Home

Rechtbank Gelderland, 14-10-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:5455, 9379483

Rechtbank Gelderland, 14-10-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:5455, 9379483

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
14 oktober 2021
Datum publicatie
3 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2021:5455
Zaaknummer
9379483

Inhoudsindicatie

Ontbinding en billijke vergoeding, ernstig verwijtbaar handelen door werkgever. Seksuele intimidatie, eenzijdig terugplaatsen in lagere functie en niet nakomen re-integratieverplichtingen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaakgegevens 9379483 \ HA VERZ 21-163 \ 42693 \ 28195

uitspraak van 14 oktober 2021

beschikking

in de zaak van

de besloten vennootschap [verz./verw.tegenverz.]

gevestigd te Tiel

verzoekende partij, tevens verwerende partij in het tegenverzoek

gemachtigde mr. G.S. Snippe

en

[verw./verz.tegenverzoek]

wonende te [plaats]

verwerende partij, tevens verzoekende partij in het tegenverzoek

gemachtigden mr. H.I. van den Heuvel-Boonstra en mr. R. Wetzer

Partijen worden hierna [verz./verw.tegenverz.] en [verw./verz.tegenverzoek] genoemd.

1 De procedure

1.1.

[verz./verw.tegenverz.] heeft een verzoekschrift (met producties 1 tot en met 17) ingediend, ter griffie ontvangen op 3 augustus 2021, gericht tegen [verw./verz.tegenverzoek] .

1.2.

[verw./verz.tegenverzoek] heeft een verweerschrift met tegenverzoeken (met producties 1 tot en met 17) ingediend.

1.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 september 2021. De gemachtigde van [verw./verz.tegenverzoek] heeft voorafgaand aan de zitting bij brief van 10 september 2021 producties 18 en 19 overgelegd. De gemachtigde van [verz./verw.tegenverz.] heeft voorafgaand aan de zitting bij brief van 14 september 2021 producties 18 tot en met 25 overgelegd. Ter zitting hebben beide gemachtigden een pleitnota respectievelijk spreekaantekeningen voorgedragen en overgelegd.

1.4.

De beschikking is bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

Mevrouw [verw./verz.tegenverzoek] , geboren op [geboortedatum] , treedt op 14 juni 2011 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) [verz./verw.tegenverz.] in de functie van tandartsassistente, laatstelijk tegen een salaris van € 3.125,44 bruto per maand.

2.2.

De heer [betrokkene1] (hierna: [betrokkene1] ) is tandarts en – middels [betrokken bedrijf 1] . – enig aandeelhouder en bestuurder van [verz./verw.tegenverz.] .

2.3.

Vanaf september 2017 gaat [verw./verz.tegenverzoek] naast haar werk als tandartsassistente ook een paar dagen per week als praktijkmanager bij [verz./verw.tegenverz.] werken.

2.4.

In de periode vanaf 1 december 2017 tot 6 december 2017 reist [verw./verz.tegenverzoek] met [betrokkene1] naar Amerika, Phoenix Arizona, voor een driedaagse cursus. Tijdens deze reis heeft [betrokkene1] [verw./verz.tegenverzoek] seksueel geïntimideerd.

2.5.

Na deze reis is op verzoek van [verw./verz.tegenverzoek] besloten dat zij in de tandartspraktijk niet meer op één kamer met [betrokkene1] hoeft samen te werken.

2.6.

[verw./verz.tegenverzoek] ontvangt vanaf 1 januari 2018 een hoger salaris in verband met haar werkzaamheden - naast haar werkzaamheden als assistente - als praktijkmanager.

2.7.

Op 24 mei 2018 vindt een functioneringsgesprek plaats. Bij dit gesprek zijn [verw./verz.tegenverzoek] , [betrokkene1] en [betrokkene2] (praktijkmanager) aanwezig. [verw./verz.tegenverzoek] neemt dit gesprek op en uit de transcriptie van deze geluidsopname blijkt dat er is gesproken over de (tijdelijk stopgezette) samenwerking tussen [verw./verz.tegenverzoek] en [betrokkene1] en of [verw./verz.tegenverzoek] hem al weer zou kunnen assisteren. [verw./verz.tegenverzoek] heeft tijdens dit gesprek aangegeven dat zij het niet zo prettig vindt om samen met hem zo dicht op elkaar in één kamer te werken. De werksituatie blijft daarom ongewijzigd, in die zin dat [verw./verz.tegenverzoek] [betrokkene1] niet assisteert.

2.8.

[betrokkene1] vertelt [verw./verz.tegenverzoek] op 3 september 2018 dat hij niet tevreden is over haar werkzaamheden als praktijkmanager. [verz./verw.tegenverz.] verlaagt het salaris van [verw./verz.tegenverzoek] met ingang van 1 september 2018.

2.9.

[verw./verz.tegenverzoek] voert op 6 september 2018 een gesprek met [betrokkene2] over het omkleedgedrag van [betrokkene1] in de gezamenlijke kleedruimtes.

2.10.

Op 27 september 2018 meldt [verw./verz.tegenverzoek] zich ziek.

2.11.

Bij vonnis van 11 juli 2019 oordeelt de voorzieningenrechter voorshands dat [verz./verw.tegenverz.] niet gerechtigd was tot de eenzijdige wijziging van de arbeidsovereenkomst van [verw./verz.tegenverzoek] per 1 september 2018. [verz./verw.tegenverz.] is onder meer veroordeeld om achterstallig salaris, inclusief de haar onthouden salarisverhoging per 1 januari 2019, aan [verw./verz.tegenverzoek] te betalen.

2.12.

In april/mei 2020 vindt mediation plaats tussen partijen.

2.13.

UWV beslist dat [verw./verz.tegenverzoek] per 24 september 2020 geen WIA-uitkering kan krijgen.

2.14.

In het arbeidsdeskundig rapport van UWV d.d. 4 januari 2021 staat het volgende.

4. Beoordeling resultaat en inspanning

(…)

Zijn de inspanningen van de werkgever voldoende?

Ik vind de inspanningen van de werkgever onvoldoende. Ik heb de volgende tekortkomingen geconstateerd.

De werkgever heeft onvoldoende aan re-integratie gedaan wegens onterecht gestelde ‘geen benutbare mogelijkheden’ door de bedrijfsarts en de werkgever heeft geen passende maatregelen genomen bij het niet of onvoldoende meewerken aan re-integratie door de werknemer.

5. Deugdelijke grond

De werkgever voert als reden van de tekortkomingen aan dat hij het advies van de bedrijfsarts heeft gevolgd?.

Ik vind dit geen deugdelijke grond, omdat de werkgever te allen tijde verantwoordelijk is voor de verzuimbegeleiding en re-integratie van de werknemer ook als hij deze belegt bij anderen.

(…)

6. Conclusie

De werkgever heeft niet genoeg gedaan om de werknemer te re-integreren en heeft daarvoor geen deugdelijke grond.

2.15.

Op 22 maart 2021 vraagt [verz./verw.tegenverz.] een ontslagvergunning aan voor [verw./verz.tegenverzoek] wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. UWV weigert bij beslissing van 4 juni 2021 toestemming om de arbeidsovereenkomst met [verw./verz.tegenverzoek] op te zeggen. UWV oordeelt dat [verz./verw.tegenverz.] niet aannemelijk heeft gemaakt dat [verw./verz.tegenverzoek] binnen 26 weken de bedongen werkzaamheden niet in aangepaste vorm kan verrichten.

3 Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek

3.1.

[verz./verw.tegenverz.] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. de tussen [verz./verw.tegenverz.] en [verw./verz.tegenverzoek] bestaande arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn te ontbinden wegens de daarvoor aangevoerde redelijke grond;

II. bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de duur gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de ontbindingsbeschikking;

III. te bepalen dat [verw./verz.tegenverzoek] recht heeft op ten hoogste een transitievergoeding van € 11.322,37;

IV. te bepalen dat [verz./verw.tegenverz.] de transitievergoeding in [aantal termijnen met een maximale totale duur van zes maanden] aan [verw./verz.tegenverzoek] mag voldoen;

V. [verw./verz.tegenverzoek] te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen.

3.2.

[verz./verw.tegenverz.] legt – kort samengevat – het volgende aan haar verzoeken ten grondslag. [verz./verw.tegenverz.] stelt dat sprake is van een redelijke grond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 BW voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, te weten: langdurige arbeidsongeschiktheid (b-grond), verstoorde arbeidsverhouding (g-grond) of een combinatie van omstandigheden, zodanig dat in redelijkheid niet van [verz./verw.tegenverz.] kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (i-grond). Ter zitting heeft [verz./verw.tegenverz.] de grondslag van haar verzoek aangepast, in die zin dat zij niet langer de primair/subsidiaire volgorde van de b-grond en g-grond handhaaft. Ter onderbouwing van de b-grond stelt [verz./verw.tegenverz.] dat UWV ten onrechte de ontslagvergunning heeft geweigerd. [verz./verw.tegenverz.] stelt daarnaast dat het incident in 2017, de functiewijziging, de klachten die [verw./verz.tegenverzoek] ondervindt en heeft ondervonden alsmede de gevoerde mediation tot de conclusie leiden dat er sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding.

3.3.

[verw./verz.tegenverzoek] voert gemotiveerd verweer. [verw./verz.tegenverzoek] verzet zich niet tegen het ontbindingsverzoek van [verz./verw.tegenverz.] voor zover dat is gebaseerd op de g-grond. Ook [verw./verz.tegenverzoek] is van mening dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. [verw./verz.tegenverzoek] voert daarbij aan dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verz./verw.tegenverz.] . [verw./verz.tegenverzoek] legt hieraan de volgende omstandigheden ten grondslag. [betrokkene1] heeft haar in december 2017 in Amerika seksueel geïntimideerd, bij [verz./verw.tegenverz.] was er sprake van een onveilige werksituatie, [verz./verw.tegenverz.] heeft haar ten onrechte de taken van praktijkmanager afgenomen en het daarbij horende salaris verlaagd, [verz./verw.tegenverz.] heeft haar vervolgens ten onrechte geen salarisverhoging uitbetaald, [verz./verw.tegenverz.] is de re-integratieverplichtingen niet nagekomen en [verz./verw.tegenverz.] heeft ten onrechte een ontslagvergunning aangevraagd, aldus [verw./verz.tegenverzoek] .

3.4.

[verw./verz.tegenverzoek] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

- de arbeidsovereenkomst tussen [verz./verw.tegenverz.] en [verw./verz.tegenverzoek] te ontbinden met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn, te weten drie maanden;

- voor recht te verklaren dat [verw./verz.tegenverzoek] recht heeft op de wettelijke transitievergoeding per de einddatum van haar dienstverband en te bepalen dat [verz./verw.tegenverz.] deze in een keer dient te voldoen aan [verw./verz.tegenverzoek] , onder behoorlijk bewijs van kwijting;

- [verz./verw.tegenverz.] te veroordelen tot het opstellen en uitbetalen van een eindafrekening waarin opgebouwde niet genoten vakantiedagen en vakantiegeld worden uitbetaald;

- aan [verw./verz.tegenverzoek] een billijke vergoeding toe te kennen van € 362.525,19 bruto en € 17.012,13 netto, dan wel een bedrag door de kantonrechter in goede justitie bepaald, en te bepalen dit bedrag in een keer te voldoen aan [verw./verz.tegenverzoek] ;

- [verz./verw.tegenverz.] te veroordelen tot het toesturen van salarisspecificaties van bovengenoemde vorderingen; en

- [verz./verw.tegenverz.] te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen.

3.5.

Op de standpunten van partijen in het tegenverzoek zal hierna worden ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing