Rechtbank Gelderland, 13-09-2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:6117, 10201892 \ CV EXPL 22-8220
Rechtbank Gelderland, 13-09-2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:6117, 10201892 \ CV EXPL 22-8220
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 13 september 2023
- Datum publicatie
- 14 november 2023
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2023:6117
- Zaaknummer
- 10201892 \ CV EXPL 22-8220
Inhoudsindicatie
Overgang van onderneming. Uitleg concurrentiebedingen. Werkgever in de uitzendbranche heeft in strijd met artikel 7:663 BW voor wat betreft het concurrentiebeding ten nadele van werkneemster afgeweken van de eerdere arbeidsovereenkomst en bovendien niet gehandeld als goed werkgever door werkneemster niet op haar rechten te wijzen. Aangezien de bescherming van de werknemer bij overgang van onderneming op grond van Europeesrechtelijke interpretatie van openbare orde is, is het nieuwe concurrentiebeding op grond van artikel 3:40 lid 1 BW nietig. Werkgever kan zich daar dan ook niet op beroepen. Werkneemster heeft het geldende (oude) concurrentiebeding niet geschonden. De KR wijst de vordering van werkgever tot betaling van boetes af.
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10201892 \ CV EXPL 22-8220
Vonnis van 13 september 2023
in de zaak van
[eis. conv./ged. reconv.] ,
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
hierna te noemen: [eis. conv./ged. reconv.] ,
gemachtigde: mr. F.J. van Wijk,
tegen
[ged. conv./eis. reconv.] ,
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [ged. conv./eis. reconv.] ,
gemachtigde: mr. M.C. Waterink.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 januari 2023
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de brief met aanvullende producties 11 tot en met 13 namens [ged. conv./eis. reconv.] .
De zaak is mondeling behandeld op de zitting van 22 juni 2023. Verschenen zijn [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) namens [eis. conv./ged. reconv.] , bijgestaan door mr. Van Wijk en mr. L.F. Bos, en [ged. conv./eis. reconv.] , bijgestaan door mr. Waterink. Mr. Van Wijk en mr. Waterink hebben pleitaantekeningen voorgedragen en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat verder op de zitting is besproken.
Na de mondelinge behandeling is de zaak aangehouden in afwachting van nader overleg tussen partijen. Mr. Waterink heeft de rechtbank op 6 juli 2023 bericht dat partijen geen minnelijke schikking hebben getroffen. Vervolgens heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis wordt gewezen.
2 De feiten
[eis. conv./ged. reconv.] houdt zich bezig met het verzorgen van uitvaarten, het stichten en exploiteren van uitvaartcentra, crematoria, begraafplaatsen en andere gebouwen.
[ged. conv./eis. reconv.] treedt op 16 november 2017 voor bepaalde tijd in dienst bij [eis. conv./ged. reconv.] , de rechtsvoorganger van [eis. conv./ged. reconv.] , in de functie van uitvaartverzorger. Na twee jaarcontracten wordt haar arbeidsovereenkomst per 1 november 2019 voor onbepaalde tijd voortgezet.
In artikel 10 van de arbeidsovereenkomst van 1 november 2019 staat het volgende:
“(…)
De werknemer zal zonder schriftelijke toestemming van werkgever enerzijds gedurende de arbeidsovereenkomst en anderzijds gedurende het tijdvak van twaalf (12) maanden na het beëindigen daarvan, niet in enigerlei vorm een eigen zaak gelijk of gelijksoortig bedrijf van werkgever vestigen, drijven of doen drijven, of daarin of daarvoor enigerlei wijze werkzaam zijn binnen het werkgebied van werkgever. Intentie van dit artikel is te voorkomen dat werknemer met de kennis en ervaring opgedaan bij en op kosten van werkgever, een eigen onderneming start, of op enigerlei wijze voor eigen rekening en risico eigen cliënten werft en/of bedient conform dit in loondienst bij werkgever wordt uitgevoerd.
Het is de werknemer verboden om gedurende een periode van één (1) jaar na afloop van deze arbeidsovereenkomst op enigerlei wijze zakelijke werkzaam te zijn in het werkgebied van werkgever zoals vastgelegd in het franchise contract met Monuta.
Medewerker zal zich zowel gedurende als na afloop van het dienstverband niet negatief uitlaten over werkgever, collega’s, cliënten of leveranciers, (ook niet in sociale media) waardoor deze direct of indirect schade lijden.
Bij overtreding van de in 10.2, 10.3, 10.4 en 10.5 omschreven verboden, is de werknemer aan werkgever een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare verschuldigd van € 2.500 (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro) voor elke overtreding, plus € 500 (vijfhonderd euro) voor elke dat dat de overtreding voortduurt, zonder dat de werkgever gehouden zal zijn schade te bewijzen en onverminderd het recht van de werkgever om schadevergoeding te vorderen, indien en voor zover deze schade het bedrag aan boeten overtreft.”
Op 7 januari 2020 is sprake van een overgang van onderneming, waarbij de activiteiten van [eis. conv./ged. reconv.] worden ingebracht in de nieuw opgerichte onderneming [eis. conv./ged. reconv.] .
Op 25 februari 2020 ondertekent [ged. conv./eis. reconv.] een nieuwe arbeidsovereenkomst (met als ingangsdatum 1 maart 2020) met [eis. conv./ged. reconv.] . In artikel 16 van deze arbeidsovereenkomst is een non-concurrentie- en relatiebeding opgenomen dat als volgt luidt:
“ Artikel 16. Non-concurrentie- en relatiebeding
1. Behoudens schriftelijke ontheffing van werkgever is het werknemer zowel tijdens zijn arbeidsovereenkomst met werkgever alsmede gedurende een jaar na het einde daarvan verboden direct of indirect op welke wijze dan ook - in dienstbetrekking, als zelfstandige en in elke ander hoedanigheid - tegen betaling of om niet werkzaam te zijn voor, adviezen te verstrekken aan, betrokken te zijn bij en/of een belang bij of aandeel te hebben in een onderneming die:
a. gevestigd is in een cirkel met een straal van 25 km gemeten van het adres van de standplaats van werknemer of het adres van locatie van werkgever van waaruit werknemer zijn werkzaamheden verricht; èn
b. één of meer soortgelijke of vergelijkbare activiteiten ontplooit of naar verwachting zal ontplooien als de activiteiten van werkgever en/of een met werkgever gelieerde onderneming.
2. Behoudens schriftelijke ontheffing van werkgever is het werknemer gedurende één jaar na het einde van deze arbeidsovereenkomst verboden contacten te leggen of te onderhouden, mede te leggen of te onderhouden of zodanige adviezen aan derden te geven dat deze contacten door derden gelegd of onderhouden kunnen worden, met bestaande relaties van werkgever of van de met werkgever gelieerde ondernemingen.
3. Onder het begrip “bestaande relaties” wordt verstaan: alle relaties waarmee werkgever of één van de met haar gelieerde ondernemingen in de twee jaar voorafgaande aan het einde van deze arbeidsovereenkomst contacten onderhield, die beoogden te leiden tot of resulteerden in een zakelijke transactie.
(…)
5. Bij overtreding van de bedingen, opgenomen in lid 1 en 2, verbeurt werknemer ten gunste van werkgever een dadelijk, zonder sommatie of ingebrekestelling, opeisbare boete groot € 10.000,- (zegge: tienduizend euro) voor elke overtreding, vermeerderd met € 500,- (zegge: vijfhonderd euro) voor elke dag gedurende welke de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van werkgever om in plaats van deze boete volledige schadevergoeding te vorderen.”
Op 29 november 2021 zegt [ged. conv./eis. reconv.] haar arbeidsovereenkomst - zowel mondeling als schriftelijk - op tegen 1 februari 2022.
Op 1 februari 2022 treedt [ged. conv./eis. reconv.] voor onbepaalde tijd in dienst bij [betrokken bedrijf 1] (hierna: [betrokken bedrijf 1] ) in de functie van uitvaartverzorger.
Bij vonnis in kort geding van 27 september 2022 veroordeelt de voorzieningenrechter [ged. conv./eis. reconv.] (onder andere) om binnen 24 na betekening van dat vonnis de werkzaamheden ten behoeve van [betrokken bedrijf 1] te staken en gestaakt te houden tot en met 31 januari 2023 en tot het betalen van een dwangsom aan [eis. conv./ged. reconv.] van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan deze veroordeling voldoet (met een maximum van € 25.000,00).
Naar aanleiding van voormeld kort gedingvonnis stelt [betrokken bedrijf 1] [ged. conv./eis. reconv.] van 3 oktober 2022 tot en met 31 januari 2023 op non-actief.
3 De vordering en het verweer in conventie
[eis. conv./ged. reconv.] vordert - samengevat - dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [ged. conv./eis. reconv.] veroordeelt om aan [eis. conv./ged. reconv.] te betalen een bedrag van € 132.000,00, te verhogen met de buitengerechtelijke incassokosten van € 2.095,00, en de proceskosten (inclusief nakosten), te vermeerderen met eventueel verschuldigde wettelijke rente.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt [eis. conv./ged. reconv.] kort gezegd dat [ged. conv./eis. reconv.] het concurrentiebeding zoals neergelegd in artikel 16 van de arbeidsovereenkomst van 25 februari 2020 herhaaldelijk en langdurig heeft overtreden in de periode van 1 februari 2022 tot 3 oktober 2022, omdat zij bij directe concurrent [betrokken bedrijf 1] in dienst is getreden en daar werkzaamheden als uitvaartverzorger heeft verricht. Hierdoor heeft zij boetes verbeurd tot een bedrag van in totaal € 132.000,00 (€ 10.000,00 + (244 dagen x € 500,00)). Daarnaast is [ged. conv./eis. reconv.] op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c van het Burgerlijk Wetboek (BW) buitengerechtelijke incassokosten aan haar verschuldigd, aldus [eis. conv./ged. reconv.] .
[ged. conv./eis. reconv.] voert gemotiveerd verweer en concludeert primair tot niet-ontvankelijkheid van [eis. conv./ged. reconv.] , dan wel tot afwijzing van de vordering, en subsidiair om de gevorderde boete te matigen tot nihil, met veroordeling van [eis. conv./ged. reconv.] in de proceskosten (inclusief nakosten), te vermeerderen met de eventueel verschuldigde wettelijke rente.
[ged. conv./eis. reconv.] voert samengevat aan dat [eis. conv./ged. reconv.] bij het aangaan van het concurrentiebeding in strijd met de informatieplicht van artikel 7:665a BW en/of de eisen van goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW) - en daarmee onrechtmatig - heeft gehandeld, waardoor zij geen beroep kan doen op dat beding. Daarnaast betwist [ged. conv./eis. reconv.] dat zij het concurrentiebeding heeft overtreden, omdat [betrokken bedrijf 1] en [eis. conv./ged. reconv.] volgens haar geen concurrenten van elkaar zijn in de zin van het beding. Indien de kantonrechter zou oordelen dat wel sprake is van overtreding van het beding, verzoekt [ged. conv./eis. reconv.] om matiging van de boete. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten moet worden afgewezen bij gebrek aan onderbouwing, zo betoogt [ged. conv./eis. reconv.] .