedrag van de bijdrage schriftelijk aan de werkgever mede, met mededeling van de termijn waarbinnen betaling dient te geschieden. De werkgever is verplicht de door hem over een kalenderjaar verschuldigde bijdrage te voldoen vóór de door de Stichting vastgestelde datum. De Stichting is bevoegd van de werkgever te vorderen, dat deze op door de Stichting vast te stellen tijdstippen en tot door de Stichting vast te stellen bedragen voorschotten op de verschuldigde bijdrage zal betalen.

4. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage of het van hem gevorderde voorschot is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in gebreke. De Stichting is dan bevoegd te vorderen:

- rente over het verschuldigde bedrag van de maand af dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn, alsmede

- vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de Wet.

De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke interessen bedoeld in artikel 119 jo. 120 boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, dat geldt voor de periode waarover de rente door de Stichting wordt gevorderd. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op maximaal 35,70% van het verschuldigde bedrag met een minimum van € 44,03 (inclusief BTW), afhankelijk van de grootte van de hoofdsom inclusief rente.

Artikel 4 Realisering doelstelling en werkwijze

1. De Stichting verwezenlijkt het in artikel 3 van de statuten genoemde doel door het toekennen van financiële middelen aan organisaties die activiteiten als bedoeld in deze doelstelling verrichten.

2. Een aanvraag om toekenning van financiële middelen als bedoeld in het eerste lid dient schriftelijk bij het bestuur van de Stichting te worden ingediend en wel als volgt:

- voor een incidentele financiering: zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit een financieringsaanvraag in te dienen;

- voor een structurele of periodieke financiering: jaarlijks voor de eerste oktober voorafgaand aan het jaar waarop de financieringsaanvraag betrekking heeft.

Bij de aanvraag dient een begroting betreffende de (voorgenomen) aanwending van de aangevraagde financiële middelen te worden meegezonden die is gespecificeerd volgens de in artikel 3 van de statuten genoemde activiteiten/bestedingsdoelen.

3. Betreffende de (plaatsgevonden) besteding van de ontvangen financiële middelen dient schriftelijk bij het bestuur van de Stichting een verklaring te worden ingediend en wel als volgt:

- voor een incidentele financiering: zo spoedig mogelijk na de besteding van de middelen;

- voor een structurele of periodieke financiering: jaarlijks voor de eerste juli volgend op het jaar waarop de financieringsaanvraag betrekking had.

De verklaring moet zijn gespecificeerd volgens de in artikel 3 van de statuten genoemde activiteiten/bestedingsdoelen en dient te zijn gecontroleerd door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid. De verklaring maakt geïntegreerd onderdeel uit van het (financieel) jaarverslag.

2.7.

Op 29 november 2013 heeft FCB het Kinderopvangcentrum een factuur ten bedrage van € 609,81 gestuurd ten behoeve van de bijdrage voor het jaar 2012. Het Kinderopvangcentrum heeft deze factuur onbetaald gelaten. Dit geldt ook voor de facturen ten aanzien van de bijdragen over de jaren 2013 t/m 2017. Partijen hebben hierover uitvoerig gecorrespondeerd, waarbij het Kinderopvangcentrum de rechtmatigheid van de facturen uitdrukkelijk heeft betwist.

3 De vordering in conventie

3.1.

FCB vordert in conventie dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

I. het Kinderopvangcentrum veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan FCB te voldoen een bedrag aan openstaande facturen van € 4.051,36, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag primair vanaf de vervaldatum van de facturen, subsidiair vanaf de dag van deze dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening;

II. het Kinderopvangcentrum veroordeelt in de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van

€ 607,70 inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van deze dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;

III. het Kinderopvangcentrum veroordeelt in de kosten van deze procedure.

3.2.

FCB legt aan haar vorderingen ten grondslag dat het Kinderopvangcentrum als werkgever op grond van de artikelen 5 en 7 CAO FCB gehouden is om jaarlijks 0,086% van de totale loonsom van alle in dienst zijnde werknemers als bijdrage aan FCB te voldoen. FCB vordert dan ook nakoming van die bepalingen.

3.3.

Het Kinderopvangcentrum voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De vordering in voorwaardelijke reconventie

6 De beslissing