Home

Rechtbank Haarlem, 14-02-2003, AF4550, 15/035557-01

Rechtbank Haarlem, 14-02-2003, AF4550, 15/035557-01

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
14 februari 2003
Datum publicatie
14 februari 2003
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2003:AF4550
Zaaknummer
15/035557-01

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

SECTOR STRAFRECHT

MEERVOUDIGE STRAFKAMER

Parketnummer: 15/035557-01

Uitspraakdatum: 14 februari 2003

Tegenspraak

VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 januari 2003 in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats],

thans gedetineerd in P.I. Vught, Nieuw Vosseveld 1 HvB, Vught, Lunettenlaan 501.

1. Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I (a en b) aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging van de feiten 1 en 2 ter terechtzitting gewijzigd. Een kopie van die vordering is als bijlage II (a en b) bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.

2. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3. Bewijs

3.1 Vrijspraak

Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

3.2 Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan op de wijze als vermeld in de van dit vonnis deel uitmakende bijlage III.

Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4. Strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:

feit 1:

medeplegen van moord;

feit 2:

uitlokking van poging tot moord.

5. Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6. Motivering van sanctie(s) en van overige beslissingen

Hoofdstraf

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, met name uit de bespreking aldaar van de brief d.d. 5 februari 2002 van de heer R.J. Schoop, psychiater, alsmede van de vanwege het Pieter Baan Centrum uitgebrachte brief d.d. 26 november 2002 waarin verslag is gedaan van het verblijf van verdachte in deze kliniek gedurende een drietal weken.

In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.

Verdachte is samen met zijn mededader betrokken geweest bij twee afschuw wekkende delicten.

Kennelijk op zoek naar avontuur reden verdachte en zijn metgezel in de vroege ochtend van 9 september 2001, in het bezit van een vuurwapen, in een auto. In die situatie stelde verdachte aan de orde of zijn metgezel voldoende lef zou hebben om iemand neer te schieten en heeft hij vervolgens door het geven van aanwijzingen en het schietklaar maken van het vuurwapen die metgezel uitgelokt de daad bij het woord te voegen. Slachtoffer van die drieste actie werd een volstrekt willekeurige passante, die eerst gedurende enige tijd met de auto werd gevolgd en vervolgens op een moment dat beide auto's voor een verkeerslicht moesten wachten zonder waarschuwing vooraf door verdachte's metgezel met het door verdachte overhandigde wapen werd beschoten. Slechts door snel weg te duiken heeft het slachtoffer deze aanslag overleefd. Het slachtoffer, dat op dat moment vreesde voor haar leven, ondervindt nog steeds ernstige psychische gevolgen van deze traumatische gebeurtenis en heeft aan het op haar afgevuurde schot een blijvend ontsierend litteken op haar schouder overgehouden. Met de uitlokking van dit misdrijf heeft verdachte daaraan een essentiële bijdrage geleverd.

In de nacht van 15 op 16 oktober 2001 was het verdachte zelf die op een nietsvermoedende persoon schoten afvuurde. Verdachte en zijn mededader hebben deze aanslag op de afnemer van een partij drugs waarmee een flink bedrag aan geld gemoeid was, tevoren gepland, hetgeen mede blijkt uit de omstandigheid dat beiden tassen met kleding in de auto hadden gezet teneinde even weg te kunnen blijven, maar ook uit het feit dat verdachte en zijn mededader met het slachtoffer zijn gereden naar een plaats waar op dat tijdstip geen publiek verwacht hoefde worden. Terwijl zijn mededader de aandacht van het slachtoffer afleidde, schoot verdachte het slachtoffer van dichtbij met behulp van het meegenomen vuurwapen door het hoofd. Vervolgens heeft verdachte nog een aantal kogels op het slachtoffer, dat trachtte weg te komen, afgevuurd. Verdachte en zijn mededader hebben zich hierop met de auto snel uit de voeten gemaakt en hebben het slachtoffer achtergelaten. Door deze moord is op brute en volstrekt oninvoelbare wijze een man van het leven beroofd en is aan de nabestaanden van dit slachtoffer onherstelbaar leed toegebracht.

Kenmerkend voor beide delicten is dat geen van beide slachtoffers de verdachte of zijn mededader iets had aangedaan. De een was slechts een toevallige en onbekende passante en de ander was een relatie van verdachte in de XTC-handel, met wie het - zo is uit het onderzoek ter terechtzitting duidelijk geworden - goed zaken doen was. Met beide delicten heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor het leven van een ander mens.

Dergelijke feiten schokken de rechtsorde in ernstige mate en brengen daarnaast bij de burgers gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid teweeg.

Verdachte heeft niet willen meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek in het Pieter Baan Centrum. Overigens is voor de rechtbank niet aannemelijk geworden dat de delicten aan verdachte in verminderde mate toegerekend zouden moeten worden.

Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank de jeugdige leeftijd van verdachte in aanmerking genomen.

Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [naam benadeelde partij 1], broer van het slachtoffer [naam slachtoffer], heeft een vordering tot schadevergoeding van € 4.649,71 ingediend tegen verdachte; deze betreft vergoeding van de kosten van de begrafenis van [naam slachtoffer].

De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit 1. De vordering zal dan ook worden toegewezen. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank zal bepalen dat, indien de medeverdachte het bedrag van € 4.649,71 geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.

De benadeelde partij [naam benadeelde partij 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 9.129,47 ingediend tegen verdachte, waarvan € 4.129,47 wegens materiële schade en € 5.000,00 wegens immateriële schade.

De rechtbank is van oordeel dat deze materiële en immateriële schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig zijn vast te stellen en rechtstreeks voortvloeien uit het onder feit 2 subsidiair bewezenverklaarde. De vordering zal dan ook worden toegewezen. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [naam benadeelde partij 2] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank zal bepalen dat, indien de medeverdachte het bedrag van € 9.129,47 geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.

Schadevergoedingsmaatregel

Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] is toegewezen, te weten € 4.649,71.

De rechtbank acht eveneens termen aanwezig om een schadevergoe-dingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij 2] is toegewezen, te weten € 9.129,47 .

Onttrekking aan het verkeer

De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten 1 pistool met geluiddemper en 8 patronen, 1 patroon, 1 stuk munitie, 1 zak voorgedraaide joints, 1 gram wietresten in een zak met toppen en vloeitjes en 5 zakken, waarvan 4 met wiet en 1 zak met wietgruis in zilverfolie dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de bewezenverklaarde feiten met behulp van het pistool en de geluiddemper zijn begaan.

Het ongecontroleerde bezit van de patronen, de munitie, de voorgedraaide joints, de wietresten, toppen en vloeitjes en de zakken met wiet en wietgruis in zilverfolie is in strijd met de wet.

7. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Van toepassing zijn de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 47, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

8. Beslissing

De rechtbank:

Spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair tenlastegelegde feit.

Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld in bijlage III van dit vonnis.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZESTIEN JAREN.

Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.

Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] geleden schade tot een bedrag van € 4.649,71 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [naam benadeelde partij 1], voornoemd, rekeningnummer [nummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.

Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.

Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.

Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [naam benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 4.649,71, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 46 dagen hechtenis.

Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] en/of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.

Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1].

Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [naam benadeelde partij 2] geleden schade tot een bedrag van € 9.129,47 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [naam benadeelde partij 2], voornoemd, rekeningnummer [nummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.

Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam benadeelde partij 2] gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.

Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.

Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [naam benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 9.129,47, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 90 dagen hechtenis.

Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij 2] en/of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.

Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij 2].

Verklaart onttrokken aan het verkeer:

- 1.00 STK Patroon

win2.5auto

- 1.00 STK Drugs

zak voorgedraaide joints in Alditas

- 1.00 GR Wiet

resten

witte zak met wiet-resten, toppen en vloeitjes

- 5.00 STK Zak

4 zakken wit (de rechtbank begrijpt: wiet), 1 zak wietgruis verpakt in zilverfolie

- 1.00 STK Pistool Kl: zwart

7365

incl. gel.demper + 8 patronen in tas

Gelast de teruggave aan verdachte van de goederen welke zijn vermeld op de beslaglijst, welke als bijlage IV (a, b, c en d) bij dit vonnis is gevoegd.

9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door

mr. Verpalen, voorzitter,

mrs. Sicking en De Vries, rechters,

in tegenwoordigheid van de griffier mr. Thijs

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 februari 2003.