Home

Rechtbank Gelderland, 02-05-2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:3403, 11113076

Rechtbank Gelderland, 02-05-2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:3403, 11113076

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
2 mei 2025
Datum publicatie
12 mei 2025
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2025:3403
Zaaknummer
11113076

Inhoudsindicatie

Schending waarheids- en volledigheidsplicht (art. 21 Rv). Werkgever vordert opleidingskosten van werknemer. Werknemer vordert uitbetaling vakantie-uren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Nijmegen

Zaaknummer: 11113076 \ CV EXPL 24-1499

Vonnis van 2 mei 2025

in de zaak van

[eiseres] ,

te [woonplaats] ,

eisende partij in conventie,

verwerende partij in reconventie,

hierna te noemen: [eiseres] ,

gemachtigde: mr. M. Butter,

tegen

[gedaagde] ,

te [woonplaats] ,

gedaagde partij in conventie,

eisende partij in reconventie,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

gemachtigde: mr. D.F. de Hamer.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 21 juni 2024

- de conclusie van antwoord in reconventie- de e-mail van 15 november 2024 met producties 18 tot en met 24 van [gedaagde]

- de e-mail van 18 november 2024 met productie 25 van [gedaagde]- de mondelinge behandeling van 19 november 2024, waar de gemachtigde van [eiseres] en de gemachtigde van [gedaagde] het woord hebben gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen. Door de griffier zijn verdere aantekeningen gemaakt

- de akte van 3 december 2024 met producties 29 tot en met 31 van [eiseres]

- de antwoordakte van 31 december 2024 met producties 25 tot en met 28 (bedoeld zal zijn producties 26 tot en met 29) van [gedaagde] , tevens houdende akte vermeerdering van eis

- de antwoordakte van 29 januari 2024 met producties 32 tot en met 39 van [eiseres] .

1.2.

Daarna is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Op 1 februari 2018 is [gedaagde] bij [eiseres] in dienst getreden in de functie van basispsycholoog.

2.2.

[eiseres] en [gedaagde] hebben op 16 december 2019 digitaal een studieovereenkomst ondertekend. Op 18 december 2019 hebben ze de overeenkomst opnieuw, maar nu analoog, getekend. In de studieovereenkomst staat, voor zover hier van belang, het volgende:

(...)

Artikel 1: Opleiding

Voor de opleiding tot GZ-psycholoog verstrekt werkgever aan werknemer een tegemoetkoming in de studiekosten (zie artikel 2).

Artikel 2: Hoogte tegemoetkoming studiekosten

a. De tegemoetkoming in de studiekosten bedraagt 100% van de cursus- en lesgelden conform bijgaand overzicht.

(...)

Artikel 3: Terugbetalingsverplichting werknemer

a. Indien werknemer een studiekostenvergoeding heeft ontvangen en de studie niet succesvol heeft afgerond, dan wel binnen een bepaalde tijd, tijdens de studie of nadat hij het aan de studie verbonden examen (certificaat, diploma, bewijs van deelname) met succes heeft afgelegd de dienstbetrekking beëindigd kan de werkgever de opleidingskosten volgens onderstaand schema terugvorderen allereerst middels een netto-inhouding op het salaris:

Bij uitdiensttreding, op initiatief werknemer, tijdens de studie; 100% van de gemaakte opleidingskosten;

Bij uitdiensttreding, op initiatief werknemer, na afronding van de studie: binnen het eerste, tweede, derde, vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste, negende en tiende jaar: respectievelijk 100%, 90, 80%, 70%, 60%, 50%, 40%, 30%, 20% en 10% van de gemaakte opleidingskosten;

Bij het niet behalen van het diploma binnen twee jaar van de geplande opleidingsduur: 100% van de gemaakte opleidingskosten.

b. De hiervoor genoemde terugbetalingsregeling is eveneens van toepassing als op initiatief van werkgever het dienstverband op grond van een dringende reden zoals omschreven in artikel 7:677 BW (ontslag op staande voet) wordt beëindigd, dan wel indien sprake is van ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens redelijke gronden;

(...)

Bijlage cursus- en lesgelden bij de studieovereenkomst (...)

Omschrijving kosten Bedrag incl. btw

Opleidingskosten 2 jaar 16.920,00

(...)

2.3.

[gedaagde] is op 1 januari 2020 met de 2-jarige opleiding tot GZ-psycholoog gestart.

2.4.

Op 14 september 2020 is [gedaagde] gedeeltelijk arbeidsongeschikt geworden. Op 12 april 2021 is zij volledig arbeidsongeschikt geraakt. Zij was niet meer in staat haar werkzaamheden te verrichten bij [eiseres] en ook niet om aan haar studieverplichtingen te voldoen.

2.5.

[eiseres] heeft [gedaagde] op 13 april 2022 per e-mail het volgende bericht: “(...) In de tussen partijen schriftelijk gesloten studieovereenkomst is klip en klaar afgesproken dat de werknemer 100% van de gemaakte opleidingskosten dient terug te betalen bij het niet behalen van het diploma binnen twee jaar van de geplande opleidingsduur. Hierop zijn geen uitzonderingen gemaakt. (...)

Cliënte blijft dan ook op grond van de tussen partijen uitdrukkelijk overeengekomen studieovereenkomst van mening dat zij de gemaakte opleidingskosten sedert 1 januari 2022 kan terugvorderen.

(...)

Voorts is cliënte thans bereid om de terugbetalingsverplichting vanwege de arbeidsongeschiktheid van de werknemer voorlopig op te schorten om de werknemer toch nog de kans te bieden de opleiding voort te zetten en alsnog uiterlijk binnen vier jaar (in plaats van binnen twee jaar) na 1 januari 2020 succesvol af te ronden.

(...)

2.6.

Op 22 december 2022 hebben [eiseres] en [gedaagde] een vaststellingsovereenkomst gesloten. Daarin staat het volgende:

(...)

De werknemer is langer dan twee jaar arbeidsongeschikt. De verzekeringsarts van het UWV heeft op 18 augustus geoordeeld dat er geen arbeidsmogelijkheden zijn en aangegeven niet te verwachten dat de werknemer binnen 26 weken in staat zal zijn de bedongen arbeid dan wel de bedongen arbeid in aangepaste vorm te hervatten. Vanaf 12 september 2022 ontvangt de werknemer een WIA-uitkering van het UWV.

(...)

1. De arbeidsovereenkomst zal met wederzijds goedvinden eindigen op 22 december 2022.

2. Bij beëindiging van het dienstverband wordt aan de Werknemer de wettelijke transitievergoeding uitbetaald. (...)

3. De Werkgever zal de eindafrekening bij beëindiging van het dienstverband opmaken en de op grond daarvan aan de Werknemer eventueel toekomende bedragen (pro rata vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en eventueel openstaande vakantie-uren) uiterlijk binnen vier weken na einde dienstverband uitbetalen.

(...)

9. De schriftelijk overeengekomen studieovereenkomst inclusief de daarin opgenomen terugbetalingsverplichting blijft eveneens onverkort van toepassing en valt derhalve uitdrukkelijk niet onder de finale kwijting van artikel 10 in deze overeenkomst;

(...)

2.7.

In januari 2024 heeft [eiseres] [gedaagde] verzocht door te geven of zij haar opleiding met succes had afgerond. Toen [gedaagde] aangaf dat zij haar opleiding niet had kunnen afronden, heeft [eiseres] per e-mail van 14 februari 2024 laten weten dat zij binnen 10 dagen terugbetaling wilde van de opleidingskosten. [gedaagde] is niet overgegaan tot betaling.

3 Het geschil

in conventie

3.1.

[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

a. a) te verklaren voor recht dat [gedaagde] gehouden is uit hoofde van de studieovereenkomst de opleidingskosten van € 16.920,00 terug te betalen;

b) [gedaagde] te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] het bedrag van € 16.920,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;

met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

3.2.

[eiseres] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Toen [gedaagde] bij [eiseres] in dienst was, hebben beide partijen een studieovereenkomst ondertekend. In artikel 3 onder a, aanhef en onder de derde bullet, van die overeenkomst staat dat als [gedaagde] het diploma niet binnen twee jaar van de geplande opleidingsduur behaalt, ze 100% van de gemaakte opleidingskosten moet terugbetalen aan [eiseres] . Dat komt neer op € 16.920,00. De opleiding is in 2020 gestart en [gedaagde] heeft de opleiding niet met goed gevolg afgerond, dus moet [gedaagde] de opleidingskosten terugbetalen. [eiseres] vordert dus nakoming. Hoewel [eiseres] begin 2022 al bevoegd was tot terugvordering, heeft ze uit coulance tot 2024 met die terugvordering gewacht en [gedaagde] twee jaar extra gegeven om de opleiding te behalen of tot terugbetaling over te gaan. Ook begin 2024 heeft [gedaagde] de opleiding echter niet behaald en is ze niet tot terugbetaling overgegaan. Naast de opleidingskosten vordert [eiseres] wettelijke rente, omdat [gedaagde] niet tijdig heeft betaald.

3.3.

[gedaagde] voert verweer. Primair stelt zij zich op het standpunt dat het studiekostenbeding nietig is, omdat sprake was van verplichte scholing (ex artikel 7:611a lid 4 BW). Subsidiair stelt [gedaagde] dat in het beding geen terugbetalingsverplichting bij arbeidsongeschiktheid is overeengekomen, danwel dat dit onvoldoende duidelijk voor [gedaagde] is uiteengezet en [eiseres] er daarom geen beroep op kan doen, althans dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid is om terugbetaling te verlangen. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de werkelijke kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

in reconventie

3.5.

[gedaagde] vordert, na vermeerdering van eis, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

a. a) [eiseres] te veroordelen tot betaling aan [gedaagde] van € 2.950,37, te vermeerderen met de wettelijke rente en wettelijke verhoging over dit bedrag vanaf 22 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;

b) [eiseres] te veroordelen tot betaling van € 420,04 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van bedoelde termijn voor voldoening tot aan de dag van de algehele voldoening;

c) [eiseres] te gebieden de gecorrigeerde loonstroken over de periode van 1 januari 2020 tot einde dienstverband aan [gedaagde] te verstrekken binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan met een maximum van € 10.000,00;

met veroordeling van [eiseres] in de werkelijke proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.6.

[gedaagde] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Toen [gedaagde] uit dienst ging bij [eiseres] hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten. In artikel 3 van die overeenkomst staat dat [eiseres] binnen vier weken na het einde van het dienstverband vakantie-uren zal uitbetalen. Die afspraak komt [eiseres] niet na. [gedaagde] heeft recht op 202,21 vakantie-uren. [eiseres] heeft er slechts 96,99 uitbetaald, dus [gedaagde] heeft nog recht op 105,22 uur. Uitgaande van een uurloon van € 28,04 bruto, vordert [gedaagde] daarom € 2.950,37. De wettelijke rente over dit bedrag en de wettelijke verhoging over dit bedrag zijn verschuldigd, omdat [eiseres] te laat betaalt. De buitengerechtelijke incassokosten moet [eiseres] betalen, omdat [gedaagde] [eiseres] heeft moeten aanmanen en daar kosten voor heeft gemaakt. Tot slot moet [eiseres] gecorrigeerde loonstroken afgeven (art. 7:626 BW). Na ondertekening van de vaststellingsovereenkomst is te weinig uitbetaald loon, alsnog door [eiseres] betaald. Van die uitbetaling heeft [gedaagde] nooit correcte loonstroken gekregen. Daardoor kan [gedaagde] niet de correcte WIA-uitkering ontvangen, maar ontvangt zij een lagere uitkering dan waar zij recht op heeft. [eiseres] weigert deze loonstroken af te geven; daarom is ook een dwangsom op z’n plaats aldus [gedaagde] .

3.7.

[eiseres] voert verweer. Volgens haar zijn de vakantie-uren van 2021 per 1 juli 2022 komen te vervallen (ex artikel 7:640a BW) en overigens ook in dat jaar genoten. [eiseres] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] , met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.

3.8.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling in conventie en in reconventie

5 De beslissing