Home

Rechtbank Gelderland, 21-05-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:3292, 9031945

Rechtbank Gelderland, 21-05-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:3292, 9031945

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
21 mei 2021
Datum publicatie
13 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2021:3292
Zaaknummer
9031945

Inhoudsindicatie

WWZ. Uitzendovereenkomst. Vaste urenomvang, 7:628a lid 5 BW. Verzoek vernietiging opzegging en nevenverzoeken afgewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaakgegevens 9031945 \ HA VERZ 21-22 \ 512 \ 34124

uitspraak van 21 mei 2021

beschikking

in de zaak van

[verzoeker]

wonende te [woonplaats 1]

verzoekende partij

gemachtigde mr. J.A. van Ham

procederende krachtens toevoegingsnummer [toevoegingsnummer]

en

de besloten vennootschap [verweerder]

gevestigd te [vestigingsplaats]

verwerende partij

gemachtigde mr. R. van Viersen

Partijen worden hierna [verzoeker] en [verweerder] genoemd.

1 De procedure

1.1.

Op 5 februari 2021 heeft [verzoeker] een verzoekschrift met producties 1 tot en met 9 bij de rechtbank ingediend strekkende tot vernietiging van het gegeven ontslag met nevenverzoeken.

1.2.

Bij brief van 18 maart 2021 heeft de gemachtigde van [verzoeker] producties 10 en 11 in het geding gebracht.

1.3.

Bij brief van 18 maart 2021 heeft de gemachtigde van [verzoeker] producties 12 tot en met 14 in het geding gebracht.

1.4.

[verweerder] heeft op 12 april 2021 een verweerschrift met producties 1 tot en met 8 ingediend.

1.5.

Bij e-mail van 20 april 2021 heeft de gemachtigde van [verweerder] een aanvullende productie in het geding gebracht.

1.6.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 april 2021. [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door mr. J.A. van Ham en in aanwezigheid van een tolk, mevrouw [naam tolk] . [verweerder] is bijgestaan door mr. R. van Viersen en vertegenwoordigd door de heer [naam 1] , de heer [naam 2] , de heer [naam 3] mevrouw [naam 4] , in aanwezigheid van een tolk, mevrouw [naam tolk 2] . Partijen hebben hun standpunten toegelicht, mr. Van Ham aan de hand van spreekaantekeningen.

1.7.

Ten slotte is de datum van de beschikking bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

[verweerder] exploiteert een uitzendonderneming. Zij zendt voornamelijk arbeidskrachten uit in de glas- en tuinbouw.

2.2.

[verzoeker] is op 14 oktober 2019 in dienst getreden bij [verweerder] , laatstelijk tegen een uurloon van € 9,70 bruto. [verzoeker] heeft haar werkzaamheden uitgevoerd bij Champi-mer te Kesteren. In de overeenkomst is, voor zover relevant, opgenomen:

“(…) Temporary work agreement (phase A) without application of the principle of automatic termination of the work agreement in case of discontinuation of temporary work and exclusion of the obligation of continuous remuneration.

That the Employer will make the Employee available to a third party (third parties) for the Employee to perform work under its (their) management.

1. Duration period and termination by virtue of the law (phase A)

This Temporary Work Agreement enters into force as of 14.10.19 and it is concluded for the period of 1 week.

This Temporary Work Agreement terminates by virtue of the law in the following cases:

a. In case of Employer’s or Employee’s termination with consideration of agreement duration period (the termination may be both written and oral).

b. At the moment when the work has been performed for 78 weeks.

c. On the day when the Employee reaches 67 years of age.

(…)

3. Exclusion of the obligation of continuous remuneration payment.

Article 7:628 BW (Civil Code) shall not apply.(…)”

2.3.

Op de overeenkomst is de ABU-CAO van toepassing.

2.4.

In september 2020 is [verzoeker] tijdelijk niet werkzaam in opdracht van [verweerder] in verband met verblijf in het buitenland. Op 2 oktober 2020 wordt tussen partijen opnieuw een overeenkomst gesloten die inhoudelijk overeenkomt met de overeenkomst van 14 oktober 2019.

2.5.

[verzoeker] verrichtte haar werkzaamheden in ploegendienst. Tussen partijen is discussie ontstaan over de aanvang van de werkzaamheden, transport en de beschikbaarheid van [verzoeker] . Vanaf 7 december 2020 is door [verweerder] geen salaris meer voldaan.

2.6.

Op 20 april 2021 schrijft de heer [naam 5] , werkzaam bij inlener Champi-mer aan mevrouw [naam 6] bij wie [verzoeker] te werk was gesteld:

“Destijds is er gekozen om mevrouw [verzoeker] uit te plannen i.v.m. gebrek aan flexibiliteit in haar werktijden. Mevrouw [verzoeker] heeft meerdere malen aangegeven de starttijd van 5:00 ochtends niet te kunnen nakomen.”

3 Het verzoek en het verweer

3.1.

[verzoeker] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

primair:

I. de opzegging c.q. het gegeven ontslag c.q. de eindiging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen c.q. nietig te verklaren;

II. [verweerder] te gebieden om binnen 1 week na de datum van de beschikking aan [verzoeker] een schriftelijk of elektronisch aanbod voor een vaste urenomvang te doen, die tenminste of gelijk is aan de gemiddelde omvang van de arbeid in de periode van 14 oktober 2019 tot 14 oktober 2020;

III. [verweerder] te veroordelen tot de doorbetaling van het loon van € 1.506,35 bruto per maand vanaf 7 december 2020 tot aan de datum waarop de arbeidsovereenkomst van partijen op rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd, vermeerderd met 50% vertragingsrente en met de wettelijke rente;

IV. [verweerder] te veroordelen om aan [verzoeker] tegen het einde van de dienstbetrekking een transitievergoeding conform de wet te betalen;

V. [verweerder] te veroordelen in de proceskosten;

Subsidiair, voor het geval de arbeidsovereenkomst op 7 december 2020 is geëindigd:

VI. aan [verzoeker] een bedrag te betalen dat gelijk is aan het bedrag van het geld in vastgesteld loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, c.q. om aan werknemer de aanzegvergoeding van 10 dagen loon te betalen;

VII. aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen;

VIII. [verweerder] te veroordelen in de proceskosten.

3.2.

[verzoeker] legt aan haar primaire verzoeken ten grondslag dat zij met [verweerder] een arbeidsovereenkomst voor de duur van 78 weken is aangegaan. De overeenkomst is tussentijds opzegbaar met inachtneming van een opzegtermijn van een maand. Op 7 december 2020 heeft [verweerder] de overeenkomst met [verzoeker] beëindigd omdat zij problemen ervoer met werktijden en het vervoer van haar woonadres naar het werk. Aan het ontslag ligt geen redelijke grond ten grondslag. Bovendien was er de mogelijkheid om [verzoeker] te herplaatsen in een passende functie. Verder heeft [verweerder] bij de opzegging ten onrechte geen opzegtermijn in acht genomen. Ten slotte heeft [verweerder] [verzoeker] ten onrechte geen aanbod voor een vaste urenomvang gedaan, zodat [verzoeker] over de periode dat [verweerder] daarmee in verzuim is gebleven recht heeft op het loon over de vaste urenomvang.

Ter aanzien van de subsidiaire verzoeken, in het geval dat wordt geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is geëindigd, heeft [verzoeker] recht op de wettelijke transitievergoeding. Ook was [verweerder] op grond van de ABU-cao gehouden een aanzegtermijn van tien dagen in acht te nemen. Dat heeft zij nagelaten zodat [verweerder] over die periode nog loon aan [verzoeker] verschuldigd is, aldus [verzoeker] .

3.3.

[verweerder] heeft aangevoerd dat [verzoeker] werkzaam was op basis van een uitzendovereenkomst fase A telkens voor de duur van een week. Deze overeenkomst werd telkens stilzwijgend met een week verlengd, indien en voor zover [verzoeker] haar werkzaamheden zonder tegenspraak voortzette. Omdat inlener Champi-mer ging afschalen, heeft [verweerder] aan [verzoeker] laten weten dat er daar voor haar geen werk meer was. Vervolgens heeft [verweerder] gezocht naar ander werk voor [verzoeker] maar [verzoeker] heeft dat aanbod niet geaccepteerd. Na 7 december 2020 heeft [verzoeker] geen werkzaamheden meer verricht voor [verweerder] . De overeenkomst met [verzoeker] is daardoor niet verlengd en op rechtsgeldige wijze geëindigd. Het verzoek om vernietiging van het ontslag moet dan ook worden afgewezen. Datzelfde geldt voor het verzochte loon over de opzegtermijn nu geen sprake is van een onregelmatige opzegging. [verzoeker] heeft evenmin recht op de aanzegvergoeding nu deze niet verschuldigd is bij een overeenkomst die korter duurt van zes maanden. Nu de arbeidsovereenkomst is geëindigd heeft [verzoeker] geen recht op loondoorbetaling. Ook het verzoek tot vaststelling van een vaste urenomvang moet worden afgewezen. Een dergelijk verzoek kan enkel worden ingediend indien iemand nog in dienst is. Bovendien heeft [verzoeker] het door [verweerder] op 14 oktober 2020 gedane aanbod voor een vaste urenomvang nooit geaccepteerd, aldus [verweerder] . Tot slot voert [verweerder] aan dat [verzoeker] de arbeidsovereenkomst zelf niet heeft willen verlengen omdat zij niet bij DHL in Zaltbommel wilde werken. Daarom heeft zij geen recht op een transitievergoeding.

4 De beoordeling

5 De beslissing