Home

Rechtbank Gelderland, 22-01-2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:450, 7818264/HA VERZ 19-41

Rechtbank Gelderland, 22-01-2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:450, 7818264/HA VERZ 19-41

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
22 januari 2020
Datum publicatie
28 januari 2020
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2020:450
Zaaknummer
7818264/HA VERZ 19-41

Inhoudsindicatie

Arbeidsrecht WWZ. Werkgever behoort tot groep van besloten vennootschappen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Nijmegen

Zaakgegevens: 7818264 / HA VERZ / 19-41

Grosse aan: mr. C.V.J. Bux

Afschrift aan: mr. H.C.J. Oomen

Verzonden d.d.

beschikking d.d. 22 januari 2020 van de kantonrechter

in de zaak van

de heer [verzoeker]

wonende te Cuijk

verzoeker

gemachtigde: Stichting Achmea Rechtsbijstand t.a.v. mr. C.V.J. Bux

tegen

1.

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Rijnaarde Global Trading & Logistics B.V.

gevestigd te Beuningen Gld

2.

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

K3 B.V.

verweerders,

gemachtigde: mr. H.C.J. Oomen

Partijen worden hierna [verzoeker] Rijnaarde en K3 genoemd.

1 Het verdere verloop van de procedure

Dit verloop blijkt uit:

-

de tussenbeschikking van 8 oktober 2019 (hierna: de tussenbeschikking)

-

het proces-verbaal van het op 10 december 2019 gehouden getuigenverhoor.

2 De verdere beoordeling

2.1

Hetgeen in de tussenbeschikking is overwogen en beslist wordt gehandhaafd.

2.2

Zoals in de tussenbeschikking onder rechtsoverweging 4.2 reeds is overwogen en beslist zal [verzoeker] in zijn verzoeken tegen K3 niet ontvankelijk worden verklaard zoals hieronder is vermeld.

Gelet op het relatief geringe gewicht van dit geschilpunt zal worden bepaald dat [verzoeker] en K3 in het geding tussen hen ieder de eigen proceskosten dragen.

Billijke vergoeding

2.3

Zoals in de tussenbeschikking onder rechtsoverweging 4.6.2 is overwogen en beslist zal de verzochte billijke vergoeding worden afgewezen.

Transitievergoeding

2.4

In de tussenbeschikking is in rechtsoverweging 4.10.1 overwogen en beslist dat de jaarlijkse bonus van twee maandsalarissen dient te worden meegerekend bij de vaststelling van de transitievergoeding.

2.5

Rijnaarde is in de tussenbeschikking toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat zij moet worden aangemerkt als een kleine werkgever in de zin van artikel 7:673a lid 2 BW.

Rijnaarde heeft daartoe de volgende getuigen laten horen:

-

de heer [naam getuige 1];

-

mevrouw [naam getuige 2];

-

de heer [naam getuige 3].

2.6

De beoordeling spitst zich blijkens rechtsoverweging 4.10.2 van de tussenbeschikking toe op de vraag of Rijnaarde zich terecht heeft beroepen op haar stelling dat zij niet behoort tot de in artikel 24 lid 1 van de Ontslagregeling bedoelde ‘groep’. Daarmee wordt gedoeld op een groep in de zin van artikel 2:24b BW. Om van een groep te kunnen spreken dient er sprake te zijn van economische eenheid (waarvoor niet is vereist dat zij naar buiten toe als eenheid optreedt), van organisatorische verbondenheid, dat wil zeggen dat er integratie in de groepsorganisatie heeft plaatsgevonden, en van centrale leiding (een hiërarchische organisatiestructuur op grond waarvan een gemeenschappelijk structuur wordt gevoerd). Als zij daartoe niet behoort valt zij onder de categorie kleine werkgevers in artikel 7:673a lid 2 BW.

Uit de vaststaande feiten en uit hetgeen de getuigen hebben verklaard zijn de volgende feiten en omstandigheden af te leiden:

- alle aandelen van Rijnaarde worden gehouden door K3 Delta B.V.;

- de middellijk bestuurder/enig aandeelhouder van de groep via een Stichting Administratiekantoor is de heer J[naam bestuurder 1];

- bestuurders van Rijnaarde zijn [naam bestuurders Rijnaarde sub 1] (alleen/ zelfstandig bevoegd), K3 Delta B.V. (alleen/zelfstandig bevoegd) en de [naam bestuurder Rijnaarde sub 3] (gezamenlijk bevoegd);

- de heer [naam getuige 1] heeft op het kantoor van K3 Delta B.V. gemiddeld eenmaal per twee weken zakelijk overleg met de heer J[naam bestuurder 1];

- de onderdelen van de groep, waaronder Rijnaarde, brengen een geconsolideerde jaarrekening uit, naast de eigen jaarrekening;

- maandelijks worden de financiële gegevens van de controller van Rijnaarde naar de controller van K3 Delta gestuurd, die ze verwerkt in de maandelijkse geconsolideerde gegevens;

- de salarisadministratie van Rijnaarde wordt gevoerd door K3 Delta B.V. en de personeelsfunctionaris adviseert Rijnaarde in personeelskwesties;

- de onderdelen van de groep, waaronder Rijnaarde, vormen een fiscale eenheid;

- een aantal onderdelen van de groep, waaronder Rijnaarde, behoren tegenover de bankinstelling tot een cashpool, waarbij een eventuele roodstand bij de een wordt gecompenseerd door een positieve stand bij de ander (een B.V. kan niet beschikken over de bankrekening van een andere B.V.);

- de controller van K3 Delta B.V., is binnen het gebruikte vier-ogen principe gemachtigd de benodigde tweede handtekening te zetten voor bankbetalingen vanaf de bankrekening van Rijnaarde;

- sinds de aandelenoverdracht in oktober 2017 heeft Rijnaarde dezelfde accountant als K3 Delta B.V.;

- naar buiten presenteert Rijnaarde zich als afzonderlijke onderneming, waarbij onderaan op briefpapier, visitekaartjes en dergelijke staat vermeld dat zij een K-3 onderneming is.

2.7

Op grond van deze vaststaande feiten is er naar het oordeel van de kantonrechter, naast de centrale zeggenschap door middel van het middellijk 100% aandeelhouderschap binnen de groep, sprake van een zodanige verwevenheid dat Rijnaarde deel uitmaakt van een groep van vennootschappen. Aan het hoofd van die groep staat K3 Delta B.V., althans de heer J[naam bestuurder 1]. Uit de verklaringen van de getuigen zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die deze constatering kunnen ontzenuwen. Dat Rijnaarde vanuit haar specifieke kennis, ervaring en daardoor verkregen plek in haar branche zelfstandig opereert, neemt immers niet weg dat zij behoort tot een groep van vennootschappen.

Vast staat dat de groep in de periode van 1 juli 2017 tot en met 31 december 2017 in totaal gemiddeld meer dan 25 werknemers had.

2.8

Uit het voorgaande volgt dat Rijnaarde niet kan worden aangemerkt als een kleine werkgever als bedoeld in artikel 7:673a lid 2 BW. Dat betekent dat de wijze van berekening van de transitievergoeding ook op dit punt moet worden gevolgd zoals door [verzoeker] gehanteerd.

Het voorgaande leidt ertoe dat de nog te betalen aanvulling op de verschuldigde transitievergoeding uitkomt op het verzochte bedrag van € 43.935,86 bruto. Dat bedrag zal worden toegewezen.

Bonussen

2.9

Zoals in de tussenbeschikking in rechtsoverweging 4.10.1 ter zake van de vaststelling van de transitievergoeding al werd overwogen dient de bonus te worden aangemerkt als een vaste looncomponent. Immers, in artikel 3.2 van de schriftelijke arbeidsovereenkomst is vastgelegd dat [verzoeker] recht heeft op een jaarlijkse bonus van twee maanden per jaar. Dit is later in een aanpassing van de arbeidsovereenkomst op 11 september 2008 nog nader vastgelegd: “bonus aangepast naar -> ter hoogte van vast twee bruto maandsalarissen.”

Indien hierop, ondanks de nadruk op het woord “vast” toch een uitzondering zou gelden in geval van langdurige arbeidsongeschiktheid of afhankelijkheid van bedrijfsresultaten dan had het op de weg van Rijnaarde gelegen om dat duidelijk schriftelijk vast te leggen. Ook de stelling dat Rijnaarde voornemens is geweest de bonus aan te passen maakt het voorgaande niet anders, nu daarover geen overeenstemming is bereikt. Op grond van het voorgaande

heeft [verzoeker] ook over de jaren 2017 en 2018 recht op de contractuele bonus zodat het bedrag van € 23.000,00 bruto zal worden toegewezen.

Vakantiedagen

2.10

In de tussenbeschikking is onder rechtsoverweging 4.8 overwogen en beslist dat [verzoeker] aanspraak heeft op uitbetaling van het opgebouwde saldo van 75,25 vakantiedagen. Hierbij dient, met partijen, te worden uitgegaan van een bedrag van € 265,32 per dag. Dat betekent dat toegewezen zal worden een bedrag van € 19.965,33 bruto. Rijnaarde heeft te kennen gegeven dat zij het volgens haar verschuldigde bedrag zal betalen. Het is niet duidelijk of er ter zake hiervan een bedrag is ontvangen. Daarom zal hierna worden vermeld dat een eventueel ter zake van dit onderdeel aan [verzoeker] betaald bedrag op het voorgaande in mindering komt.

2.11

De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen, omdat daartegen geen afzonderlijk gemotiveerd verweer is gevoerd.

2.12

De door partijen aangevoerde argumenten die in het voorgaande niet aan de orde zijn gekomen, behoeven geen bespreking, nu deze, in het licht van hetgeen is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kunnen leiden.

2.13

Rijnaarde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, te berekenen naar rato van de toegewezen bedragen.

De beschikking zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

Hetgeen meer of anders is verzocht zal worden afgewezen.

3 De beslissing

De kantonrechter:

3.1

verklaart [verzoeker] niet ontvankelijk in zijn verzoeken ingesteld tegen K3 B.V.

3.2

bepaalt dat [verzoeker] en K3 in het geding tussen hen ieder de eigen proceskosten dragen;

3.3

veroordeelt Rijnaarde tot betaling aan [verzoeker] van € 43.935,86 bruto ter zake van het nog verschuldigde deel van de transitievergoeding;

3.4

veroordeelt Rijnaarde tot betaling aan [verzoeker] van € 23.000,00 bruto aan bonussen over 2017 en 2018;

3.5

veroordeelt Rijnaarde tot betaling aan [verzoeker] van € 19.965,33 bruto ter zake van vergoeding voor opgebouwde niet opgenomen verlofdagen, waarop in mindering strekt hetgeen ter zake hiervan inmiddels is betaald;

3.6

veroordeelt Rijnaarde tot betaling van de wettelijke rente over de onder 3.3, 3.4 en 3.5 genoemde bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;

3.7

veroordeelt Rijnaarde in de proceskosten, tot aan deze beschikking aan de zijde van [verzoeker] vastgesteld op:

griffierecht € 486,00

salaris € 1.800,00 (3 punten maal tarief € 600,00)

3.8

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

3.9

wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;

Deze beschikking is gegeven door mr. M.C.J. Heessels, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 januari 2020 in aanwezigheid van de griffier.

conc: mh