Home

Rechtbank Gelderland, 26-09-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:4320, 356445

Rechtbank Gelderland, 26-09-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:4320, 356445

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
26 september 2019
Datum publicatie
2 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2019:4320
Zaaknummer
356445

Inhoudsindicatie

Ontslag statutair bestuurder, toets redelijke grond, ernstig verwijtbaar handelen of nalaten werknemer, loon bij gefixeerde schadevergoeding, gedeeltelijke transitievergoeding naar maatstaven redelijkheid en billijkheid.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaakgegevens C/05/356445/ HA RK \ 498 \ 42690

uitspraak van 26 september 2019

beschikking

in de zaak van

[verzoekende partij]

wonende te [woonplaats]

verzoekende partij

advocaat mr. D.B. Muller

en

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[naam verwerende partij]

[adres]

verwerende partij

advocaat mr. J.M. Blok

Partijen worden hierna [verzoekende partij] en [naam verwerende partij] genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift gericht tegen [naam verwerende partij] , met producties, ingekomen op 11 juli 2019;

- het verweerschrift van [naam verwerende partij] , met producties, ingekomen op 22 augustus 2019;

- de akte houdende overlegging producties en aanvulling verzoek, ingekomen op 26 augustus 2019;

- de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 27 augustus 2019 waar [verzoekende partij] is verschenen, bijgestaan door mr. Muller en waar namens [naam verwerende partij] zijn verschenen [mw. A] en [dhr. B] , bijgestaan door mr. Blok. Beide advocaten hebben het woord gevoerd aan de hand van pleitnotities welke zijn overgelegd. Bij aanvang van de mondelinge behandeling hebben partijen besproken dat het verzoek geacht moet worden te zijn gericht tegen [naam verwerende partij] . [naam verwerende partij] wordt daarom als verwerende partij aangemerkt.

1.2.

Beschikking is bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

[verzoekende partij] is op 15 juni 1993 in dienst getreden bij (de rechtsvoorgangster van) [naam verwerende partij] . [verzoekende partij] is begonnen als Medewerker onderhoudscontracten en heeft intern carrière gemaakt. Vanaf 2007 heeft hij uitsluitend internationale functies bekleed. De laatst vervulde functie van [verzoekende partij] is die van [naam bedrijf 3] . Sinds 2010 is [verzoekende partij] (tevens) statutair bestuurder van [naam verwerende partij] in [adres] .

2.2.

Het door [verzoekende partij] laatstelijk verdiende salaris bedraagt € 15.341,- bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiebijslag, 3% eindejaarsuitkering, een (variabele) bonusregeling, een bijdrage in de pensioenpremie van € 1.281,19 en compensatie excedent pensioen ten bedrage van € 1.781,80 en overige emolumenten.

2.3.

Op woensdag 24 april 2019 werd [verzoekende partij] , in de laatste pauze van een tweedaagse meeting in [plaats 1] , door zijn leidinggevende, [dhr. C] (president [naam bedrijf 1] ) , verzocht om mee te lopen voor een gesprek. Tijdens dat gesprek, waarbij ook [mw. A] (Vice President Human Resources [naam bedrijf 2] ) en [mw. A] (Legal Counsel [naam bedrijf 1] aanwezig waren werd [verzoekende partij] geconfronteerd met twee klachten ter zake van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. Een van de klachten betrof uitlatingen van [verzoekende partij] tijdens een etentje van zijn (internationaal samengestelde) team in Utrecht op 26 maart 2019. [verzoekende partij] was daar, als superieur, met zijn teamleden bijeen. Een van de teamleden was de jongere [mw. X] [verder: [mw. X] ]. Zij had een lagere positie dan [verzoekende partij] .

De inhoud van de klacht en hetgeen [verzoekende partij] tijdens het etentje tegen haar, in aanwezigheid van de andere teamleden zou hebben gezegd, werd hem tijdens het hiervoor genoemde gesprek verteld. De tweede klacht betrof een incident dat zich zou hebben voorgedaan tijdens een werk gerelateerde meerdaagse Salesbijeenkomst in Praag, in augustus 2017. De naam van klaagster(s) werd, ondanks het verzoek van [verzoekende partij] , niet bekend gemaakt. [verzoekende partij] werd vervolgens direct op non-actief gesteld en per taxi naar het vliegveld gebracht. [naam verwerende partij] overhandigde hem tevens een concept vaststellingsovereenkomst. [verzoekende partij] heeft die niet getekend.

2.4.

Op 29 april 2019 vond een telefoongesprek plaats tussen [mw. A] [verder: [mw. A] ] en [verzoekende partij] . Zij informeerde [verzoekende partij] nader over de klacht in verband met het uitje in Praag. Ook vertelde zij dat de klachten door een en dezelfde collega waren ingediend, namelijk [mw. X] .

2.5.

Bij e-mail van 3 mei 2019 aan de gemachtigde van [verzoekende partij] heeft [mw. A] een (nadere) toelichting gegeven op de klachten. In dit bericht wordt verwezen naar een verklaring van [mw. X] . De tekst van de verklaring van [mw. X] van 17 april 2019 luidt:

“Incident 1:

During an [naam bedrijf 2] Sales Conference in Prague, CZ, August 21-23 2017.

This happened during the first evening of the conference on Monday August 21.

After dinner several of the [naam bedrijf 2] colleagues went to a bar/disco. I think around 23.00, I do not recall the name of the bar.

Several of us are dancing on the basement dance floor of the bar when I ask [verzoekende partij] why he is not dancing, he replies that he is such a good dancer that he doesn’t want others to feel bad. I laugh at this. He then spills his drink over me and while I am trying to clean it up with napkins he says to me: It is not the Swedisch way. He then says: I want it and I know you want it too. I do not say anything, I leave and go upstairs. In the bar upstairs I go stand next to some other colleagues in the bar when [verzoekende partij] comes and stands next to me on my right side and he puts his jacket over my shoulders and then immediately I feel his hand under the jacket on my buttocks. I take the jacket off my shoulders and go sit next to a colleague at a table by the bar. I ask another colleague to sit next to me on the other side.

Incident 2:

During a work dinner in Utrecht, NL, on Tuesday March 26 2019. I think around 21.00, in the restaurant Selamat makan.

We are finalizing the dinner and passing around the dessert which is fried bananas. [verzoekende partij] offers me a banana. I say no thank you, that I don’t want a banana and that I don’t want to put it on my plate with the left overs from diner. He repeats that I should have a banana, I accept the banana and I put it/balance it on my spoon. He then tells me to eat it whole, to put it in my mouth whole like deep throat, and then; film her, film her. I put the banana down, I did not say anything.”

2.6.

[verzoekende partij] heeft daartoe uitgenodigd tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders [verder: AvA] op 13 mei 2019, waar zijn ontslag stond geagendeerd, voor zover van belang, het volgende verklaard:

[...]

- ‘The Utrecht-incident: I truly regret what happened in Utrecht. I cannot explain why I said this. We were all having a good time. Some alcohol was involved. This must have influenced me. I never had the intention to offend someone.

- The Prague-incident: I cannot recall this, this is so not me and I deny that this happened.’

[…]

2.7.

Na de AvA is [verzoekende partij] nog diezelfde dag ontslagen als statutair bestuurder, zowel vennootschapsrechtelijk als arbeidsrechtelijk. Bij brief van 13 mei 2019 is dit ontslag aan hem bevestigd, is geschreven dat daaraan ten grondslag ligt dat [verzoekende partij] (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld. [naam verwerende partij] heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd met onmiddellijke ingang onder de toezegging om, nu zij de opzegtermijn van vier maanden niet in acht nam, het loon over de opzegtermijn te zullen uitbetalen.

3 Het verzoek en het verweer

3.1.

[verzoekende partij] verzoekt, na akte aanvulling en na vermindering van zijn verzoek ter zitting, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

- voor recht te verklaren dat [naam verwerende partij] aan hem verschuldigd is een transitievergoeding (artikel 7:673 BW) ten bedrage van € 279.824,-- bruto, onder aftrek van het bedrag van € 86.690,99 bruto dat reeds is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente;

en [naam verwerende partij] te veroordelen om aan hem te betalen:

 een billijke vergoeding (artikel 7:682 lid 3 BW) van € 419.736,- bruto, althans een in redelijkheid vast te stellen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente;

 een gefixeerde schadevergoeding (artikel 7:670 lid 10 BW) van € 147.423,31 bruto, althans in redelijkheid vast te stellen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente;

 een bedrag van € 95.832,90 bruto ter zake van achterstallig loon en openstaande vakantiedagen, onder aftrek van het al betaalde bedrag van € 18.751,56 bruto, althans een in redelijkheid vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente, de rente ook over de wettelijke verhoging, tegen behoorlijk bewijs van kwijting en onder verstrekking van deugdelijk gespecificeerde loonstroken;

 een bedrag van € 7.938,13, bij wijze van schadevergoeding ex artikel 7:611 BW, te vermeerderen met wettelijke rente;

 een bedrag van € 11.500,- netto ter zake van immateriële schade;

 de kosten van de procedure, te vermeerderen met de verschuldigde nakosten en wettelijke rente over de proceskosten en nakosten indien deze niet binnen een termijn van een week na het wijzen van de beschikking door [naam verwerende partij] zijn voldaan.

[verzoekende partij] legt aan zijn verzoeken, samengevat, ten grondslag dat een redelijke grond voor het ontslag ontbreekt, de opzegtermijn niet in acht is genomen, hij recht heeft op achterstallig loon en uitbetaling van nog openstaande vakantiedagen en dat [naam verwerende partij] ernstig verwijtbaar en/of in strijd met goed werkgeverschap heeft gehandeld door, samengevat, de arbeidsovereenkomst te beëindigen en de wijze waarop dit is gebeurd, als gevolg waarvan [naam verwerende partij] gehouden is een billijke vergoeding en/of (immateriële) schadevergoeding te voldoen.

3.2.

[naam verwerende partij] concludeert tot afwijzing van de verzoeken van [verzoekende partij] . Aan haar verweer legt [naam verwerende partij] , samengevat, ten grondslag dat sprake is van een redelijke grond voor opzegging, te weten verwijtbaar handelen door [verzoekende partij] (artikel 7:669 lid 3 sub e BW). Bovendien kwalificeert dat handelen als ernstig verwijtbaar zodat [verzoekende partij] geen aanspraak heeft op de transitievergoeding. [naam verwerende partij] betwist dat zij jegens [verzoekende partij] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten en/of in strijd met goed werkgeverschap heeft gehandeld. De door hem verzochte billijke vergoeding en/of schadevergoeding moet worden afgewezen. Ook de verzochte gefixeerde schadevergoeding, achterstallig loon c.a. moeten worden afgewezen. [naam verwerende partij] heeft de bedragen waar [verzoekende partij] bij einde dienstverband recht op had reeds betaald. In zijn verzoek tot vergoeding van immateriële schade dient [verzoekende partij] niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat het te laat is ingediend, althans dat moet worden afgewezen omdat van reputatie- en/of psychische schade geen sprake is, aldus [naam verwerende partij] . [naam verwerende partij] verzoekt [verzoekende partij] te veroordelen in de kosten van de procedure.

4 De beoordeling

5 De beslissing